Les 4 voor 23 april 2016
De kracht van Zijn aan- raking (Mattheüs 8:1-4) De kracht van Zijn woord (Mattheüs 8:5-13) De kracht van Zijn autori- teit (Mattheüs 8:23-34) De kracht van Zijn ver- geving (Mattheüs 9:1-8) De kracht van zijn oproep (Mattheüs 8:18-22; 9:9-13) Jezus’ Macht wordt getoond in Mattheüs 8 en 9
“En zie, er kwam een melaatse. Die knielde voor Hem neer en zei: Heere, als U wilt, kunt U mij reinigen. En Jezus stak Zijn hand uit, raakte hem aan en zei: Ik wil het, word gereinigd. En meteen werd hij gereinigd van zijn melaatsheid.” (Mattheüs 8:2-3) De melaatse gebruikte het woord δυνασαι (dúnamai, wat betekent “vol van kracht”). Hij zei dat Jezus vol van kracht was om het ongeneeslijke te genezen. Waarom raakte Jezus de melaatse aan in plaats van alleen Zijn eigen woord te gebruiken? Een melaatse aanraken houdt in besmet raken. Desondanks genas Jezus’ aanraking de onreine man. Jezus is bereid om zondaars aan te raken om hen te veranderen en hen van hun zonde te reinigen.
Het verhaal is niet een simpel geval van een melaatse op zoek naar genezing, maar vertegenwoordigt een gebroken en zondig ras, zonder enige maatregel of middelen om rust, vrede en verlossing te vinden. Zonde creëert de grootste onaantastbaarheid; Het is de melaatsheid van de ziel waar de diepste ik zichzelf ziet rotten; de tederheid van het hart verandert in een koude, ruwe rots; de visie voor het edelere en het hogere verandert in een trots en hooghartig egocentrisme. “Allen hebben gezondigd,” zegt de apostel Paulus (Rom. 3:23). Dus, allen zijn geestelijk melaatsen, onaanraakbaren. Zo bezien, geeft het verhaal van Jezus om 'de melaatse aan te raken', ons allen hoop. Hij overbrugde niet een zes-voet kruisbalk, maar de enorme golf tussen hemel en aarde; hij verliet de aanwezigheid van God en kwam naar de aarde om ons allen aan te raken. De aanraking van Jezus, vrij beschikbaar voor een ieder van ons, heeft de kracht om de ergste zonden te vergeven, om genezing te brengen daar waar bederf is, en ons te brengen van de dood der zonde naar de omarming van Gods liefde. Andy Nash, Leraren gedeelte. Ik “de Onaanraakbare aanraken”
“De hoofdman antwoordde en zei: ‘Heere, ik ben het niet waard dat U onder mijn dak komt, maar spreek slechts een woord, en mijn knecht zal genezen zijn.’” (Mattheüs 8:8) De hoofdman had autoriteit en macht. Niettemin voelde hij zich onmachtig om zijn ondergeschikte te genezen. Hij—evenals de melaatse— geloofde dat Jezus’ woord zo krachtig was, dat Hij het onmogelijke kon doen. Jezus stond versteld om het geloof van die heiden. Hij had zo een groot geloof niet gevonden onder het volk van God.
De mensen verwonderden zich en zeiden: ‘Wat voor Iemand is Dit, dat zelfs de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn!’” (Mattheüs 8:27) “En zij die ze weidden, vluchtten; en toen zij in de stad gekomen waren, berichtten zij al deze dingen én wat er met de bezetenen gebeurd was. En zie, heel de stad liep uit, Jezus tegemoet; en toen ze Hem zagen, smeekten ze Hem of Hij uit hun gebied wilde vertrekken.” (Mattheüs 8:33-34) Mensen waren bang voor Jezus nadat Hij Zijn autoriteit had aangewend over de elementen en demonen. (zie Lukas 8:25, 35). De discipelen rekenden af met vrees door versteld te staan van Jezus en Hem te aanbidden. De inwoners van Gadara rekenden af met hun vrees door Jezus te vragen om uit hun leven weg te gaan. Jezus heeft de autoriteit om elk werk, wat de duivel in uw leven doet, ongedaan te maken. Zij wij nog steeds onze varkens aan het weiden —dat is, in zonde leven—, of staan wij verbaasd over de wonderbaarlijke autoriteit van Jezus die onze zonden wegneemt?
Lees Mattheüs 8:19-21 en 9:9. Na te hebben bestudeerd hoe Jezus die mensen heeft geroepen, en hoe Hij hen gewaarschuwd heeft voor sommige problemen waarmee zij zouden worden geconfronteerd, kunnen wij concluderen dat het volgen van Jezus het volgende inhoudt: “En er kwam een Schriftgeleerde naar Hem toe en zei tegen Hem: Meester, ik zal U volgen, waar U ook heen gaat’… ‘maar de Zoon des mensen heeft niets waarop Hij het hoofd kan neerleggen.’” (Mattheüs 8:19-20) Bereid zijn om alles op te geven en om ter wille van Hem ongemak te doorstaan. “Een ander uit Zijn discipelen zei tegen Hem: Heere, sta mij toe dat ik eerst wegga en mijn vader begraaf.’” (Mattheüs 8:21) Hij is belangrijker dan onze eigen familie “En Jezus ging vandaar verder en zag iemand in het tolhuis zitten, die Mattheüs heette; en Hij zei tegen hem: Volg Mij! En hij stond op en volgde Hem.” (Mattheüs 9:9) Opstaan. Uw leven toewijden aan het dienen van Jezus.
“Er zijn mensen die kennis hebben gemaakt met de vergevende liefde van Christus en graag kinderen van God willen zijn; maar zij realiseren zich dat hun karakter onvolmaakt is en hun leven vol fouten zit. Zij zijn geneigd eraan te twijfelen of hun hart wel vernieuwd is door de Heilige Geest. Tegen hen zou ik willen zeggen: Ga niet weg in wanhoop! Wij zullen ons vaak in tranen moeten buigen aan de voeten van Jezus vanwege onze tekortkomingen en fouten. Maar we hoeven niet de moed te verliezen. Zelfs als we door de vijand worden overwonnen, worden wij niet door God verworpen en laat Hij ons niet in de steek…. Bid nog ernstiger en geloof nog vuriger. Als wij zover zijn, dat wij geen vertrouwen meer stellen op onze eigen kracht, laten wij dan vertrouwen op de kracht van onze Verlosser. Dan zullen we Hem prijzen, Die de glorie is van ons aangezicht.” E.G. White. (Steps to Christ, cp. 7, pg. 64 / Schreden naar Christus hfdst. 7 – “De toets van het discipelschap”, blz. 60,61 uitgave maart 2003 )