Enige rechtsvergelijkende opmerkgingen over verzekeringscertificaten N.J. Margetson Advocaat bij Margetson Van ‘t Zelfde & Co.
Inleiding 1 Verzekeringscertificaten komen voor bij verschillende soorten verzekering maar vinden hun oorsprong in transportverzekering zoals een zogenaamd contractpolis (Engels: “open cover”); Een contractpolis houdt in dat goederentransporten van de verzekerde die gedurende een bepaalde periode plaatsvinden, op de overeengekomen condities verzekerd zijn zodra het desbetreffende transport door de verzekeringnemer is aangemeld bij de verzekeraar. In de praktijk worden daartoe zogeheten declaratielijsten gebruikt (voetnoot 11 in de conclusie voor HR Zurich/Lebosch)
Inleiding 2 De verzekerde op een contractpolis krijgt van zijn verzekeraar het recht om hem door of namens de verzekeraar ter hand gestelde formulieren in te vullen en uit te geven; In die formulieren verklaart de verzekeraar of de verzekeringsmakelaar dat een – door de verzekerde zelf in te vullen – partij goederen verzekerd is; Veelal verwijst de verzekeringscertificaat naar de oorspronkelijke polis; (Kamphuisen 2003)
Inleiding 3 Voorbeeld van het gebruik van verzekeringscertifcaten: een CIF verkoop; Onder de INCO term “CIF” moet de verkoper de kosten van het vervoer en de vracht betalen en zorgen dat de goederen verzekerd zijn; Het risico voor de goederen gaat van de verkoper op de koper over als de goederen de railing van het schip passeren; De verkoper heeft op dat moment geen belang meer bij verzekering van de goederen omdat de koper dat belang heeft gekregen; Om die reden krijgt de koper een verzekeringscertificaat waaruit blijkt dat hij verzekerde is;
Inleiding 4 Verzekeringscertificaten kunnen op naam zijn gesteld, aan toonder of aan “wie het aangaat” (Kamphuisen 2003) In het arrest dat ik ga bespreken is het fenomeen “waardepapier” van belang; Van Oven beschrijft waardepapieren als: “Schriftelijke betalingsbeloften aan een door middel van het papier zelf vervangbare schuldeiser.” Een waardepapier is een gemakkelijk overdraagbaar papier dat dient als bewijsstuk van de onderliggende rechtsverhouding en dat de houder ervan legitimeert als gerechtigde tot de daaruit voortvloeiende vordering;
Probleemstelling Ik ben bezig met een publicatie waarin ik onderzoek: (1) hoe onder Nederlands en Engels recht verzekeringscertificaat wordt gekwalificeerd; en (2) of een verzekeraar persoonlijke verweermiddelen die hij tegen de verzekeringnemer kan inroepen ook kan inroepen tegen de certificaathouder om zo uitkering onder de polis te weigeren. Ik presenteer hier mijn bevindingen tot nu toe. Eerst bespreek ik het Nederlandse recht en dan het Engelse recht met aandacht voor het Amerikaanse recht en ik sluit af met een conclusie;
Nederlands recht (1) HR 19 april 2002, NJ 2002, 456 (Zürich v. Lebosch) Seahopper is een dochtermaatschappij van Traconro; Traconro heeft mede voor haar dochtermaatschappij Seahopper een goederentransportverzekering in de vorm van een contractpolis afgesloten met een aantal verzekeraars waaronder Zürich; Het betreft een ABN AMRO contractpolis met algemene voorwaarden contractpolis goederen (CG 78.1); Clausule 1 daarvan luidt: “Deze verzekering geschiedt zowel voor eigen rekening als die van derden, hetzij laatstbedoelden belanghebbende zijn of dit tijdens de loop van de verzekering zullen worden met of zonder lastgeving”;
Nederlands recht (2) Clausule 30 geeft een volmacht aan ABN AMRO om verzekerings certificaten af te geven. Het luidt: “30. Door verzekeraars wordt ABN AMRO Bank N.V. met vrijwaring van al haar aansprakelijkheid te dezen aanzien uitdrukkelijk en bij voorbaat gemachtigd op de conditiën van dit contract assurantiecertificaten hetzij in de Nederlandse hetzij in vreemde valuta af te geven, zowel ten name van ABN AMRO Bank N.V. als ten name van anderen, met welker vorm en tekst zij zich volkomen bekend verklaren. “
Nederlands recht (3) Clausule 32 bepaalt: “Ingeval van schade zal geen ander bewijs van interest of waarde worden gevorderd dan uitsluitend dit certificaat, de declaratielijst(en) en het cognossement en/of ander vervoerbewijs” Seahopper heeft in opdracht van Lebosch op zich genomen het (doen) vervoeren van 1000 zakken melkpoeder van Litouwen naar Nederland; Aan Lebosch is als ladingbelanghebben een certificaat afgegeven. Dit is met machtiging van ABN AMRO bank als makelaar van verzekeraars;
Nederlands recht (4) De aanhef van het certificaat luidt: "We the undersigned herewith certify that we have effected an insurance to bearer or to whom the same does, may or shall appertain, friend or foe and all circumjacencies thereof" (curs. NJM) Let op! Terwijl art. 1 van de algemene voorwaarden duidelijk maken dat de verzekering mede ten behoeve van derde belanghebbenden is, gaat het door ABN AMRO opgestelde certificaat verder: het bereidt dekking uit tot iedere houder want het is een toonderpapier; De melkpoeder is niet aangekomen en Lebosch heeft schadevergoeding geclaimd bij verzekeraars onder wie Zürich; Zürich weigerede uitkering met een beroep op art. 251 K (verzwijging) van Traconro. Dat is een persoonlijk verweermiddel die Zürich jegens Traconro kan voeren. De vraag is of zij die ook jegens Lebosch kan voeren.
Nederlands recht (5) Lebosch heeft bij de rechtbank een verklaring voor recht gevorderd dat Zürich jegens haar geen beroep toekomt op art. 251 K en dat zij gehouden is dekking te verlenen; Zürich verliest in drie instanties. In het eerste cassatiemiddel wordt ervan uitgegaan dat het certificaat een waardepapier is die de verzekering belichaamt; De HR overweegt in r.o. 3.4.2 dat het certificaat een toonderpapier is en dat Zürich daarom op grond van art. 6:146 BW geen persoonlijke verweermiddelen jegens de houder ervan kan hanteren.
Nederlands recht (6) Art. 6:146 lid 1 BW luidt: Na overdracht overeenkomstig artikel 93 van Boek 3 [levering van rechten aan order of aan toonder, NJM] van een vordering aan toonder of aan order, kan de schuldenaar een verweermiddel, gegrond op zijn verhouding tot een vorige schuldeiser, niet tegenwerpen aan de verkrijger en diens rechtsopvolgers, tenzij zij op het tijdstip van de overdracht het verweermiddel bekend was aan de verkrijger of voor hem kenbaar was uit het papier.
Nederlands recht (7) In r.o. 3.4.3 overweegt de HR dat een toonderpolis of -certificaat in het algemeen de toepasselijkheid van art. 251 K niet uitsluit maar dat tegen een derde-houder te goeder trouw geen beroep kan worden gedaan op feiten en omstandigheden die in de relatie tot een eerdere verzekerde of verzekeringnemer de vernietiging van de onderliggende rechtsverhouding wegens verzwijging zouden rechtvaardigen; De Hoge Raad overweegt verder dat verzekeraar die ervoor kiest om uit commerciële overwegingen een toondercertificaat in het verkeer te brengen tegenover derde houders te goeder trouw de risico’s daarvan moet dragen (ex art. 6:146 lid 1)
Nederlands recht (8) Voorts overweegt de Hoge Raad dat de inhoud van het certificaat en de zin die de houder ervan daaraan redelijkerwijs mocht toekennen zal bepalen of het certificaat alleen een dekkingsbevestiging inhoudt of dat het een belichaming is van de overeenkomst en als waardepapier kan worden beschouwd; In casu, overweegt de Hoge Raad, is op grond van de feiten niet onbegrijpelijk dat het hof heeft geoordeeld dat de in het certificaat gebruikte bewoordingen duiden op een certificaat uitgemaakt aan toonder en dat daardoor waardepapier wordt en dat het de goederentransportverzekering belichaamt.
Nederlands recht (9) Ten slotte overweegt de HR dat de enkele omstandigheid dat een toonderstuk naar onderliggende voorwaarden verwijst niet eraan in de weg staat dat art. 6:146 BW van toepassing is. De conclusie is dat als uit de tekst van het papier volgt dat het certificaat een toonderpapier (of een orderpapier?) is, dan is de derde houder te goeder trouw beschermd door art. 6:146 lid 1 BW zodat de verzekeraar persoonlijke verweermiddelen die zij tegen de verzekeringnemer heeft niet kan hanteren jegens die derde houder te goeder trouw.
Engels /Amerikaans recht (1) Engels recht lijkt overeen te komen met Amerikaans recht; In de Amerikaanse zaak Aetna Ins Co v. Willys-Overland (288 Fed 912) was de vraag aan de orde of de verzekeraar een persoonlijk verweermiddel jegens de houder van een verzekeringscertificaat mocht voeren; Kort gezegd overwoog het gerecht dat door afgifte van het certificaat een nieuwe overeenkomst tot stand kwam tussen de verzekeraar en de certificaathouder;
Engels/Amerikaans recht (2) In casu bevatten de certificaten van de polis afwijkende bepalingen; Het gerecht overwoog dat om de inhoud van de nieuwe overeenkomst tussen verzekeraar en certificaathouder vast te stellen de certificaten in samenhang met de polis dienen te worden uitgelegd; Verder werd overwogen dat de certificaten in geval van tegenstrijdigheid in het nadeel van de verzekeraar dienen te worden uitgelegd omdat zij de opsteller van de ervan was; Zo kwam het gerecht tot de beslissing dat de certificaathouder niet bloot stond aan persoonlijke verweren die de verzekeraar jegens de verzekeringnemer zou kunnen voeren.
Engels/Amerikaans recht (3) Hetzelfde standpunt werd ingenomen in de Engelse zaak Phoenix v De Monchy, (1929) 34 Ll L Rep 201 (HL). In die zaak ging het om de vraag of een vervaltermijn van een jaar in de polis ook van toepassing was op een certificaat (gesteld aan de order van de verzekeringnemer/CIF verkoper) die onder de polis was afgegeven. In het certificaat was bepaald dat het certificaat de polis belichaamde en in diens plaats trad; Het gerecht overwoog dat het certificaat prevaleerde boven de polis en dat alleen bepalingen van de polis die essentieel waren voor een overeenkomst van zeeverzekering in het certificaat dienden te worden gelezen maar verder niets anders.
Engels/Amerikaans recht (4) Verder werd overwogen dat de houder van het certificaat partij werd bij de overeenkomst belichaamd door het certificaat en niet bij de onderliggende verzekeringsovereenkomst en dus niet gebonden is aan alle polisvoorwaarden; Het certificaat verleent rechten aan de houder maar niet de verplichting om binnen een bepaalde termijn die rechten uit te oefenen; Het resultaat was dat de vervaltermijn in de polis niet van toepassing was op het certificaat; Conclusie Engels / Amerikaans recht: het verzekeringscertificaat wordt beschouwd als een aparte overeenkomst tussen de verzekeraar en de houder van het certificaat zodat de verzekeraar geen aan de polis ontleende verweermiddelen kan tegenwerpen aan de certificaathouder.
Voorlopige eindconclusie Op grond van art. 6:146 BW kan onder het Nederlandse recht een verzekeraar geen aan de polis ontleende verweermiddelen tegen de houder van een toondercertificaat (of een ordercertificaat?) tegenwerpen. Onder het Engelse recht komt een aparte overeenkomst tot stand tussen de verzekeraar en de certificaathouder zodat de verzekeraar geen aan de polis ontleende persoonlijke verweermiddlen aan de certificaathouder kan tegenwerpn. Uit mijn onderzoek tot nu toe blijkt niet dat de Engelse leer beperkt is tot toondercertificaten/ordercertificaten. Het lijkt te gelden voor alle certificaten dus ook certificaten op naam (komen die voor?). Dat moet ik echter nog nader onderzoeken.