Eerste zondag van de veertigdagentijd 17 februari 2013 “Gezalfde herder” 1 Samuël 16 / Lucas 4: 1- 13 De herder David wordt gezalfd als koning. In deze verwarrende situatie moet hij met vallen en opstaan zijn weg zien te vinden, daarbij houdt hij vast aan God, de Eeuwige. Hij moet net als Jezus door de woestijn heen over een weg vol valkuilen.
De lier is het symbool van David, herder van schapen, onbelangrijk voor zijn omgeving, maar belangrijk voor zijn schapen en voor God die hem uitkoos om op weg te gaan over de woestenij van die tijd heen om Gods volk als herder nieuw leven te geven.
De koehoorn is het symbool van de zalving tot koning met een opdracht van God om het volk Israël naar Hem te leiden en niet uit te zijn op eigen macht zoals de huidige koning Saul.
Net als Jezus in de woestijn krijgt David als koning op weg naar het koningschap te maken met een weg vol verzoekingen en valkuilen. Deze weg is aangegeven door grillige lavastenen en stronken.
Jezus en David hebben als gezalfden in verbonden- heid met de Eeuwige een missie te volbrengen: als herder vanuit Gods liefde vrede en gerechtig-heid te scheppen voor alle mensen en “Nieuw Leven” te geven.