Crisis en crisisinterventie Week 7: outreachend werken / agoog in de ggz
Crisis: Gevoel dat je de regie kwijt bent, de draad kwijt zijn Verdriet, machteloosheid Woede, Negatieve connotatie
Andere kant Bescherming en steun: Iemand ontzien, Iemand bijstaan Steun bieden
Vrij Nederland artikel
Sociaal psychiatrisch perspectief: Wisselwerking tussen maatschappelijke verhoudingen en geestelijke gezondheidszorgproblemen: Querido: sociale homeostasis: evenwicht
Drie verschillende perspectieven Intrapersoonlijk proces: reactie van omstanders Interpersoonlijk proces: interactie tussen personen Extrapersoonlijk proces: gebeurtenis(sen)
Film:
Hoe kijken we naar een crisis Vanuit het perspectief van de sociale psychiatrie: Niet redeneren vanuit de ziekte (DSM), dat vergroot de onmacht, de onzekerheid en het gevoel van falen
Dynamiek van conflictspiralen Crisis is tijdelijk gebeuren en een in tijd begrensd proces Crisis vindt plaats in een netwerk van personen Hulp en steun komen van direct betrokkenen Symptomen zijn tijdelijk en staan in directe relatie tot de crisis
Het gaat vanzelf over Tijdens een crisis is een minimum aan inzet vanuit de hulpverlening voldoende voor een maximaal effect!
Zeven aspecten vm behandeling Aard en beschikbaarheid van het steunsysteem Gevaar Voorgeschiedenis en huidige toestand (coping met stressoren) Zelfzorgend vermogen Motivatie om aan behandeling deel te nemen Verzoek van cliënt en familie Somatische toestand
Hoe komt iemand over? Ziek, verwrd, verwaarloosd, gestoord contact, afwerende houding, Hoe presenteert iemand zijn klachten?
Cognitieve functies: Bewustzijn Aandacht en oriëntatie (tijd, plaats, persoon), geheugen Intellectuele functies: oordeel- en kritiekstoornissen, ziektebesef (zelf)waarneming, hallucinaties, depersonalisatie, derealisatie, dwangvoorstellingen Denken, qua vorm: (versneld of vertraagd), incoherent, qua inhoud ( wanen, dwanggedachten suïcide
Affectieve functies Stemming en affect: eufoor, dysfoor, depressief, vlak, angst/paniek Somatische klachten en verschijnselen
Conatieve functies Psychomotoriek en spraak (apraxie, vertraging, mutisme, agitatie, hyperactief Gedrag: ontremd, agressief, apathisch, middelengebruik, dwanghandelingen Persoonlijkheid: zwakbegaafd, wantrouwend, impulsief, leugenachtig, controlerend, dwingend, afhankelijk, verlegen, dramatiserend, uitdagend
Methodisch handelen Netwerk Relatie handelen