Hfdst 18 Staandehouden Blz. 191-197
Staandehouden art. 52 Sv, 27a Sv en 27b Sv Iedere opsporingsambtenaar is bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in art. 27a lid 1, en hem daartoe staande te houden. Staandehouden is een dwangmiddel Art. 27a: De verdachte wordt t.b.v. het vaststellen van zijn identiteit gevraagd naar zijn: Naam Voornamen Geboorteplaats Geboortedatum Adres waarop hij staat ingeschreven Feitelijke verblijfplaats
Vervolg staandehouden art. 27a lid 1 Sv. Het vaststellen van zijn identiteit omvat tevens een onderzoek van een identiteitsbewijs als bedoeld in art. 1 Wet ID In gevallen als bedoeld in art. 55c lid 2 en 3, omvat het ook het nemen van een of meer foto’s en vingerafdrukken. Art. 27a lid 2: Als van een verdachte de vingerafdrukken zijn genomen en verwerkt, omvat het vaststellen van zijn id. ook het vergelijken van de genomen vingerafdrukken.
Opdracht Zoek art. 1 van de Wet op de identificatieplicht op en noteer deze. Geef aan welke id.-bewijzen hier worden genoemd. 2. Zoek art. 55c lid 2 en 3 op en noteer deze. Geef in eigen woorden aan om welke gevallen het hier gaat.
Art. 27b lid 1,2 en 3 Sv Lid 1: Onze Minister van Veiligheid en Justitie dient aan de verdachte na vaststelling van zijn identiteit een strafrechtsketennummer toe (tenzij hij die al heeft). Dit nummer bevat geen informatie over de verdachte. Lid 2: Het strafrechtsketennummer mag alleen worden gebruikt t.b.v. het uitwisselen van persoonsgegevens van verdachten en veroordeelden t.b.v. de toepassing van het strafrecht en de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 in de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen. Lid 3: De functionarissen en organen die belast zijn met de toepassing van het strafrecht en de functionarissen die belast zijn met de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000, gebruiken bij het onderling uitwisselen van persoonsgegevens over verdachten en veroordeelden het strafrechtsketennummer.
Weetjes Staandehouden Iedere opsporingsambtenaar is bevoegd hiertoe Mag alleen als er sprake is van een verdachte Doel van het dwangmiddel is om de identiteit vast te stellen Mag alleen gebruikt worden ter vaststelling identiteit en niet voor andere doelen (bijv. het vragen naar betrokkenheid strafbare feit) Kent de o.a. de identiteitsgegevens van de verdachte al, dan kan hij hem niet staandehouden De o.a. mag de verdachte dwingen om te blijven staan voor de duur van de vragen.
Strafbaarheid niet meewerkende verdachte Situaties: strafbaar/niet strafbaar Verdachte stopt niet niet strafbaar Verdachte geeft geen antwoord niet strafbaar Verdachte toont als hij is gevorderd strafbaar art. 447e Sr geen geldig id.-bewijs Verdachte geeft valse id.-gegevens op strafbaar art. 435 sub 4 Sr
Rechtmatigheid van de opsporing Kent 5 verschillende aspecten: 1. Wetmatig: het dwangmiddel moet volgens de tekst van de wet worden toegepast 2. Proportioneel: de zwaarte van zijn dwangmiddel moet in verhouding staan tot de ernst van het strafbare feit 3. Subsidiair: de o.a. kiest altijd het lichtste middel om zijn doel te bereiken. 4. Fair play: de o.a. informeert de verdachte altijd over de aard van de verdenking en zijn rechten 5. Detournement de pouvoir (geen misbruik van bevoegdheden): de o.a. mag een dwangmiddel alleen gebruiken voor het doel waarvoor de wet hem het dwangmiddel geeft.
Opdracht Geef bij ieder van de 5 aspecten in eigen woorden twee voorbeelden waaruit blijkt wat het aspect inhoudt.