Les 3 Lezen 4.2, 4.3 en 4.4
Lezen 4.2 – argumenten beoordelen Argumenten kan je gebruiken om een standpunt te verdedigen of het standpunt van een ander aan te vallen. Twee soorten argumenten: Objectieve argumenten - gebaseerd op feiten, onderzoek, wetenschap of algemeen aanvaarde normen of waarden Subjectieve argumenten - gebaseerd op vermoedens, levensbeschouwelijke overtuiging of persoonlijke waardeoordelen
Voorbeelden: Objectief argument voor de stelling ‘Alle kinderen moeten verplicht gevaccineerd worden’: “Hoe meer kinderen er gevaccineerd zijn, hoe kleiner de kans op de uitbraak van ziektes.” Subjectief argument tegen de stelling ‘Alle kinderen moeten verplicht gevaccineerd worden’: “Alleen God beslist over leven en dood en ziek zijn of niet. Hij heeft de regie over wat er op de wereld gebeurt en daar moeten wij ons niet mee bemoeien.”
Slechte argumenten (drogredenen) Verkeerde vergelijking ‘Ach, wat klagen die studenten nou eigenlijk? Sommige winkeliers werken ook op koopavonden en in het weekend’ Generalisatie ‘Mijn buurman heeft een uitkering, maar kan best werken. Werklozen zijn gewoon te beroerd om te werken’. Of : ‘Dat is toch algemeen bekend?’ Vals dilemma ‘Heb je nog nooit gezoend? Wat een loser ben jij’
Nog meer drogredenen Persoonlijke aanval “Dus jij denkt dat je op jouw leeftijd daar wat zinnigs over kan zeggen? Je weet nog zo weinig jongen.” Onjuist beroep op autoriteit
Nog meer drogredenen Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie ‘Als je je been gebroken hebt, moet dat been in het gips. Marja heeft haar been in het gips, dus zij heeft een gebroken been.’ ‘Als je oefenexamens maakt, haal je vaak een voldoende. Danny heeft een onvoldoende, dus hij heeft geen oefenexamens gemaakt.’ Bespelen van het gevoel van publiek of tegenstander ‘Geniet je van je schnitzel? Dat varken heeft niet van zijn leven kunnen genieten..’. ‘Een flexibel contract is een slecht idee, want jullie weten allemaal hoe vervelend het is om in onzekerheid te leven.’ Maar ook hier: ‘Dat is toch algemeen bekend?’
4.3 - betoog Met een betoog probeert de schrijver/spreker jou te overtuigen van zijn gelijk. Dit doet hij/zij door het geven van argumenten voor én argumenten tegen zijn standpunt. De tegenargumenten (argumenten van de partij met een ander standpunt) haalt hij/zij daarin onderuit. Doel = publiek overtuigen van jouw standpunt Voorbeelden van onderwerpen van een betoog: euthanasie, abortus, verbieden alcoholreclames, legalisatie wietteelt, verplichte anticonceptie voor zwakbegaafden, etc.
4.4 - beschouwing Bij een beschouwing probeert de schrijver/spreker een onderwerp te verduidelijken, door het gebruik van betrouwbare feiten te geven. Verschillende meningen! Doel: jou te laten kiezen welke “kant” jij beter vindt. Doel van een betoog is dus: informeren https://www.volkskrant.nl/kijkverder/2017/sleepnet/
En nu: huiswerk Lezen 4.2, 4.3 en 4.4 (exclusief examenopdrachten) de laatste drie paragrafen over het onderdeel ‘Lezen’. Vanaf bladzijde 88