Workshop Executieve Functies

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hoogbegaafdheid: Een Uitdaging!
Advertisements

Autisme en Mindmap Thuis en op School
De hersenen en het zenuwstelsel.
Het geheugen is goud waard!
Samen bouwen aan zelfvertrouwen
Vervolgbijeenkomst 2 Procesfasering bij Leren Leren.
Zelfsturing en executieve functies.

Het Puberbrein Marion Wijnja ´Oog voor Ouders´
Leerroute Gabrielschool. Module HGW bijeenkomst 1: 12 februari 2009
Hogescholen in Dialoog
2e Nationale Kansdenkdag
Reflectievaardigheden en instrumenten
Schoolrijpheid Infoavond 2 februari 2012.
Analyse van werkstijl en communicatie m.b.v. drivers
Te slim om veters te strikken
Passend onderwijs.
Klinische ontwikkelingsneuropsychologie
Autisme en het verwerken van sociale informatie
Autisme en het verwerken van sociale informatie.
Bewegen en Sport: nu en later
Bouw en functie van het zenuwstelsel
Hoofdstuk 7 Anderen motiveren
Hoofdstuk 7 Motiveren van medewerkers
SOCIALE COMPETENTIE Jacqueline Blaak-Venneman.
2. Communiceren met pubers
Geluk is een werkwoord.
Autisme in de dagelijkse praktijk
Autisme en het verwerken van sociale informatie
Wat is belangrijk om te leren?
Presentatie Executieve functies
Executieve Functies en Passend onderwijs
Vragen Wat zijn impulsen? Wat zijn receptoren? Wat is een neuron?
Mijn kind wordt een puber…wat nu
Loopbaan oriëntatie en begeleiding
Loopbaan oriëntatie en begeleiding
Kind in ontwikkeling deel A Thema 3 Adolescent
Kind in ontwikkeling B Intern vs. Extern.
Slc kwartaal 3. programma Hoe is het gegaan Verwachtingen Tips and tricks Opdrachten slc.
Kind in ontwikkeling deel A Thema 3 Adolescent
Kind in ontwikkeling deel A Thema 3 Adolescent
+ Oefententamen Vraag 1: Plasticiteit is: A: Een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste gevolgen heeft B: De mate.
Coping Scholing NAH i.s.m. Hilverzorg. Coping  Uit het Engels ‘to cope with’  omgaan met…  De manier waarop iemand met stress, problemen en veranderingen.
THEMA 6 Regeling en waarneming B. Stof 3 ONDERDEEL HERSENEN.
Van bovenbouwer naar brugpieper … en de rol van ouders in deze fase.
Thema 6 Regeling en waarneming B. Stof 3 Zenuwstelsel
Thema 6 Regeling en waarneming B. Stof 3 Zenuwstelsel Par Zenuwcellen en 31.4 Zenuwstelsel.
Observeren en begeleiden van kleine groepen
Executieve Functies op het Stedelijk Gymnasium
BOSK Landelijke dag Cerebrale parese
Help, mijn kind gaat naar de brugklas
Executieve functies Marije Ruben.
Coping.
Met STAR(R) meer zicht op competentieontwikkeling
Breinleren.
Ontwikkelingspsychologie voor het Onderwijs
Cellulaire processen bij leren
Studie vaardigheden Thema 3: Jouw brein.
Executieve functies Bijeenkomst 2 Dinsdag 7 maart
Het puberbrein; werk in uitvoering
Executieve functies versterken middels denkspellen.
8.5 Hersenen veranderen HAVO/ VWO.
Verbetering loopbaanbegeleiding
Periode tussen kindertijd en volwassenheid.
Omgaan met verschillen
Gewoon pubergedrag? Over Relaties
Motivatie en puberbrein
Ontwikkelingspsychologie
Denken en doen.
Transcript van de presentatie:

Workshop Executieve Functies Netwerk zorgcoördinatoren en orthopedagogen Samenwerkingsverband Utrecht en Stichtse Vecht Drs. Dineke Verkaik d.verkaik@uu.nl

Theoretische inleiding I Wat zijn Executieve functies? Hoe krijg je zicht op E.F.? Metacognitie Werkgeheugen Inhibitie Flexibiliteit Emotieregulatie Gedragsevaluatie Initiatief nemen Plannen en organiseren Ordelijkheid en netheid Vragen?

1. Wat zijn Executieve Functies? Gedrag wordt aangestuurd door denkprocessen. Hersenontwikkeling en rijping: Verschillende gebieden in ander tempo Sensorische en motorische basisfuncties (bij 4-8 jaar) Spatiële oriëntatie, taal en aandacht Pariëtaal kwab (11-13 jaar) Hogere orde gebieden: Frontaalkwab (12-30 jaar) Op 6 jarige leeftijd omvatten de hersenen al 95 % van het cerebrale volume, maar nog niet volgroeid! Tijdens de rijping van de hersenen veranderen de structuur en functies van verschillende gebieden in de hersenen. De verschillende hersengebieden ontwikkelen echter niet in hetzelfde tempo en daardoor ontstaan er onbalans. De hersenen ontwikkelen als het ware van achteren naar voren. De anterior en superior gebieden van de frontale cortex zijn één van de laatste gebieden die rijpen; tussen de leeftijd van 12 en 30 jaar (Paus et al., 1999; Sowell et al., 1999; allen in Segalowitz et al., 2010).

Prefrontale cortex Cruciaal voor de sociale en emotionele ontwikkeling van het brein. Het speelt een rol bij: het nemen van beslissingen het maken van plannen sociale contacten het beheersen van emoties. De voornaamste taak is het relativeren. Wanneer de prefrontale cortex niet goed werkt, worden gedachten meteen omgezet in daden zonder erbij na te denken. Bij rijping worden de hersengebieden specifieker geactiveerd. Dit hangt samen met de rijping van de grijze stof.

Grijze stof: Grijze stof: Cellichamen van de neuronen, de dendrieten en de korte axonen (buitenkant van de hersenen). Functie: verwerken van informatie. De grijze stof bevat de cellichamen en dendrieten van neuronen en de witte stof bevat in myeline ingebedde axonen van neuronen. De witte stof vormt de verbindingen tussen de grijze stof (Van Leijenhorst & Crone, 2009)

Witte stof: communicatie Axonen van de cellichamen welke verbindingen met andere hersendelen vormen. Bedekt met een laagje gliacellen welke opgebouwd zijn lipiden. Lipide geeft de witte stof de typische wittige kleur (geen dendrieten). Functie: communicatie tussen de neuronen van diverse hersendelen.

Rijping 1. Toename Witte stof: Myelinisatie is een belangrijk aspect van de cerebrale rijping waarbij de neuronale axonen omhuld worden met een myelineschede van vetcellen zodat de signaaloverdracht veel sneller kan plaatsvinden. 2. Afname Grijze stof: Vanaf de geboorte vormen zich steeds meer Neuronale verbindingen: meer witte stof en minder Grijze stof. De hoeveelheid witte stof in de hersenen neemt nagenoeg lineair toe gedurende de kindertijd en adolescentie (Giedd et al., 1999). Uit MRI studies blijkt dat afname van corticale grijze stof als eerste plaatsvindt in de primaire sensorimotorische gebieden en als laatste in de voorste hersengebieden (o.a. prefrontale cortex; Gogtay et al., 2004).

‘snoeien’ van de verbindingen Use it or loose it: versterken de verbindingen die vaak gebruikt worden en verdwijnen de connecties die zelden worden gebruikt waardoor de hersenen steeds efficiënter kunnen werken. (Blakemore & Choudhury, 2006). ‘Gevoelige periode’ voor verschillende hersengebieden: best uitgerust om verbindingen te leggen. De witte stof is verantwoordelijk voor de verbindingen tussen de verschillende hersengebieden, en deze stof blijft stijgen tot na de adolescentie. De myelinisatie is een dynamisch proces, afhankelijk van ervaringen. De transmissie gebeurt efficiënter maar beperkt op haar beurt een verdere ontwikkeling in die zone. Het voordeel van deze trage ontwikkeling is dat er tijd ontstaat om sterke en efficiënte hersenverbindingen te maken

Belonings- en controlegebieden De vertraagde ontwikkeling van de hersengebieden die belangrijk zijn voor cognitieve controle en de inschatting van consequenties op de lange termijn zorgt, in combinatie met de hypergevoeligheid van de beloningsgebieden, voor een kwetsbare balans tussen impulsen en controle tijdens de adolescentie (Van Leijenhorst & Crone, 2009).

Motiveren van gedrag In de basala ganglia zit de nucleus accumbens, het pleziercentrum, beïnvloed door dopamine. Invloed dopamine: neurotransmitter die betrokken is bij verschillende functies, zoals het ervaren van genot en blijdschap. Daarnaast is dopamine nodig om de hormonen adrenaline en noradrenaline aan te kunnen maken. Dopamine is een neurotransmitter in de hersenen die betrokken is bij het anticiperen op beloning. De nucleus accumbens is een gebied diep in de hersenen, dat belangrijk is voor het verwerken van beloningen en het motiveren van ons gedrag (Knutson et al., 2001 in Van Leijenhorst & Crone, 2009). Het speelt een belangrijke rol bij belevingen zoals verlangen, motivatie, passie en bevrediging. Deze regio is zeer gevoelig voor beloning op korte termijn en staat in verband met verslavingsgedrag. Omgekeerd blijkt dat stress en frustratie een remmend effect hebben op het functioneren van deze gebieden. Dergelijke gevoelens doen de dopamineproductie afnemen, waardoor men eerder lusteloos en ongeïnteresseerd raakt. Tijdens de puberteit is dit emotiegebied overactief.

2. Hoe krijg je zicht op E.F. ? Zelftest BRIEF: Vragenlijst E. F. Oudervragenlijst Leerkrachtvragenlijst Zelfrapportage lijst voor adolescenten. 2 schalen: Metacognitie index Gedragsregulatie index Om inzicht te krijgen in het gedrag van het kind wordt aangeraden altijd minstens twee informanten te raadplegen.

3. metacognitie (1) Het vermogen om zelfstandig taken uit te voeren en problemen op te lossen op basis van beoordeling van eigen gedrag Strategisch oplossen van een probleem Anticiperen op een toekomstige gebeurtenis Gedrag aanpassen aan een nieuwe situatie of het evalueren van feedback (Miller &Cohen, 2001; Zelazo, Muller, Frye & Marcovitch, 2003) Wat zijn de taken waar een puber zich voor gesteld ziet: - vaker zelf beslissingen nemen - planning maken over huiswerk en hobby’s Bepalen waaraan kleedgeld gespendeerd wordt eigen gedrag steeds beter beoordelen Oppassen op jongere kinderen Plannen maken voor de lange termijn (opleiding kiezen) en de noodzakelijke stappen zetten om dat plan uit te voeren Bijbaantje Sparen voor een grote aanschaf

Executieve functies en metacognitie (2) Werkgeheugen Initiatief nemen Plannen en organiseren Ordelijkheid en netheid Gedragsevaluatie Over welke functies hebben we het dan?

Groeiproces duurt + 20 jaar ! Ontwikkeling van executieve functies gaat samen met ontwikkeling van: - grotere geheugenopslag - betere taalvaardigheid - versnelde informatieverwerking Prestatieverbetering hangt samen met de groei van het centrale zenuwstelsel Toename myelinisatie van axonen -> snellere neurale transmissie -> snellere informatieverwerking (Hale, 1990; Kail, 1991) Prefrontale cortex ontwikkelt zich relatief langzaam Dus pas op jongvolwassen leeftijd zijn de executieve functies volledig ontwikkeld.

4. Werkgeheugen Informatie tijdelijk opslaan of bewerken Varieert van enkele seconden tot enkele minuten Opslagruimte is beperkt Ontwikkeling van werkgeheugen Op 4-jarige leeftijd ongeveer 1/3 van de capaciteit van een volwassene Sterke onderlinge verschillen Verdubbeling capaciteit tussen 4de en 15e jaar Laat in de adolescentie volwassen capaciteit Rond vijfde jaar enorme sprong + onderscheid verbale en visuo - spatiële werkgeheugen Ontwikkeling Baby –reflexen 2 mnd – bewustwording van zichzelf, de omgeving en hun rol daarin start 10 mnd – eerste tekenen van werkgeheuegen zichtbaar (vb knuffel afdekken, kind weet dat knuffel niet weg is) objectpermanentie Onderscheid tussen werkgeheugenproblemen en volgehouden aandacht is soms moeilijk te maken Daarom in BRIEF werkgeheugen en volgehouden aandacht in 1 schaal gestopt Belangrijke schaal om eventueel ADHD te signaleren In ons KTG kunnen we ongeveer 7 dingen tijdelijk opslaan KGT is voorportaal voor LTG In KTG wordt bepaald of iets naar het LTG gaat of wordt verwijderd Bij onderzoek bepaalt moeilijkheidsgraad van de opgave of er op een bepaalde leeftijd voldoende geheugencapaciteit is. Het overkomt iedereen wel eens dat je werkgeheugen je in de steek laat. Voor het actief vasthouden van informatie zijn we afhankelijk van bewuste denkprocessen. Als we in staat zijn om onze aandacht lang genoeg of de betreffende informatie te richten, dan j=kunnen we die vasthouden in ons werkgeheugen. Frequentie van vergeetachtig gedrag bepaalt of er sprake is van een werkgeheugenprobleem Bewerken: hoofdrekenen of afwegingen maken

Kenmerken bij een tekort Activiteiten die meer dan 1 stap vergen zijn moeilijk Moeite met onthouden van instructies Moeite met het onthouden van alledaagse dingen als telefoonnummers, aanwijzingen Vergeten wat je moest halen of doen Moeite met cognitieve manipulatietaken Problemen op gebied van doorzettingsvermogen -kleuters Lijkt er niet bij te zijn Raakt in de war als meerdere stappen vereist zijn Kan zich maar kort op taak richten Moeite met opvolgen van eenvoudige instructies Pubers -voert complexere karweitjes maar half uit Onthoudt alleen eerste of laatste Moeite met bedenken van creatieve oplossingen en tegelijkertijd opdracht onthouden Vindt het lastig om te wachten iets belangrijks te zeggen Moeite met onthouden en tegelijkertijd verwerken van info Suggesties blz 125 gele boek ; iets opsteken van wat er tijdens de les besproken wordt

5. Inhibitie Beheersen van je impulsen: het vermogen om een overheersende reactie te onderdrukken of stoppen (Wöstmann et al., 2013). Belangrijkste fase voor ontwikkeling: kindertijd. Je inhouden en wachten(verleidingen weerstaan) Je gedrag stoppen (onderdrukken drang om door te gaan) Je niet laten afleiden (wegfilteren van storende prikkels) Problemen met de respons inhibitie kunnen nadelige gevolgen hebben voor het sociaal en academisch functioneren van een kind (Barkley, 1997). De ontwikkeling van de respons inhibitie begint al voor het derde levensjaar en loopt door tot het begin van de puberteit. De ontwikkeling is het sterkst tijdens de kindertijd. In vergelijking met andere executieve functies, is respons inhibitie een vaardigheid die zich relatief snel ontwikkelt (Smidts & Huizinga, 2011).

6. Flexibiliteit Aanpassen aan een nieuwe situatie / nieuw plan Leren d.m.v. feedback over ons eigen gedrag. Onderzoek Crone (2006) Basisschoolleeftijd: positieve feedback Vanaf 11 jaar: begin leren van negatieve feedback Vanaf 22 jaar: meer profiteren van negatieve feedback

7. Emotieregulatie Emoties gaan gepaard met lichamelijke reacties Arousal Modeling door ouders Taal: > autonomie < emotionele uitbarstingen De manier waarop ouders met hun emoties omgaan bepaalt voor een groot deel hoe het kind op latere leeftijd zijn emoties reguleert (Smidts & Huizinga, 2011). Taal: de ontwikkeling van taal en mobiliteit zorgt ervoor dat kinderen steeds meer autonomie krijgen: andere mogelijkheden om iets te bereiken dan via emotionele uiting.

Twee manieren Herwaardering  toename denkstrategieën om andere betekenis aan situatie te geven. Onderdrukking  tegenhouden / verbergen van emoties Invloed puberteit: Grotere intensiteit in beleving van emoties Sneller verhoogde arousal Gevoeligheid voor sociale verwachtingen Uiten (taal, inhiberen) Jongeren die gevoelig zijn voor druk uit de omgeving zullen geneigd zijn emoties in te houden / op te kroppen. Voorkomen van schaamte. Dit leidt vaak tot vervreemding of onaangepast gedrag (Smidts & Huizinga, 2011).

8. Gedragsevaluatie Beoordelen van de uitkomst of het effect van bepaald gedrag Inzicht in wat eigen gedrag bij anderen teweeg brengt In staat zichzelf te controleren Effectief aansturen van eigen gedrag is alleen mogelijk als je je bewust bent van wat je doet. Iemand bekend met de stadia van Kohlberg?

Kenmerken bij een tekort aan gedragsevaluatie Onnodige fouten maken Werk afraffelen Zich niet bewust van storend gedrag Moeite met het interpreteren van reacties van anderen Leert niet van feedback Missen van belangrijke informatie Gevolg is vaak dat deze kinderen weinig vriendjes hebben en vaak gepest worden. Negatieve reactie van anderen komen als complete verrassing Belangrijk om kinderen te leren zichzelf (achteraf) vragen te stellen Wanneer je betekenis kunt geven aan je eigen gevoelens en emoties, kun je deze ook in anderen herkennen.

9. Initiatief nemen uit zichzelf beginnen met nieuwe ideeën kunnen komen zelf antwoorden bedenken of alternatieve oplossingen verzinnen Kenmerken bij een tekort Startproblemen (meestal niet het gevolg van tegendraads gedrag of onverschilligheid!) Moeite met taken die een beroep doen op woordvloeiendheid Bij het opdelen van denkprocessen in verschillende executieve functies is het goed je te realiseren dat het onderscheid niet altijd even scherp is en dat er sprake is van overlap. Deze kinderen hebben veel aansporing nodig. Kenemerk van kinderen met ernstig frontaal hersenletsel Succesvol huiswerk maken: 1 de huiswerkopdracht goed opschrijven 2 bepalen wanneer de opdracht af moet zijn 3 een inschatting maken van de tijd die nodig is om een opdracht af te ronden 4 onderscheid maken tussen wat belangrijk is en wat niet 5 het huiswerk afmaken 6 het huiswerk inleveren

10. Plannen en organiseren Een doel kunnen bepalen Vooruit kunnen denken Een stappenplan maken om het doel te bereiken Alle stappen in de juiste volgorde uitvoeren Ontwikkeling van plannen en organiseren = sterkst tijdens kindertijd en pubertijd vanaf 4 jr; inzicht in kenmerken 7-12 jr; redeneren met kenmerken, strategiegebruik rond 12 jr; overgang van redeneren naar inzet van strategieen en beslissingsvaardigheden Puberteit; planningsvaardigheden nemen sterk toe ( efficiënter, sneller, minder stappen nodig) Planningsvaardigheden worden gemeten door te kijken naar hoeveel stappen iemand nodig heeft om een taak tot een goed einde te brengen en hoeveel tijd hiervoor nodig is. Vooruit denken, anticiperen op wat er gaat gebeuren Einddoel visualiseren – helpt om op basis hiervan meest effectieve manier te bepalen om einddoel te realiseren. Stapsgewijs werken is van belang Rond 4 jaar ; steeds beter inzicht in kenmerken als vorm, aantal of kleur 7-12 jaar; plannen op basis van redeneren verandert in plannen op basis van strategiegebruik en beslissingsvaardigheden. Puberteit; het kunnen bedenken en hanteren van strategieën en de vaardigheid om besluiten te nemen ontwikkelt zich Onderzoek: Monica Luciana en Charles Nelson 4 jaar; eenvoudigste opgaven Toren van H. Uitvoeren; 3 schijven, 2 stappen 3-jarigen kunnen dit beslist nog niet. Geen verschil tussen 4-jarigen en jong volwassenen Opgaven met 3 stappen Verschil tussen 4- en 8-jarigen Geen verschil 8-jarigen en jong volwassenen Kinderen van 12 jaar konden complexere problemen nog niet zo goed oplossen als jong volwassenen 9-11 jaar passen nog act before thinking toe. – komen wel tot oplossing maar nog minder efficient.

Kenmerken bij een tekort Moeite om op tijd te beginnen met (grote) opgaven Moeite om de juiste voorbereidingen te treffen Moeite met puzzelen / doolhofopdrachten Moeite om informatie te structureren en hoofdlijnen te bepalen Raken overweldigd door grote hoeveelheden informatie Kind dat kan plannen en organiseren kan: Duidelijkheid en orde scheppen in zowel gesproken als geschreven tekst Kinderen die dit niet kunnen zien door de bomen het bos niet meer en raken overweldigd door de enorme hoeveelheid informatie . -> leerproblemen Slechte organisatie van nieuw geleerde stof kan tot gevolg hebben dat een kind op een later tijdstip moeite heeft met het ophalen van die informatie HERKENNING / multiple choice levert minder problemen op. Manier waarop nieuwe informatie wordt gestructureerd speelt een belangrijke rol bij hoe informatie geleerd, onthouden en opgehaald wordt.

11. Ordelijkheid en netheid Opruimen van spullen Ordenen in het algemeen Hoe netjes wordt huiswerk gedaan Kenmerken bij een tekort Slordig Spullen rond laten slingeren Rommelige bureaus / kamers Moeite met spullen voor huiswerk organiseren Wordt ook wel gezien als een onderdeel van de planningsvaardigheden.

Voorwaarden om te werken aan opdracht: Lichamelijke activatie: voldoende gegeten, goed uitgerust, gezond, in goede conditie Voldoende prestatiemotivatie: ervaring dat inspanning iets positiefs oplevert Frustratietolerantie: ervaring dat fouten maken niet erg is en dat je er iets van kunt leren Doorzettingsvermogen: ervaring dat als je iets vaker doet, het steeds beter gaat Competentiegevoel: weten wat je mogelijkheden zijn, maar ook wat je grenzen zijn. Hierdoor kun je het zelf uitzoeken maar ook (op tijd) hulp vragen als je er niet uitkomt Zie boek André Rietman: werken met aandacht

Afwisseling bewegen en leren

Vragen?

Bedankt voor jullie aandacht!