Thema 3: Signaleren van leerlingen met dyslexie In dit college wordt ingegaan op hoe signalering van lees- en spellingproblemen vormgegeven kan worden middels een goede overdracht po-vo, de inzet van signaleringsinstrumenten en observaties.
Passend onderwijs (2014) Elke school zorgplicht Elke leerling een passende onderwijsplek Samenwerking in regionale samenwerkingsverbanden Signaleren van belang In 2014 is Passend onderwijs ingevoerd waarmee scholen een zorgplicht hebben gekregen. Dit betekent dat scholen er verantwoordelijk voor zijn om leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, zoals dyslectische leerlingen, een goede onderwijsplek te bieden. Om dit te realiseren zijn regionale samenwerkingsverbanden opgericht. Deze samenwerkingsverbanden ontvangen de middelen voor de extra ondersteuning en verdelen deze middelen over de scholen. Dit betekent dat de scholen binnen het samenwerkingsverband afspraken moeten maken over welke begeleiding de scholen bieden aan welke leerlingen. Passend onderwijs beoogt meer maatwerk in het onderwijs, meer duidelijkheid over toewijzing van extra ondersteuning, minder bureaucratie, investering in leraren zodat zij in staat zijn goede, passende ondersteuning te bieden en betere afstemming tussen onderwijs en zorg. Met als uiteindelijk doel dat elke leerling een passende onderwijsplek heeft. Gezien de zorgplicht van scholen is het van belang dat zij goed zicht hebben op hun leerlingen en specifiek op welke (extra) ondersteuning leerlingen nodig hebben. Dit betekent dat scholen een signaleringsfunctie hebben. In het geval van dyslexie gaat het om het signaleren van lees- en spellingproblemen bij leerlingen. Bron: www.passendonderwijs.nl
Signaleren Overdracht po-vo Signaleringsinstrumenten Observaties Signalering van dyslexie en benodigde ondersteuning kan in het voortgezet onderwijs op verschillende momenten en manieren plaatsvinden. De gegevens die worden uitgewisseld tijdens de overdracht po-vo kunnen reden tot zorg zijn (1). Daarnaast kan signalering van mogelijke dyslexie plaatsvinden op basis van signaleringsinstrumenten (2), maar ook door gebruik te maken van observatiegegevens (3). Van een docent wordt niet gevraagd dat hij de diagnose dyslexie stelt. Wel wordt van hem verwacht dat hij eventuele dyslexiekenmerken herkent en hiernaar handelt. Wanneer hij opvallendheden in de lees- en/of spellingontwikkeling bij een leerling opmerkt, dient hij de zorgspecialist op school te waarschuwen.
Overdracht po-vo Wat doet de school aan dyslexie? Hebben de docenten voldoende kennis? Maar ook van essentieel belang: goede gegevensoverdracht po–vo Als dyslectische leerlingen de overstap naar het voortgezet onderwijs maken, zijn zij en hun ouders vaak erg gericht op het vinden van het antwoord op de vraag: wat doet de school aan dyslexie? Mede op basis daarvan wordt de schoolkeuze gemaakt. Dat de docenten de benodigde kennis over dyslexie hebben, is hierbij natuurlijk van belang. Maar daarnaast is het voor het waarborgen van de doorgaande lijn in de ontwikkeling essentieel dat er een goede gegevensoverdracht plaatsvindt van basisonderwijs (primair onderwijs) naar voortgezet onderwijs. Door op dat vlak een goede samenwerking te realiseren, kan de leerling die de overstap maakt naar de middelbare school, vanaf het begin zo goed mogelijk worden geholpen en kan er een ononderbroken begeleiding worden gerealiseerd. Aanvullende werkvorm 1 U kunt een link maken met de dvd ‘Leerlingen over dyslexie’. Hierin worden 12 VO leerlingen, die verschillende onderwijsrichtingen volgen, aan het woord gelaten. Zij vertellen over hun dyslexie aan de hand van 10 thema’s. Het thema ‘Schoolkeuze’ [2.30 min.] kan getoond worden.
Doorstroom dyslectische leerlingen Leergeschiedenis lezen en spellen Vragenlijst leergeschiedenis lees- en spellingvaardigheid Protocollen dyslexie Elk jaar stromen er weer leerlingen met lees- en/of spellingproblemen vanuit het basisonderwijs het voortgezet onderwijs binnen. Het gaat hier om leerlingen die op de basisschool al als dyslectisch gediagnosticeerd zijn, leerlingen waar in het onderwijskundig rapport staat vermeld dat er vermoedelijk sprake is van dyslexie, maar ook leerlingen die op de basisschool geen grote problemen hebben gehad met lezen en spellen. Zij vertonen in de brugklas, dan wel in de hogere jaren, opeens uitval. Van elke leerling ontvangt de vo school een onderwijskundig rapport. Leerlingen hebben, wanneer ze op het voortgezet onderwijs komen, al een hele leergeschiedenis achter de rug. Het is noodzakelijk dat de school op de hoogte is van deze leergeschiedenis en in het geval van mogelijke dyslexie: specifiek op het gebied van lezen en spellen. Om de voorinformatie van de basisschool nauwgezet in kaart te brengen, is de Vragenlijst leergeschiedenis lees- en spellingvaardigheid ontwikkeld. Een basisschool kan gevraagd worden deze lijst in te vullen als er in het onderwijskundig rapport of op het aanmeldingsformulier gesproken wordt over lees- en/of spellingproblemen. De Vragenlijst geeft informatie over het lees- en spellingniveau, maar ook over de manier waarop en het tempo waarin de vaardigheden zich ontwikkeld hebben. Daarnaast staat beschreven of de leerling extra hulp heeft ontvangen en waar deze extra hulp uit bestond. Het invullen van de vragenlijst vraagt van basisscholen een zekere tijdsinvestering. Het is daarom belangrijk dat zij zien dat er op het vo daadwerkelijk iets met de gegevens gedaan wordt en dat de effecten worden teruggekoppeld. Op een aantal plaatsen in het land is nauwe samenwerking tussen po en vo scholen reeds gerealiseerd via samenwerkingsverbanden. Deze nauwe samenwerking verbetert de afstemming en de overdracht. [voorbeeld Hedwig invoegen] Er is niet alleen een Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs. Ook binnen het basisonderwijs wordt er gebruik gemaakt van dyslexie protocollen.
Onderdeel Vragenlijst leergeschiedenis lees- en spellingvaardigheid (Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs – Bijlage 2)
Koude versus warme overdracht Koude overdracht: gegevens via formulieren en dossiers uitgewisseld Het invullen van vragenlijsten is een vorm van koude overdracht. Met koude overdracht bedoelen we dat de gegevens middels formulieren en dossiers worden uitgewisseld. Een overdracht waarbij er daadwerkelijk gesprekken tussen de scholen plaatsvinden, noemen we een warme overdracht. Dit heeft de voorkeur, omdat er in dat geval daadwerkelijk persoonlijk gesprekken over (zorg)leerlingen gevoerd worden. RT-vo = remedial teacher van het voortgezet onderwijs IB-po = intern begeleider van het primair onderwijs/basisonderwijs Kleijnen, R., Klein, B., Förrer, M., & Schoots, H. (2005). Procesbegeleiding overgang PO – VO. Conferentie ‘Dyslexie, daar zit meer achter’. Masterplan Dyslexie.
Koude versus warme overdracht Warme overdracht: uitwisseling via gesprekken: Vo bezoekt po-school (vooraf) Aanvullend telefonisch contact (remedial teacher vo met interne begeleider po) Aanvullende vragenlijst (schriftelijk) vanuit het vo (als gegevens niet duidelijk zijn) Contact met ouders en leerling over plan van aanpak (soms met leerkracht po) (Bron: Kleijnen, Klein, Förrer & Schoots, 2006) Het invullen van vragenlijsten is een vorm van koude overdracht. Met koude overdracht bedoelen we dat de gegevens middels formulieren en dossiers worden uitgewisseld. Een overdracht waarbij er daadwerkelijk gesprekken tussen de scholen plaatsvinden, noemen we een warme overdracht. Dit heeft de voorkeur, omdat er in dat geval daadwerkelijk persoonlijk gesprekken over (zorg)leerlingen gevoerd worden. RT-vo = remedial teacher van het voortgezet onderwijs IB-po = intern begeleider van het primair onderwijs/basisonderwijs Kleijnen, R., Klein, B., Förrer, M., & Schoots, H. (2005). Procesbegeleiding overgang PO – VO. Conferentie ‘Dyslexie, daar zit meer achter’. Masterplan Dyslexie.
Maar ook … Leerkracht groep 8 wordt uitgenodigd op vo → na enkele maanden onderwijs Telefonische terugkoppeling naar po → eind eerste schooljaar Aanvullende werkvorm 2: Laat de studenten (in tweetallen) bespreken hoe de overdracht bij hun op school plaatsvindt van het po naar het vo. Welke knelpunten signaleren zij hierin? Inventariseer de geconstateerde knelpunten.
Knelpunten Knelpunten aan bij de overdracht: 1. Onvoldoende aandacht + kennis dyslexie op scholen 2. Verschillende overdrachtsprocedures, onderwijsrapporten en leerlingdossiers 3. Soms alleen maar koude overdracht (bron: Poelman en Van den Dries, 2005) De overdracht vanuit het primair onderwijs verloopt nog niet altijd zoals het zou moeten. Poelman en Van den Dries (2005) geven hiervoor de volgende argumenten: Onvoldoende aandacht voor en kennis over dyslexie op scholen Verschillende overdrachtsprocedures, onderwijsrapporten en leerlingdossiers Sommige VO scholen vragen alleen maar de schoolresultaten en handelingsplannen van groep 7 en 8 op. Hierdoor krijgt de VO school geen volledig beeld. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat een leerling in groep 3 moeite had met de klank-letterkoppeling en in groep 3 en 4 aanvullende leesbegeleiding heeft gekregen. Dit is niet meer te herleiden, wanneer er slechts gegevens van bepaalde groepen worden opgevraagd. Belangrijke gegevens gaan dan verloren. Soms alleen maar koude overdracht Poelman, E., & Dries, E. van den. (2005). Perspectieven voor de overdracht. Remediaal, 5(6), 40-42.
Signaleringsinstrumenten vo Zinnendictee Stilleestoets Het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs bevat signaleringstoetsen die aan het begin van het schooljaar bij alle brugklasleerlingen kunnen worden afgenomen. Het signaleringsonderzoek naar dyslexie bestaat uit een zinnendictee en een stilleestoets. In 2005 is er een herziene versie van de signaleringstoetsen verschenen. De normering is bijgesteld en de overschrijftaak is komen te vervallen (van dit instrument bleek de signalerende waarde minder groot). Bij de toetsen is het van belang dat men zich houdt aan de afnamevoorschriften. Deze staan precies uitgeschreven. Daarbij is het ook belangrijk dat de toetsen zorgvuldig worden nagekeken. Een veelgehoord misverstand is dat dyslectische leerlingen de toetsen uit het protocol niet hoeven te maken. Ook dyslectische leerlingen en leerlingen bij wie al problemen met lezen en spellen zijn gesignaleerd, kunnen deze toetsen maken. Op deze manier kan het actuele lees- en spellingniveau in kaart worden gebracht. Het is zeker niet zo dat scholen zich moeten beperken tot de twee hier genoemde toetsen. Toetsen om zicht te krijgen op begrijpend lezen, woordenschat, rekenvaardigheid en het welbevinden van de leerling kunnen ook deel uitmaken van het signaleringsonderzoek om zo het beeld van een leerling zo compleet mogelijk te maken. Aanvullende werkvorm 5 Eventueel de studenten bij aanvang van het college zelf (een deel van) het zinnendictee en/of de stilleestoets behorende bij het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs laten maken.
Zinnendictee Het wonderlijke weer Spellingvaardigheid bij brugklasleerlingen 10 zinnen (differentiatie naar schooltype) Score: aantal fout geschreven woorden Met het zinnendictee wordt bepaald hoe de spellingvaardigheid bij brugklassers tot stand is gekomen. Per schooltype verschilt het aantal zinnen dat een leerling op moet schrijven. De moeilijkheidsgraad van de zinnen neemt toe. Het aantal fout geschreven woorden wordt opgeteld en er wordt per schooltype een vergelijking met een normgroep gemaakt. De ervaring leert dat het volgende geldt: hoe hoger het schooltype, hoe minder fouten (ondanks het feit dat de leerlingen meer zinnen moeten opschrijven).
Stilleestoets "Hoe gevaarlijk is een tekenbeet?" Stilleessnelheid bij brugklasleerlingen Per minuut rondje om laatst geschreven woord (totale tijd: 3 minuten) Score: gemiddeld aantal gelezen woorden in 1 minuut Met de stilleestoets wordt de stilleessnelheid van brugklasleerlingen bepaald. Er is gekozen voor een stilleestoets, omdat toetsen waarbij leerlingen hardop moeten lezen zeer tijdsintensief zijn. De leerlingen krijgen drie minuten de tijd om de tekst ‘Hoe gevaarlijk is een tekenbeet?’ te lezen en moeten daarbij na elke minuut een rondje om het laatst gelezen woord zetten. Na drie minuten wordt de tekst opgehaald en noteert de leerling wat hij nog weet over het verhaal. Uiteindelijk wordt de gegeven samenvatting niet gescoord. Mocht het zo zijn dat het verhaal van de leerling summier, onjuist of warrig is weergegeven, dan maakt de docent hier een aantekening van. Het gemiddeld aantal gelezen woorden in een minuut wordt bepaald en er wordt een vergelijking gemaakt met de normtabel van het schooltype dat door de leerling gevolgd wordt. In Bijlage 17 van het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs is de eerdere versie van de stilleestoets te vinden (dit is dus niet de herziene versie). Om een beeld te krijgen van de toets, kan deze bijlage bekeken worden. Voor de daadwerkelijke afname is het daarentegen van belang dat men beschikt over de nieuwe handleiding en normering.
Interpretatie scores - Leerling 10 à 25% zwakst scorenden (vgl. D + E van CITO)? Dan verder onderzoek. - Let op: dit is geen diagnose, het is een startpunt. Behoort de leerling tot de 10 à 25 procent zwakst scorende leerlingen (vergelijkbaar met E en D scores van het CITO), dan is er reden om deze leerling individueel verder te onderzoeken. Dat wil echter zeker niet zeggen dat alle leerlingen die uitvallen op de signaleringstoets dyslectisch zijn. Het gaat om een signaleringstoets, niet om een dyslexie toets! Psychodiagnostisch onderzoek moet uitwijzen of er daadwerkelijk sprake is van dyslexie (zie Thema 1 – College 1 Dyslexie in het VO). Bij uitval op de signaleringstoetsen wordt er in het dossier nagegaan of er voldoende informatie is over de leergeschiedenis van de leerling. De informatie over de leergeschiedenis is niet alleen van belang voor het vaststellen van de didactische resistentie, maar ook om te zien wat er al eerder aan begeleiding is geboden. Als er al eerder begeleiding is geboden, dan kan de hulp hierop aansluiten.
Observaties Aanvulling op eerdere gegevens Meer tijdsintensief Wel echt zicht op problemen klassensituatie Observeren is meer tijdsintensief dan signalering op basis van de basisschoolgegevens of signalering op basis van toetsresultaten. Het voordeel van observeren is echter wel dat je daadwerkelijk zicht krijgt op de belemmeringen waar leerlingen met lees- en/of spellingproblemen in de klas, binnen de verschillende vakgebieden, tegenaan lopen. Het is raadzaam om observeren te zien als aanvulling op de overdracht- en/ of toetsgegevens. Om te observeren in de klassensituatie kun je de ‘Signalenlijst lees- en spellingproblemen’ (Bijlage 3) uit het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs inzetten.
Deel Signalenlijst lees- en spellingproblemen (Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs – Bijlage 3)
Signalering van dyslexie in de hogere leerjaren Werktempo Cijfers en inzet Huiswerk Gedrag Faalangst en vermijdingsgedrag Er zijn leerlingen die hun dyslexie hebben weten te compenseren en daarbij (net) niet zijn uitgevallen op de signaleringsinstrumenten. Signaleringstoetsen of een lijst met ‘dyslexiesymptomen’ zijn bij deze groep niet voorhanden. Wat we vaak wel zien, is dat deze leerlingen traag lezen en een uitval laten zien op spellinggebied (zowel moedertaal, als vreemde taal) in hogere leerjaren. Signalen voor dyslexie in de hogere leerjaren - De leerling kan het werktempo van de klas niet bijhouden, heeft het werk niet af of te laat ingeleverd en heeft minder zorg voor het werk. - De cijfers voor de talen en/of zaakvakken dalen. Soms gaat dit gepaard met een verminderde of juist extra inzet van de leerling. - De leerling moet onevenredig veel tijd aan huiswerk besteden. - De leerling vertoont teruggetrokken of juist opvallend storend gedrag in de klas. - De leerling is angstig over zijn studieresultaten, vertoont vermijdingsgedrag en is vaker dan normaal afwezig bij proefwerken of overhoringen. Wanneer je het idee hebt dat er bij oudere leerlingen wellicht sprake zou kunnen zijn van dyslexie, neem dan contact op met de zorgspecialist op school.