De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

PAOG nascholing jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar

Verwante presentaties


Presentatie over: "PAOG nascholing jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar"— Transcript van de presentatie:

1 PAOG nascholing jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar
Het slappe kind PAOG nascholing jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar Maastricht, 23 september 2008 Maaike Vreeburg Klinisch geneticus AzM

2

3 Belang (syndroom)diagnose
duidelijkheid voor ouders preventief management uitspraak over herhalingsrisico vergelijk mogelijk met andere kinderen Oudercontact/ patiëntenvereniging research

4 Patient care 2001

5 Hypotonie kan zeer vele genetische en niet-genetische oorzaken hebben
Hypotonie kan zeer vele genetische en niet-genetische oorzaken hebben. Allen andere mate van voorkomen. Gelukkig wel klinische verschillen om te kunnen differentieren Opbouw: aan de hand van plaats van probleem genetische en niet genetische oorzaken bespreken Johnston et al, 2003

6 Genetische onderzoeksmethoden
Anamnese Stamboom Medische gegevens achterhalen indien mogelijk Klinisch Genetisch lichamelijk onderzoek Lab.-onderzoek (Chromosomen/DNA/metabool) Aanvullend onderzoek (beeldvorming) Beleid en/of Uitslag gesprek

7 Anamnese Zwangerschap en geboorte Voedingsproblemen Huilen
Luchtweginfecties/ademhaling Progressie/verloop Ontwikkeling Andere problemen

8 Prader Willi syndroom Prevalentie 1:8000 a 10.000
Als zuigeling spierslapte met voedingsproblemen Ontwikkelingsvertraging (motorisch en cognitief) Faciale kenmerken Hypogonadotroop hypogonadisme Kleine handen en voeten Gedragskenmerken ( rond voeding, psychiatrie)

9 Prader Willi syndroom: genetische achtergrond
Chromosoom 15

10 Angelman syndroom

11 Follow up

12

13

14

15 Myotone dystrofie type I
Ziekte van Steinert Meest voorkomende erfelijke neuromusculaire aandoening 1:8000 in West-Europa Ook de ziekte van Steinert genoemd. Het is de meest voorkomende erfelijke neuromusculaire aandoening bij volwassenen. En komt voor bij 1:8000 volwassenen. Kenmerken: Langzaam progressieve spierzwakte van met name gelaats- en halsspieren en distale arm- en beenspieren, breidt zich in jaar uit naar proximale spieren. Myotonie, het vertraagde ontspanning van spieren na aanspannen, is een bijkomend kenmerk.

16 Spierproblemen bij DM1 Gelaat, - hals- en keelspieren ++ ptosis ++
kaak ++ palatum/tong + larynx atrofie M. sternocleido ++ Distaal extremiteiten ++ Proximaal extremiteiten + Schouders +/- Pelvis +/- Bij onderzoek eerste veschijnselen in gelaat: Atrofie van de mm temporalis en de kauwspieren, en de m. Sternocleido. Zwakte van de oogsluiters, vroeg en vrij specifiek teken, vraag patient krachtig de ogen dicht te doen. Hakkenlopen en tenenlopen niet mogelijk. Start distaal, later eventueel proximaal.

17 Myotone dystrofie: moleculaire genetica
II 100 III 500 IV 1000 80 1000 2000 5000 (CTG)N Overlap in repeatlengte tussen de verschillende types, wel zekere correlatie. 19q13.3 I = Mild II = Volwassen III = Kinder IV = Congenitaal

18 Congenitale vorm CTG-repeat 1000-5000 Prenataal en partus
Perinataal ( ademhaling! ) Contracturen Hypotonie en myotonie Vertraagde ontwikkeling Congenitale vorm. Prentaal weinig kindsbewegingen, polyhydramnion waarschijnlijk door weinig slikken, contracturen met name klompvoeten. 50% wordt te vroeg geboren.Bij pasgeborene zijn longen onvoldoende ontwikkeld % overlijdt perinataal vooral door ademhalingsinsufficientie. Diafragma is dun en toont hoogstand rechts doordat lever niet naar beneden geduwd kan worden. Ribben zijn hypoplastisch door geringe contracties van tussenribspieren. Tonus verbeterd, op 3-4 jaar verbeterd tot normaal. Kinderen leren lopen maar later. In gelaat blijven kenmerken bestaan zoals tentmond. IQ < 70. Myotonie ontstaat na het 5e jaar, spierzwakte tussen 5-10e jaar. Maar weinig patienten worden ouder dan 40 jaar.

19 Kinderleeftijd CTG-repeat 500-2000 Beginleeftijd 1-12 jaar
Ontwikkelingsachterstand Klachten van andere orgaansystemen Kinderleeftijd:begin tussen 1e en 12e jaar. Ontwikkelingsachterstand bestaande uit leerproblemen en een spraak- taalproblemen. Het IQ ligt meestal tussen de Er zijn ook klachten van andere orgaansystemen als darmklachten.Op latere leeftijd bestaan dezelfde klachten als bij het klassieke type.

20 Lichamelijk onderzoek
Algemeen Dysmorfie Neurologisch onderzoek

21

22 Neurologisch onderzoek
Centrale hypotonie of perifere hypotonie? Zenuwstelsel van de mens is opgebouwd uit centraal deel ( hersenen en ruggemerg) En perifeer deel ( perifere zenuwen) Cellen in brein : neuronen. Upper motor neurons centraal: van hersenschors naar ruggenmerg Lower motor neurons perifeer: van ruggenmerg naar spier. Op spier via eindplaatjes signaal doorgegeven.

23 Centrale hypotonie Niet genetisch Asfyxie Medicatie
Aanlegstoornis zenuwstelsel infectie Genetisch Neurometabole aandoeningen (SLO,CDG, Zellweger, Pompe) Bindweefselaandoeningen Benigne congenitale hypotonie ( veel syndromen)

24 Perifere hypotonie (neuromusculaire aandoeningen)
Niet Genetisch motorische voorhoorncel (poliomyelitis) perifere motorische zenuw (syndroom van Guillain-Barre) neuromusculaire overgang (botulisme, neonatale myasthenia gravis) Spier Genetisch motorische voorhoorncel (Spinale musculaire atrofie ) perifere motorische zenuw (Hereditaire Motorische SensorischeNeuropathie (HMSN)) neuromusculaire overgang (Congenitale Myasthenia gravis) Spier (Congenitale spierdystrofie, Congenitale myopathieen, Metabole myopathie,mitochondriele myopathie)

25 Spinale musculaire atrophy (SMA)
SMA (ziekte van Werdnig-Hofman) SMN1 gen op chromosoom 5 Dragerschapsfrequentie 1:45

26 Ullrich muscular dystrophy
Congenital weakness Hyperlaxity of the distal joints Proximal joint contractures Respiratory failure Normal cognitive development Round face, prominent ears Disturbed wound healing COL6A genen

27

28 Prasad et all, 2003

29 Aanvullende diagnostiek
Afhankelijk van anamnese en onderzoek en prevalentie van de diverse beelden: Karyotypering, evt FISH DNA ( DM, PWS, SMA ) CK, lactaat, pyruvaat, glucose, BGA Beeldvorming hersenen Metabole diagnostiek ( CDG, Lysosymaal, aminozuren, peroxismaal, neurotransmitters) EMG ( eventueel bij moeder ) Spierbioptie

30

31 FISH MLPA

32 Array CGH

33

34

35 Velocardiofaciaal syndroom(VCF): 22q11.2 deletie

36

37 Hoe verder ? Afzien van verdere kinderen Risico accepteren
Keuze voor prenatale diagnostiek afbreken bij foute uitslag ? Pre-implantatie Genetische Diagnostiek Sperma- / eiceldonatie Adoptie

38 Prenatale diagnostiek
Tijdens de zwangerschap bij ongeboren kind diagnose stellen/ uitsluiten Optie om de zwangerschap te laten afbreken invasief Niet-invasief

39 Conclusie Genetische oorzaken voor “ een slap kind” zijn zeer divers.
Genetische moleculaire onderzoekstechnieken zijn ondersteundend voor diagnostiek, maar het klinisch onderzoek blijft toch zeer richtinggevend. Multidisciplinaire aanpak van zowel het diagnostische traject als het follow up traject Niet alleen voor het kind zelf maar ook voor de familie kan genetische diagnostiek belangrijk zijn. We weten nog lang niet alles……..

40


Download ppt "PAOG nascholing jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar"

Verwante presentaties


Ads door Google