Aantekeningen Hoofdstuk 1

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Verzekeringen, hypotheken en financieringen. Met een spaarloonregeling kunnen werknemers met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking belastingvrij een.
Advertisements

een oude dag die moeilijk te financieren lijkt
Rekenwerk Alle mogelijkheden die je tegenkomt.
Hoofdstuk 2: Geld en ruil
Hoe is het opgebouwd Een eenvoudige uitleg
Hoofdstuk 2 Inkomen en inflatie
Marketing 1.2 de consument 19 november 2012.
 (het wordt niet makkelijk…)
Netto en bruto inkomen, of belasting en sociale premies.
stijging van het algemeen prijspeil
3 mavo Betekenis van dit percentage bespreken..
In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht = Het geld wordt minder waard.
Inkomen les 10 Zelftest Inzichtvragen
Inkomen verdienen.
Management & Organisatie Lesbrief: Welvaart VWO 4 Les 11 – Indexcijfers deel 2 Datum: 23 september 2010 Docent: Henk Douna.
Inflatie oftewel stijging van het algemeen prijspeil
Inkomen les 20 Begrippen & opgave 100 t/m Begrippen Collectieve lasten Geheel van belastingen en sociale premies.
Inkomen les 19 Begrippen & 92 t/m 99
Inkomen les 8 37 t/m 46.
Inkomen les 7 27 t/m 37.
HAVO 4: Jong & Oud Hoofdstuk 2: De jeugd
Hoofdstuk 5: Het huishouden
Havo 4: De arbeidsmarkt Hoofdstuk 4: Loonvorming in de praktijk
Prijsindexcijfer Klik om verder te gaan. Hoe gebruik je deze uitleg? Je kunt in deze presentatie ‘bladeren’ door de pijltjestoetsen te gebruiken. Vooruit.
Samenvatting Wat moet je leren/ oefenen? Heel hoofdstuk 2
Lesplanning 6.7 Deze les oefenen met moeilijke opgaven met behulp van 6.7 Volgende les samenvatting 24 april proefwerk hoofdstuk 6.
Samenvatting Intro Samenvatting:
Paragraaf 1 Kennen: De verschillen tussen de formele en informele sector Verschillen tussen een individuele en een collectieve arbeidsovereenkomst Welke.
Toepassing 30% regeling TU/e Bert Voets 12 juni 2007.
Uitleg paragraaf 4.4 Klas: 2M5.
Nominaal versus reëel inkomen
Hoofdstuk 1 Waar blijft je geld?
Herhaling Hoofdstuk 1.
§1.4 Waar kies je voor? In deze PowerPoint-presentatie leer je over:
Hoe moet ik mijn loonstrookje lezen?
Rekenen.
Rekenen met rente Jnw, september 2015.
Wat voor inkomen heb je & waar blijft je geld?
Basisboek Marketing Hoofdstuk 10 Inkomenselasticiteit.
Indexcijfers Meervoudig indexcijfer Gewogen indexcijfer.
Uitwerkingen hoofdstuk 1. Antwoorden Jaar inkomen Hugo € 2600 x 12 = € Jaar inkomen Alice € 2053 x 12 = € Vakantiegeld € Spaargeld.
AOW EN PENSIOENEN SOCIALE ZEKERHEID. SOCIALE VERZEKERING Verzekeringen ( betaald uit inkomstenbelasting, sociale premies) Volksverzekeringen AOW ANW AWBZ.
22 dagen x 8 uur = 176 uren Maandloon, 12 maanden per jaar. Een kalendermaand bevat gemiddeld 22 werkdagen Bruto salaris. Naast dit deel draagt de werkgever.
 Hier worden leningen of kredieten verstrekt 2 deelmarkten: Geldmarkt: Kortlopende kredieten (1 a 2 jr) Kapitaalmarkt: Langlopende kredieten (langer.
Antwoorden oefenvragen stencil 2 2 Brutoloon € 2600 Inkomensafhankelijke bijdrage zvw€ 100 – Loonheffing€ 500 – Werknemersdeel werknemersverzekeringen.
Aantekeningen hoofdstuk 2. Arbeidsovereenkomst 4.3 Wat moet je doen? Om in Nederland aan het werk te mogen is het verplicht om een arbeidsovereenkomst.
Uw salarisstrook Voorbeeld salarisstrook Gegevens werknemer Gegevens van de werknemer. Verlaagt de in te houden loonheffing: Slechts bij één werkgever.
Hoofdstuk 1(3.1- 8%) De kandidaat kan voor een beschreven situatie motiveren of een medewerker gebruik kan maken van in het verleden opgebouwde rechten.
Samenvatting Lesbrief Werk & Werkloosheid Hoofdstukken 1-3.
Hoofdstuk 1 en 2. Productiefactoren Dit zijn alle middelen die gebruikt worden om iets te kunnen produceren. Productiefactoren ArbeidKapitaal natuur Ondernemerschap.
Lesbrief Verdienen en Uitgeven
Vraag en Aanbod van financiële middelen & nominale en reële rente
een oude dag die moeilijk te financieren lijkt
Deze les nieuwe opzet Instructietafel links in de klas
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
Economische groei Hfst 20 Hfst 26.
Welkom 4 Havo..
Welkom 4 Havo..
Economisch bekeken Mavo 4
Geld en Welvaart Exameneenheid Consumptie
Hfst 5 Sparen of lenen? Concept: Ruilen over de tijd
Mens & Maatschappij Leerjaar 2
Wat wordt er ingehouden op het brutoloon
Blok 3 Zorg of bemoeizucht?
een oude dag die moeilijk te financieren lijkt
Inflatie en koopkracht
Indexcijfers en omzetprognose
Thema 8 Blok 3 Aantekening van: Wie betaalt dat allemaal (blz. 43)
22 dagen x 8 uur = 176 uren Maandloon, 12 maanden per jaar. Een kalendermaand bevat gemiddeld 22 werkdagen Bruto salaris. Naast dit deel draagt de werkgever.
Transcript van de presentatie:

Aantekeningen Hoofdstuk 1

Als je werkt krijg je aan het einde van de maand loon uitgekeerd! Het aantal uren dat je gewerkt hebt keer je uurloon, noem je het brutoloon. Helaas wordt er gelijk door je werkgever een groot deel van dit bedrag ingehouden en afgedragen aan de fiscus. Over je loon betaal je namelijk loonheffing! Het geld dat je uiteindelijk ontvangt op je bankrekening, noem je het nettoloon. Loonbelasting Loonheffing Premies volksverzekeringen (AOW,ANW,AWBZ,AKW) 1.1 Brutoloon en nettoloon

Spaarloonregeling Sinds 2012 afgeschaft!! Voorheen mocht iedere werknemer maximaal belastingvrij 613 euro van het brutoloon op een spaarloonrekening zetten. Levensloopregeling Sinds 2012 afgeschaft!! Voorheen kon je een deel van je brutoloon sparen voor onbetaald verlof. Alleen voor oude werknemers is er overgangsregeling. Vut/PFU Afgeschaft!! Alleen mensen die voor 1950 geboren zijn mogen eerder dan op je 65ste met pensioen. Toch betaal je nog altijd in een aantal bedrijfstakken over je brutoloon tot 2021 premie!! ZVW Deze premie is bedoelt voor langdurige zorg en medische risico’s die niet door de verzekering worden gedekt. Denk aan opname psychiatrisch ziekenhuis. 1.1 Brutoloon en nettoloon

Berekenen Brutoloon naar nettoloon Loonbelasting - Loonheffing Sociale premies volksverzekeringen - Sociale premie werknemersverzekeringen - (Het deel dat voor rekening komt van de werknemer WW) Premie pensioenfonds - = Nettoloon 1.1 Brutoloon en nettoloon

- - + + + = Secundair inkomen of netto besteedbaar inkomen Arbeidsinkomen (brutoloon/salaris) + Inkomen uit bezit (Rente+huur+winst+pacht) + Overdrachtsinkomen (uitkeringen, zakgeld, toeslagen) - Belasting en sociale premies = Secundair inkomen of netto besteedbaar inkomen Prijsverhogende belastingen (BTW, accijns) - Prijsverlagende subsidie (Milieu) + = Tertiair inkomen 1.2 Besteedbaar inkomen

Directe ruil Tegenwoordig kopen wij producten met geld, dit is indirecte ruil. Chartaal geld Giraal geld 1.3 Geld en geldontwaarding

Veel geld is leuk, maar producten en diensten worden dan ook steeds duurder. Als prijzen van producten en diensten stijgen, dan noem je dat inflatie. Je kunt dan minder kopen van hetzelfde geld, dit heet geldontwaarding. We zeggen dan ook dat je koopkracht is gedaald. 1.3 Geld en geldontwaarding

Hoe bereken je het inflatiepercentage en bijbehorend percentage geldontwaarding? De prijs van een pakket levensmiddelen stijgt van € 110 naar € 120. a Bereken het inflatiepercentage bij deze prijsstijging Dit is de formule voor het berekenen van een prijsstijging of daling Nieuw - oud € 120 – € 110 X 100 dus X 100= 9,1% Oud € 110 b Bereken de geldontwaarding als je niet meer dan € 110 gaat besteden Formule = (1 – geld dat je blijft besteden / nieuwe prijs) x 100 Dus (1- € 110 / € 120) x 100 = 8.3% Je koopkracht is dus met 8.3% gedaald 1.3 Geld en geldontwaarding

Indexcijfers x100 getal basisjaar 1.4 prijs-en inkomensindexcijfers Met indexcijfers kun je gegevens met elkaar vergelijken waarbij je het basisjaar als uitgangspunt neemt. Indexcijfers geven dan ook een verhouding weer van een waarde t.o.v. de waarde van het basisjaar. Het basisjaar heeft altijd het indexcijfer 100. Voorbeeld: Jari heeft de ontwikkelingen van de prijs van een bepaalt product bijgehouden. Hierbij heeft hij 2012 als basisjaar genomen. Bereken de ontbrekende indexcijfers. jaar prijs indexcijfer 2011 € 10 2012 € 12 2013 € 13 2014 € 16 83.3 Indexcijfer= €10/€12x100=83,3 100 (basisjaar) 108.3 Indexcijfer= €13/€12x100=108,3 133.3 Indexcijfer= €16/€12x100=133.3 Formule indexcijfers: Maar wat betekent dit indexcijfer dan? Het geeft aan dat de prijs in 2013 108.3-100= 8,3% is gestegen t.o.v. het basisjaar. Let op!! Indexcijfers zijn zelf niet in procenten. Ook kun je dit alleen zeggen t.o.v. van het basisjaar. getal . x100 getal basisjaar 1.5 Indexcijfers 1.4 prijs-en inkomensindexcijfers

1.5 Koopkracht , welvaart en welzijn Koopkracht is de hoeveel goederen en diensten die jij kunt kopen van je inkomen. Je koopkracht is dus afhankelijk van je inkomen en het prijspeil in de winkels. Het inkomen dat je verdiend in euro’s, noem je het nominaal inkomen. Het nominaal inkomen aangepast aan de inflatie, noem je het reëel inkomen. Nominaal indexcijfer (NIC) Reëel inkomen indexcijfer (RIC) = X100 Prijspeil indexcijfer (PIC) 1.5 Koopkracht , welvaart en welzijn

Voorbeeld 1: Hoe ermee rekenen? Stel dat brandweer Harry in (2014) een inkomen had van € 35000. In (2015) verdient hij meer namelijk € 38000. De inflatie is gedurende (2014) 2.2%. a Bereken het nominale indexcijfer van Harry in 2015. Rond af op één decimaal b Bereken het reële indexcijfer van Harry in 2015. Rond af op één decimaal € 38000 - € 35000 dus = 8.6% stijging € 35000 Het nominale indexcijfer is dan 108.6. 108.6 (NIC) x100 =106.3 (RIC) 102,2 (PIC) Conclusie de koopkracht van Harry is gestegen met 6.3% t.o.v. 2014. 1.5 Koopkracht , welvaart en welzijn

Voorbeeld 2: Hoe ermee rekenen? Stel dat het reëel inkomen indexcijfer van 105 is gegeven. Daarnaast is ook het prijsindexcijfer 102,2 gegeven. a Bereken het nominale indexcijfer 10 5= 2 ? 105 (RIC) = Dus ezelsbruggetje 5 x 2 = 10 Dus 105 x 102,2 / 100 = 107.3 (NIC) 102,2 (PIC) NIC = 107.3. Check even na door 107.3 / 102.2 x 100 = 105 afgerond 1.5 Koopkracht , welvaart en welzijn