De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Inflatie en koopkracht

Verwante presentaties


Presentatie over: "Inflatie en koopkracht"— Transcript van de presentatie:

1 Inflatie en koopkracht
Havo 3 Integraal in balans: Economie thuis Paragraaf 2.4: Koopkracht bruto- en nettoloon

2 Nominale stijging van je inkomen
Je inkomen in 2016 was € Je inkomen in 2017 werd € Je inkomen is gestegen met € 500 ofwel 2,5% Dit noemen we de nominale stijging van je inkomen De nominale stijging van je inkomen is dus de toename van het inkomen in geld

3 Inflatie Ieder jaar worden producten en diensten (iets) duurder
Het CBS houdt die stijgingen bij en berekent hieruit de algemene stijging van het prijspeil (in 2017 was dat 1,4%) Dit wordt de inflatie genoemd: de stijging van het prijspeil Door de inflatie kun je met je inkomen minder goederen en diensten kopen

4 Reële stijging van je inkomen
De koopkracht is de hoeveelheid producten die je kunt kopen van je geld Jouw koopkracht gaat erop vooruit als de nominale stijging van je inkomen groter is dan de inflatie De reële inkomensstijging is de koopkrachtstijging van je inkomen

5 Terug naar ons voorbeeld
De nominale stijging van het inkomen in 2017 is 2,5% De inflatie in 2017 is 1,4% De procentuele stijging van het inkomen is groter dan de inflatie De koopkracht is gestegen

6 Indexcijfers Om stijgingen (en dalingen) in de tijd makkelijk te kunnen volgen, wordt vaak gebruik gemaakt van indexcijfers Een indexcijfer is een verhoudingsgetal tussen de waarde van een grootheid in een bepaalde periode en de waarde in de basisperiode Formule indexcijfer = waarde in het verslagjaar waarde in het basisjaar x 100

7 Hoe lees je een indexcijfer?
Indexcijfers wijzen steeds terug naar het basisjaar Het basisjaar is het jaar waarmee alle andere cijfers vergeleken worden Het basisjaar heeft het indexcijfer 100 Je vergelijkt dan de waarde met zichzelf: teller en noemer zijn gelijk, de uitkomst is dus altijd 1 en 1 x 100 = 100

8 In de gaten houden! Een indexcijfer groter dan 100: de waarde is gestegen t.o.v. het basisjaar Een indexcijfer gelijk aan 100: de waarde is gelijk t.o.v. het basisjaar Een indexcijfer kleiner dan 100: de waarde is gedaald t.o.v. het basisjaar Om het verschil tussen twee indexcijfers te berekenen mag je ze NOOIT van elkaar aftrekken: gebruik (Nieuw ― Oud) / Oud x 100%

9 Indexcijfers en vorig jaar
Vergelijk je dit jaar met het vorige jaar dan is het vorige jaar het basisjaar Het indexcijfer van dit jaar wordt dan: Percentage + 100 Loonstijging t.o.v. vorig jaar is 5% ―> indexcijfer is = 105 Moet je terug van een indexcijfer naar een percentage: Indexcijfer ― 100 Indexcijfer is 98 ―> percentage is 98 ― 100 = ― 2%

10 De koopkracht van je inkomen
Om de verandering van de koopkracht van het inkomen te berekenen gebruiken we de formule: RIC = NIC PIC x 100 Hierbij staat NIC voor IndexCijfer Nominaal inkomen ofwel het Loonindexcijfer PIC voor Prijs IndexCijfer ofwel de consumentenprijsindex CPI RIC voor IndexCijfer Reëel inkomen Let op: CPI is niet hetzelfde als inflatie; bij inflatie worden alle prijzen meegenomen, bij de CPI alleen een mandje met goederen en diensten

11 De koopkracht en het voorbeeld - 1
Even terug naar het voorbeeld: De nominale stijging van het inkomen 2017 was 2,5% De inflatie in 2017 was 1,4% Hoeveel is nu de koopkracht in procenten veranderd? Eerst van de percentages indexcijfers maken: NIC = 2, = 102,5 PIC = 1, = 101,4

12 De koopkracht en het voorbeeld - 2
Vul de gevonden indexcijfers in in de formule RIC = NIC PIC x 100 RIC = 102,5 101,4 x 100 RIC = 1, x 100 = 101,08 Het indexcijfer is groter dan 100 dus een stijging t.o.v. vorig jaar Vervolgens moeten we nog van het indexcijfer een percentage maken Indexcijfer – 100 = 101,08 – 100 = 1,08% hogere koopkracht dan vorig jaar

13 Voorbeeld 2.2

14 Voorbeeld 2-2: uitwerking

15 Voorbeeld 2.3

16 Voorbeeld 2.3: uitwerking


Download ppt "Inflatie en koopkracht"

Verwante presentaties


Ads door Google