Module ‘Kijken naar Kinderen’ AD opleiding ‘Pedagogisch educatief medewerker’ Week 3 Pascal van Schajik.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Startbijeenkomst Leren Leren in een professionele oefencultuur
Advertisements

Basisboek Interviewen 3e druk 2012
Het doen van eigen onderzoek
Opwarmer : zoek de 5 verschillen
Ochtend Presentatie - docenten Welkom terug! Hoe ging de uitvoering van de PvB? Wie heeft dit allemaal gedaan en wat waren de ervaringen?
Door goede gesprekken groeien
Vervolgbijeenkomst 2 Procesfasering bij Leren Leren.
Missie Omgeving Identiteit Waarden & Overtuigingen Vaardigheden
HET CURRICULUM VITAE = VISTEKAARTJE NUMMER 2
Een lessenserie van drie lessen
Beroepsvaardigheden onderdeel van SBC
Portfolio
Meten bij marktonderzoek
Meten bij marktonderzoek
CanDo Coaching.
Welkom bij de dialoogbijeenkomst Introductie gastvrijheid
Het begint bij het jonge kind
Visie & Strategie.
Inhoud workshop Wat is de bedoeling van het V2- assessment?
Presenteren en communiceren
Onze doelen en visie in beeld
Loopbaan oriëntatie en begeleiding
Module ‘Ouderbetrokkenheid’ AD opleiding ‘Pedagogisch educatief medewerker’ Week 1 Pascal van Schajik
Module ‘Kijken naar Kinderen’ AD opleiding ‘Pedagogisch educatief medewerker’ Week 6 Pascal van Schajik.
Module ‘Kijken naar Kinderen’ AD opleiding ‘Pedagogisch educatief medewerker’ Week 2 Pascal van Schajik.
Madeleine Meurs Med.hr.nl/meurm Presentatie titel Rotterdam, 00 januari 2007 Onderzoek 1.
Gespreksvaardig-heden
Presentatie titel Rotterdam, 00 januari 2007 Onderzoek 7 MadeleineMeurs
Week 7 Jacqueline Koopmans Docentenkamer PH 01.12
Kijken naar Kinderen Week 4
Kijken naar Kinderen Week 1
Pascal van Schajik Module ‘Kijken naar Kinderen’ AD opleiding ‘Pedagogisch educatief medewerker’ Week 1 Pascal van Schajik
Kijken naar Kinderen Week 2
De rode draad in opleiden binnen AAOS
Slc kwartaal 3. programma Hoe is het gegaan Verwachtingen Tips and tricks Opdrachten slc.
Module Waarnemen, observeren en rapporteren Les 2
Kijken naar Kinderen Week 3
wie ben ik? leeftijd? woonplaats? getrouwd/ongetrouwd/its complicated?
Module Waarnemen, observeren en rapporteren Les 3 + 4
Onderzoeksvaardigheden 3
Onderzoek 1 Presentatie titel
Presentatie titel Rotterdam, 00 januari 2007 Onderzoek 6 Hafida El – Gharbaoui med.hro.nl/gharh.
Rotterdam, 00 januari 2007 Onderzoek I Bijeenkomst 3 kwartaal 2.
Slc. Hoe gaat het ?? 4.5 Opdracht: Mijn studievaardigheden Planning: kwartaal 2 Inleveren via: Inleverknop van module SLC via Voor deze opdracht.
OUDERBETROKKENHEID Bijeenkomst 2. VORIGE BIJEENKOMST  Voorstellen  Uitleg module  Introductie ouderbetrokkenheid  Woordspin ouderbetrokkenheid  Woordspin.
Rotterdam, 00 januari 2007 Onderzoek I Bijeenkomst 2 kwartaal 2.
Kijken naar Kinderen Week 4
Kijken naar Kinderen Week 3
Plancyclus, les 2 Actualiteit
Kijken naar Kinderen Week 5
Plancyclus, les 4  Actualiteit  Vragen naar aanleiding van vorige les  Vragen over hoofdstuk 4 en 5  Observeren met een plan; het verschil tussen observeren.
Opdrachten en eindopdracht
Presentatie titel Rotterdam, 00 januari 2007 Onderzoek 7 Hafida El-Gharbaoui
Pemwjk3. Programma tafeltjesronde over ruimte en materiaal Bespreek de inzichten die naar aanleiding van de tafeltjesronde over ruimte en materialen hebt.
Rotterdam, 00 januari 2007 Kijken naar kinderen Bijeenkomst 3 kwartaal 3.
Waarom? Iedereen heeft sterke en zwakke punten. Met je sterke punten kun je heel ver komen en het is dan ook van belang om deze in te zetten.
Bijeenkomst September 2015
Talentgebieden – Interesses –Leervoorkeuren
Observeren Les 3.
Taal- en Interactievaardigheden in de Kinderopvang
Studieloopbaanbegeleiding
Nee Zeggen!.
Observeren rapporteren
Loopbaan en burgerschap les 2
Methodiek Observeren.
Observeren Les 2.
Gewoon pubergedrag? Over Relaties
Observeren Les 2.
Training Observeren Kijken naar kinderen en leerkrachten
Observeren rapporteren
Transcript van de presentatie:

Module ‘Kijken naar Kinderen’ AD opleiding ‘Pedagogisch educatief medewerker’ Week 3 Pascal van Schajik

Programma Nabespreken observatieopdracht ‘puzzel’ Observatievragen Voorbereiding: Hoofdstuk 3 Petra de Bil Nabespreken observatieopdracht ‘puzzel’ Observatievragen Objectiviteit en subjectiviteit Betrouwbaarheid en validiteit Instructie toetsopdracht 2: ‘observatiemethode binnen de eigen praktijkpek’ Planning maken voor presentaties Afsluiting

Huiswerkopdracht vorige week: Observeer 2 kinderen van verschillende leeftijden bij het kunnen oplossen van een puzzeltje Stem moeilijkheidsgraad af op de leeftijd Bedenk zelf een manier/ methode hoe je de observatie kunt uitvoeren en registreren

Bespreek in duo’s jouw twee observaties na Bespreek in duo’s jouw twee observaties na. Let daarbij op de volgende punten: Welke puzzels heb je uitgekozen? Waarom? Was het makkelijk te observeren? Heb je rekening gehouden met de omgeving waarin je hebt geobserveerd? Zo ja, hoe? Welke instructie heb je gegeven aan het kind? Heb je van te voren nagedacht over een observatie methode? Zo ja, voor welke heb je gekozen? Waarom? Bleek dat achteraf ook een handige methode te zijn? Hoe heb je geregistreerd? Bleek dit achteraf een handige manier van registreren? Heb je zelf al ‘foutjes’ kunnen ontdekken? (denk aan subjectiviteit/ omgevingsfactoren/ interpretaties/ instructie tussendoor) De oorspronkelijke opdracht was gericht op oplossingsvaardigheden. Heb je dat ook geobserveerd? Of heb je er (veel) andere zaken bij gehaald? Wat vond je moeilijk? Wat vond je makkelijk aan deze opdracht? Maak duidelijke aantekeningen van deze opdracht!

Observatie oefening (objectief/ subjectief)

Wat zijn de overeenkomsten/ verschillen? Iedere student krijgt een foto en gaat voor zichzelf zo objectief mogelijk beschrijven wat er op de foto is te zien (dit is een individuele opdracht dus niet overleggen!) Als je hiermee klaar bent wissel je de foto met de foto van je buurvrouw en beschrijft weer zo objectief mogelijk wat je op deze foto ziet. Als jullie beiden klaar zijn gaan jullie de observaties gezamenlijk bespreken. Wat zijn de overeenkomsten/ verschillen? Hoe komt dit?

Objectiviteit en subjectiviteit Objectief observeren = "zo objectief mogelijk observeren" = niet beïnvloed door eigen gevoel of door vooroordelen. Hoe kun je een observatie meer objectief maken? Spreek af wat de doelstelling/ vraagstelling is van de observatie Spreek af welke concrete gedragingen daarbij horen & waar, door wie, wanneer en hoe lang deze geobserveerd gaan worden. Spreek af hoe deze observatie in kaart wordt gebracht, hoe er wordt geregistreerd (voluit geschreven; met observatieformulier) Weet aan welke zintuigen jij ongemerkt de voorkeur geeft en train jezelf in het gebruik van andere zintuigen Ga na op welke zaken jij van nature als eerste jouw aandacht richt en oefen jezelf in het aandacht richten op gebieden die je laat liggen.

Binnen onze waarneming is er altijd sprake van 'ruis’ door: Observator – bias: De fouten die een observator maakt bij zijn observaties; de afwijking van de observator om één bepaalde kant op te gaan. We zijn geen fototoestel die een foto kunnen maken van de werkelijkheid Binnen onze waarneming is er altijd sprake van 'ruis’ door: * aandacht * selectie/ belangstelling * perceptie -> eigen associaties, herinneringen .. geven betekenis. * plaats/ omgeving * tijd * wat vooraf ging * persoonlijke omstandigheden Het is van belang dat je je hier bewust van bent en dat je ‘de ruis’ zoveel mogelijk probeert te voorkomen

Bekende beoordelingsfouten Zien wat je wilt zien en het zogenaamde HALO- effect

HALO- effect = De neiging om een persoon met een aantal prettige kenmerken (volgens de beoordelaar) nog veel meer positieve eigenschappen toe te dichten (Bij een sollicitatie blijken mooie mensen meer kans te maken…)

Het omgekeerde komt ook voor: HORN- effect Een persoon die zich in eerst instantie irritant manifesteert, wordt negatief beoordeeld

Betrouwbaarheid Wanneer we spreken over betrouwbaarheid bedoelen we vooral de herhaalbaarheid tot eenzelfde resultaat van de observatie Hoe meer resultaten overeenkomen van verschillende metingen, hoe betrouwbaarder de observatie Hoe veelomvattender de vraag, des te lager de betrouwbaarheid Hoe complexer de gedragingen, hoe moeilijker het is om betrouwbaarheid te waarborgen. 1. Inter - observatiebetrouwbaarheid: de mate van overeenkomst tussen de observaties van verschillende observatoren. 2. Intra – observatiebetrouwbaarheid: de mate van observaties van één en dezelfde observator.

Validiteit Een observatie is pas valide als je hebt gemeten wat je wilde meten De gedragingen die geobserveerd worden moeten duidelijk betrekking hebben op de observatievraag Als bijvoorbeeld de geturfde gedragingen het gevolg zijn van iets anders (bijv. het gevolg van het feit dat jij zit te observeren) dan is de meting niet valide

WAAR OF NIET WAAR? Een observatie die heel betrouwbaar is, is ook altijd valide 2. Een observatie die niet betrouwbaar is, is ook niet valide 3. Een observatie die niet valide is, is ook niet betrouwbaar

Formuleren van observatievragen Allereerst is het belangrijk om goed stil te staan bij wàt je precies wilt observeren!! Voorbeeld: als PEM’er wil je de zelfredzaamheid van een kind observeren Maar wat is eigenlijk zelfredzaamheid?? Opdracht: Verzin eens 2 begrippen die gelijk te ‘meten’ zijn Oftewel welke concrete gedragingen horen bij het begrip zelfredzaamheid?

Antwoordmogelijkheden Eenduidigheid van de categorieën - "soms" is eigen invulling van frequentie van gedrag / "1 a 2 keer per week" is al beter. Hebben jullie verbetertips? Hoe vaak loopt Jan zonder toestemming van zijn plek? 1. te vaak 2. soms 3. nooit Jan neemt initiatief in sociaal contact. waar 2. niet waar

Welk begrip wordt er volgens jou in deze vragenlijst gemeten? Kan het ook nog iets anders zijn? Of meet de lijst ècht wat het wil meten?

Bespreken in tweetallen: Hoe zou jij het begrip ‘sociale vaardigheid’ meetbaar maken in een observatie? Hoe zie je ‘sociale vaardigheid’ aan de buitenkant? Is dit begrip wel te observeren? Of moet je een andere onderzoeksvaardigheid gebruiken (zoals ondervragen) Wanneer scoort iemand hoog/ laag op dit begrip volgens jou? Hoe bepaal je dat? Hoe zet je dit begrip om in observatievragen/ een observatielijst? Na afloop plenaire nabespreking

Verschillende soorten validiteit Constructvaliditeit (begripsvaliditeit) meet je wat je wilde meten? Zijn de geturfde gedragingen bijvoorbeeld inderdaad uitingen van welbevinden? Inhoudsvaliditeit Hoe groot is de inhoud van de meting? Is er een selectie gemaakt in de te observeren gedragingen? Predictieve validiteit In hoeverre zegt bijvoorbeeld het niveau van de taalontwikkeling gedurende de peuterleeftijd iets over het verloop van deze ontwikkeling binnen het basisonderwijs? Concurrent validiteit In hoeverre voorspellen de observaties gedrag in het heden, bijvoorbeeld vergeleken met andere gegevens over hetzelfde gedrag

Toetsopdracht 2: Observatiemethode op de eigen praktijkplek Verdiep je in de manier waarop er binnen je praktijkplek wordt geobserveerd. De uitwerking van opdracht A (inventarisatie) en opdracht B (reflectie) verwerk je in een verslag. Je zorgt voor een heldere onderbouwing waarbij je zichtbaar gebruik maakt van de literatuur van petra van Bil (zie verder studiehandleiding)

Wordt er geobserveerd vanuit een bepaalde VVE methode? Kaleidoscoop Piramide Ko- Totaal Startblokken en Basisontwikkeling Sporen Ben ik in beeld

Planning presentaties (week 7 + 8) Doel: uitwisselen van ervaringen en elkaar informeren ‘Hoe wordt er binnen de instelling waar ik werk geobserveerd?’ NEEM ZOVEEL MOGELIJK MATERIALEN MEE!!!

Zijn er studenten die werken met dezelfde Iedereen richt z’n eigen ‘marktkraampje’ in met meegenomen materialen en presenteert vervolgens (omstebeurt) de opdracht ‘observeren op de eigen praktijkplek aan de groep. Zijn er studenten die werken met dezelfde observatiemethode/ VVE methodiek? Dan is het ook mogelijk om gezamenlijk een kraampje in te richten! Maken van planning…..

Afsluiting: Lezen : Hoofdstuk 11 pedagogisch kader 0 – 4 jaar Starten toetsopdracht 2 Tot zover de 3e bijeenkomst… tot volgende week!