Hafida El-Gharbaoui www.med.hr.nl/gharh Methodisch werken 1b Hafida El-Gharbaoui www.med.hr.nl/gharh
Agenda Inleiding module 5 fasen Plancyclus Fase 1: De casus als uitgangspunt Fase 1: En hoe nu verder? Het Biopsychosociale model Vooruitblik
Terug naar MW1A Welke nieuwe kennis / inzicht heb je opgedaan bij Methodisch Werken 1A? In stilte: schrijf voor jezelf op memobriefje
Vraag: Noem minstens 3 kenmerken van methodisch werken
Inhoudelijke vereisten eindverslag Het eindverslag bevat een uitwerking van de oriëntatie- en diagnostische fase van de plancyclus. In het verslag komt in ieder geval aan de orde: - Beschrijving van de casus - Verheldering van de context/ organisatiebeschrijving - Onderbouwde probleemdefinitie (d.w.z. stapsgewijze uitwerking oriëntatiefase incl. verdieping relevante pedagogische aspecten/theorieën) - Meerdere hypothesen geformuleerd op drie verschillende niveaus (biopsychosocale model) - Beargumenteerde keuze voor hypothese(n) nader onderzoek - Onderzoek: onderzoeksdoel- en vraagstelling, beschrijving onderzoeksaanpak (technieken, verantwoording concrete aanpak) - ‘alledaagse diagnose’/ conclusie en de onderbouwing er van vanuit het onderzoek van de hypothese(n) en relevante theorieën - De handelingsdoelen die hieruit voortkomen - Korte reflectie op eigen leerwinst - minimaal naar 6 bronnen vakliteratuur.
Wat gaan we doen bij MW1B? Oriënterende en diagnostische fase. Concreet betekent dit dat je leert hoe je op basis Van systematische signalering tot een probleemdefinitie komt. Ook leer je hoe je op verschillende niveaus een probleem kan analyseren en met behulp van hypothesen kan verantwoorden op welke wijze je nader onderzoek gaat uitvoeren. Dit mondt uit in een observatieplan. SMART handelingsdoelen kan formuleren, als start voor het maken van plannen voor een gerichte interventie.
Met welk doel? Achterliggend hoofddoel: Methodisch werken houdt in dat je volgens een vaste werkwijze werkt. Je leert bij deze module hoe je bewust een aantal stappen kan doorlopen zodat je tot doordacht handelen komt en je handelen op basis van evaluaties kan bijstellen.
Een methodische aanpak betekent ook Vraaggericht werken De ondersteuning dient zoveel mogelijk afgestemd te zijn op wensen, behoeften, mogelijkheden en beperkingen ouder/kind. Door methodisch te werken ga je gestructureerd na wat die wensen en mogelijkheden zijn en maak je duidelijke afspraken die je vastlegt in het plan. Cyclisch werken Op basis van tussentijdse evaluatie vindt bijstelling plaats. Je gaat dan weer opnieuw informatie verzamelen, doelen vaststellen enzovoort waardoor de cyclus opnieuw begint. Het cyclisch werken zorgt ervoor dat je planmatig en gestructureerd werkt. Je handelt op basis van een vastgestelde behoefte / vraag. Evalueren helpt je om te bepalen of je het goede doet.
Flim
Plancyclus Oriënteren Diagnosticeren Plannen Uitvoeren Evalueren
De Plancyclus Een werk- en denkmodel om tot doordacht handelen te komen Het gaat dus om het denk- en onderzoeksproces dat aan het handelen voorafgaat Bijvoorbeeld: hoe ga je om met kleuters met ernstige gedragsproblemen?
De 5 stappen samengevat Oriënteren Wat is het probleem? Goed kijken, gedrag in context plaatsen en zo nauwkeurig mogelijk beschrijven. Je bent aan het problematiseren en maakt een probleemanalyse. Je formuleert een probleemdefinitie. 2. Onderzoeken Door observaties en gesprekken ga je onderzoeken. Uiteindelijk kom je tot een conclusie/ ‘ diagnose’
3. Plannen Conclusie vormt uitgangspunt voor verdere planning 3. Plannen Conclusie vormt uitgangspunt voor verdere planning. Je stelt vast welke doelen je wilt bereiken en maakt een concreet plan 4. Uitvoeren Je voert je plan uit en blijft observeren: op welke manier worden de resultaten wel/niet bereikt? 5. Evalueren Wat hebben we bereikt en hoe hebben we het bereikt?
5 stappen oriëntatiefase Activiteit Signaleren Feitelijke omschrijven van het ‘probleem’ Eigen indruk onderzoeken Jouw indruk expliciteren Toetsen hoe anderen naar gedrag kijken E.a. in context van instelling plaatsen Problematiseren Onderzoekende vragen stellen om het probleem in kaart te brengen Informatie verzamelen Informatie verzamelen om het gedrag in het algemene beeld van het kind te plaatsen (levensloop kind, persoonsbeschrijving) Probleem definiëren Kernachtig omschrijven welke probleem je nader gaat onderzoeken.
Stap 1 het gaat om diepgaand beschrijven van het (probleem)gedrag en het plaatsen van dit gedrag in een breder perspectief van de mogelijkheden en beperkingen van degene die dit probleem ondervindt Je kunt ‘ casusbeschrijving’ zien als de eerste beschrijving van het gedrag dat zich voordoet in jouw stagepraktijk, welke fungeert als startpunt van je verdere
Stap 1: oriënteren Daarna ga je jouw indruk onderzoeken (hebben anderen gezien wat jij hebt gezien?) en informatie verzamelen om een breder beeld te krijgen van het kind Je gebruikt hiervoor meerdere databronnen, bv: Gesprekken met kind / ouders/ andere professionals etc Observatie Ook ga je verkennend literatuuronderzoek doen naar mogelijke achtergronden van het probleemgedrag Dit is noodzakelijk om in de volgende fase tot mogelijke zinvolle verklaringen voor het gedrag te komen!
Van eigen indruk naar gezamenlijke indruk Het onderzoeken van je eigen waarneming en indruk en die vergelijken met die van anderen: Waarom valt dit mij op? Waarom ken ik er betekenis aan toe? Hebben andere hetzelfde waargenomen en hebben zij er dezelfde betekenis aan toegekend?
Problematiseren: probleem in kaart brengen Welk gedrag hebben we precies gezien? Waar en wanneer doet het zich voor? Voor wie is het een probleem en waarom is het een probleem? In hoeverre liggen mogelijke oorzaken van het probleem in de context? Hoe past dit gedrag in het algemene beeld van het kind? In hoeverre is het gedrag ‘normaal’ gezien de ontwikkelingsfase? Wat zijn aspecten van het gedrag die je zorgwekkend vindt en waarom?
Tips voor het uitwerken van fase 1 Plaats je casus in een context, d.w.z. maak in inleiding helder binnen welke setting je met de kind in aanraking komt en wat jouw rol/ taak precies in relatie tot het kind is; Zeg ook kort iets over het instellingsdoel, doelgroep, visie, instellingsmethodiek en methoden, samenstelling team en eventuele samenwerking met andere partijen (zie p. 66/67 Fontaine); = kader waarbinnen jij het signaal verder onderzoekt Van invloed op hoe jij tegen het probleem aankijkt Van invloed op mogelijkheden en beperkingen
Vervolg tips oriëntatiefase Maak een mindmap waarin je verschillende aspecten van de casus benoemt en een koppeling maakt aan vakliteratuur Zo maak je ‘de bril’ van waaruit je nu kijkt naar het gedrag expliciet (verantwoording) Mindmap is tevens kapstok voor de formulering van hypothesen in de diagnostische fase Wissel je mindmap uit met je groepsgenoten, mogelijk zien zij nog andere relevante aspecten / theorieën?
Van oriëntatiefase naar diagnostische fase De probleemdefinitie is het sluitstuk van de oriënterende fase De formule: wie vertoont, sinds wanneer, in welke situaties, welk gedrag? Neem je probleemdefinitie uitgeprint mee naar bijeenkomst
Diagnostische fase: alledaagse diagnostiek Diagnose volgens Fontaine: een “inzichtgevende verklaring voor probleemgedrag” (Fontaine, 2010). Dus geen classificerende diagnostiek (DSM)!
Diagnostische fase Op basis van de probleemdefinitie hypothesen formuleren op 3 niveaus: Medisch biologisch niveau Sociaal niveau Psychologisch niveau “ Mogelijk vertoont.....dit gedrag omdat....”. “ Zou het zo kunnen zijn dat....”.
Biopsychosociale model Middel om je gedachten over mogelijke oorzaken van het probleemgedrag te ordenen en te formuleren Hypothesen = veronderstellingen, ‘Mogelijk is het zo dat..........” Model helpt je om op verschillende niveaus na te denken over oorzaken van gedrag
Vb depressie
biologische, psychologische en sociale factoren de ingrediënten zijn van een bepaalde persoonlijkheid. Sociale niveau (context) Sociale aspecten Gezinssysteemaspecten b) Het individueel-psychologisch niveau – Nb hier zit ook je kennis van pedagogiek en (ontwikkelings)psychologie! 3. Gedragsmatige en cognitieve aspecten 4. Psychodynamische aspecten c) Het medisch biologisch niveau 5. ontwikkelings- en persoonlijkheidsaspecten; 6. Biologische aspecten Het gedrag is de uitkomst van het samenspel van al deze factoren.
Toetsende hypothesen versus richtinggevende hypothesen Toetsende H: onderzoeken of je veronderstelling klopt (verwerpen of aannemen-deductief) Gesloten karakter Richtinggevende h: geeft richting voor onderzoek in concrete praktijksituaties
Vooruit blik Voorbereiding voor morgen: Lees…. Lees hoofdstuk 5 Plancyclus start literatuurverkenning aspecten eigen Maak je casusbeschrijving af en neem uitgeprint mee naar de les Start je vooronderzoek (fase 1), zowel op je stage als in de literatuur