De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Schrijven 2.5 en 2.6 Formuleren en stijl 2.3 en 2.4

Verwante presentaties


Presentatie over: "Schrijven 2.5 en 2.6 Formuleren en stijl 2.3 en 2.4"— Transcript van de presentatie:

1 Schrijven 2.5 en 2.6 Formuleren en stijl 2.3 en 2.4
Les 3 Schrijven 2.5 en 2.6 Formuleren en stijl 2.3 en 2.4

2 Schrijven 2.5 – informatief artikel
In een informatief artikel geef je achtergrondinformatie over een bepaald onderwerp. Tekst bevat veel feiten, soms meningen van anderen. De schrijver geeft zelf zijn mening niet! Zorg ervoor dat je kunt controleren waar informatie vandaan komt. Veel aan bod geweest in eerdere periodes. Jullie kunnen prima inschatten welke teksten informeren als doel hebben.

3 Tekststructuren Informatieve artikelen kun je volgens verschillende structuren opbouwen. Geschikte tekststructuren: - vraag-antwoordstructuur  je stelt een vraag en geeft antwoorden - aspectenstructuur  je bespreekt verschillende kanten van het onderwerp - probleem-oplossingsstructuur  je signaleert een probleem en gaat in op de gevolgen, oorzaken en oplossingen van dit probleem. Bij langere artikelen moet je signaalwoorden gebruiken voor een dui n delijke structuur. Je hebt ze nodig om structuur aan te brengen en verbanden te leggen.

4 2.6 - Betoog Zie hiervoor de uitgebreide PowerPoint ‘Uitleg betoog’, die op Wiki staat. Ik ga ervan uit dat jullie precies weten wat een betoog is en wat de kenmerken ervan zijn.

5 Formuleren 2.3 – dubbelop of door elkaar
Onjuiste herhaling: het onjuist herhalen van (delen van) verwijswoorden: - Het doen van belastingaangifte is iets waarmee veel mensen moeite mee hebben. - Aan die ruzie moet nu echt een einde aan komen. - Ik heb geen geld om op stap te gaan, maar ik heb er ook weinig zin in ook. Twee woorden betekenen (deels) hetzelfde: - Ik hou van rood fruit, zoals bijvoorbeeld frambozen en aardbeien. - Thijs blijft altijd tot laat in de kroeg, want hij is immers vrijgezel. - Misschien kunnen we wellicht wat geld voor de vluchtelingen inzamelen.

6 Maar ook: pleonasmen! Het geheel met water omringde eiland, is populair bij Duitse vakantiegangers. De vrouwelijke agente sloeg de agressieve man direct in de boeien. “Onze kaas heeft minimaal 24 weken gerijpt op houten planken”. De ronde bal vloog dwars door de glazen ruit. De witte sneeuw ziet er prachtig uit. De bal valt naar beneden.

7 Dubbele ontkenning Populair in plattelandsdorpen! “Ik drink nooit geen alcohol” “Ik eet nooit geen sla” “Wij willen voorkomen dat er geen ongelukken gebeuren” Min en min wordt plus!

8 Contaminatie Bij een contaminatie haal je twee woorden of uitdrukkingen door elkaar. “Ik ben de kaart kwijt” “Die telefoon kost te duur” “Ik ben de laatste tijd zwaarder gaan wegen” “Er was een hoop commotie over te doen” “Het escaleert helemaal uit de hand!” “Wil je dat nog even voor mij nachecken?” “Jullie halen alles door de war” De lijst is oneindig!

9 Allerlei taalproblemen
Me/mij-mijn, je/jou/jouw, u/uw, ons/onze Gebruik mijn, jouw, uw en onze om bezit aan te duiden. “Heb je mijn fiets gezien? Ik heb jouw fiets wel zien staan”. “Uw en onze auto staan op een invalidenparkeerplaats”. Gebruik in alle andere gevallen mij, jou, u of ons. In sommige gevallen mag je ook de korte vorm van mij (me) en jou (je) gebruiken: - Duncan heeft me/je de planning gegeven - Wie wil me/je even helpen?

10 Als of dan Bij een verschil gebruik je ‘dan’, bij een overeenkomst ‘als’. Het is zo simpel hè… De sprinter was 0,0001 seconde sneller als/dan zijn concurrent Ik ben een stuk gelukkiger als/dan hij We vinden het net zo vervelend als/dan Ik verdien net zoveel als/dan jij Mijn laptop is net iets sneller als/dan de jouwe Het is een stuk moeilijker als/dan ik had verwacht

11 En verder Paragraaf biedt antwoord op de volgende dilemma’s: - Grootte of grote? - Kunnen of kennen? - Liggen of leggen? - Welke, die of dat? Dit komt terug op de toets, maar mag je zelf uitvogelen (anders wordt de uitleg wel erg lang..)

12 Huiswerk Schrijven 2.5 en 2.6 (vanaf bladzijde 110) en Formuleren en stijl 2.3 en 2.4 (vanaf bladzijde 234)

13 Fout:. Goed: Als/dan hem. Als/dan hij Als/dan jou
Fout: Goed: Als/dan hem Als/dan hij Als/dan jou Als/dan jij Als/dan mij Als/dan ik Als/dan haar Als/dan zij Als/dan hun Als/dan zij Als/dan ons Als/dan wij


Download ppt "Schrijven 2.5 en 2.6 Formuleren en stijl 2.3 en 2.4"

Verwante presentaties


Ads door Google