Welkom Startzondag
Dank U voor deze nieuwe morgen, dank U voor deze nieuwe dag Dank U voor deze nieuwe morgen, dank U voor deze nieuwe dag. Dank U dat ik met al mijn zorgen bij U komen mag.
Dank U voor alle goede vrienden, dank U, o God voor al wat leeft, dank U voor wat ik niet verdiende: dat U mij vergeeft.
Dank U voor alle bloemengeuren, dank U voor ieder klein geluk, dank U voor alle held’re kleuren, dank U voor muziek.
Dank U dat U hebt willen spreken, dat U, U kent een ieders taal Dank U dat U hebt willen spreken, dat U, U kent een ieders taal. Dank U dat U het brood wilt breken met ons allemaal.
Dank U, uw liefde kent geen grenzen, dank U dat ik nu weet daarvan Dank U, uw liefde kent geen grenzen, dank U dat ik nu weet daarvan. Dank U, o God, ik wil U danken dat ik danken kan.
Laat ons den rustdag wijden Met psalmen tot Gods eer Laat ons den rustdag wijden Met psalmen tot Gods eer. 't Is goed, o Opperheer, Dat w' ons in U verblijden;
't Zij d' ochtendstond, vol zoetheid, Ons stelt Uw gunst in 't licht, 't Zij ons de nacht bericht Van Uwe trouw en goedheid.
't Voegt ons met blijde klanken, Door 't voorbedachte lied, Hem, die het al gebiedt, Op harp en luit te danken.
Gij hebt door Uw vermogen, O HEER, mijn hart verheugd; Ik zal, verrukt van vreugd, Uw grote daân verhogen.
Looft den HEER, want Hij is goed; Looft Hem met een blij gemoed; vrouwen Looft den HEER, want Hij is goed; Looft Hem met een blij gemoed;
Zal bestaan in eeuwigheid. allen Want Zijn gunst, alom verspreid, Zal bestaan in eeuwigheid.
Looft den HEER, wiens heerschappij Isrel voerd' uit slavernij; mannen Looft den HEER, wiens heerschappij Isrel voerd' uit slavernij;
Zal bestaan in eeuwigheid. allen Want Zijn gunst, alom verspreid, Zal bestaan in eeuwigheid.
Looft den HEER, wiens sterke hand Isrel leidd' uit Faros land; vrouwen Looft den HEER, wiens sterke hand Isrel leidd' uit Faros land;
Zal bestaan in eeuwigheid. allen Want Zijn gunst, alom verspreid, Zal bestaan in eeuwigheid.
Die Zijn volk, als bij de hand, Leidde door woestijn en zand. mannen Die Zijn volk, als bij de hand, Leidde door woestijn en zand.
Zal bestaan in eeuwigheid. allen Want Zijn gunst, alom verspreid, Zal bestaan in eeuwigheid.
Die in onzen lagen stand, Ons genadig bood de hand; vrouwen Die in onzen lagen stand, Ons genadig bood de hand;
Zal bestaan in eeuwigheid. allen Want Zijn gunst, alom verspreid, Zal bestaan in eeuwigheid.
Looft Hem, looft Hem, al wat leeft, mannen Looft Hem, looft Hem, al wat leeft, Die al 't vlees zijn voedsel geeft;
Zal bestaan in eeuwigheid. allen Want Zijn gunst, alom verspreid, Zal bestaan in eeuwigheid.
Geeft den God des hemels eer; Lof zij aller scheps'len HEER; allen Geeft den God des hemels eer; Lof zij aller scheps'len HEER;
Zal bestaan in eeuwigheid. allen Want Zijn gunst, alom verspreid, Zal bestaan in eeuwigheid.
Daar God, voor hen bezorgd, in hunne noden De wolken zelfs van boven had geboden, De hemeldeur ontsloten, mild in 't zeeg'nen,
En 't manna doen rondom hun tenten reeg'nen; Opdat Zijn volk, ten blijk van Zijne trouw, Dit hemelkoorn op reis genieten zou.
Elk mocht zijn brood, zo mild hem toegemeten, Dat wonderbrood der Machtigen, nu eten; Den teerkost, tot verzading hun gegeven
Een oostenwind werd door Hem voortgedreven, En 't zuiden gaf, in 't aangevoerde zwerk, Geen minder blijk van Zijn krachtdadig werk.
Zie je daar die mensen lopen door het zand van de woestijn Zie je daar die mensen lopen door het zand van de woestijn? Allen denken, allen hopen gauw in Kanaän te zijn.
Exodus 16:1-3
Maar de mensen gaan nu klagen, en ze zeuren elke keer: ‘Hoor, wij lopen al veel dagen, er is haast geen eten meer.’
Exodus 16:4-12
Toch blijft God wel voor hen zorgen. Hij geeft water, vlees en brood Toch blijft God wel voor hen zorgen. Hij geeft water, vlees en brood. Hij geeft manna, elke morgen, want Zijn liefde is heel groot.
Exodus 16:13-26
De Isra-lieten reizen. God leidt hen door Zijn hand De Isra-lieten reizen. God leidt hen door Zijn hand. Hij zal de weg wel wijzen naar het beloofde land.
En als het volk gaat klagen dan ligt er ’s morgens vroeg het manna, alle dagen. God geeft meer dan genoeg.
Exodus 16:27-36
God geeft meer dan genoeg God geeft meer dan genoeg. Het volk gaat manna zoeken en raapt zoveel als mag. Ze bakken honingkoeken, maar niet op sabbatdag.
Zo wil God voor hen zorgen met water, vlees en brood Zo wil God voor hen zorgen met water, vlees en brood. En Hij toont elke morgen: Mijn liefde is heel groot!
Zo maar te gaan met een stok in je hand; zonder te weten wat je zult eten. Zo maar te gaan met een stok in je hand; eindeloos ver is 't beloofde land.
Zo maar te gaan, wordt het leven of dood Zo maar te gaan, wordt het leven of dood? Altijd maar banger, duurt het nog langer? In de woestijn worden kinderen groot.
Zo maar te gaan, met Zijn woord als bewijs, altijd maar lopen, altijd maar hopen. Zo maar te gaan met Zijn woord als bewijs; straks wonen wij in een paradijs.
Wij leven van de wind die aanrukt uit den hoge en heel het huis vervult waar knieen zijn gebogen,
die doordringt in het hart, in de verborgen hof, en uitbreekt in een lied en opstijgt God ten lof.
Wij teren op het woord, het brood van God gegeven, dat mededeelzaam is en kracht geeft en nieuw leven.
Dus zegt en zingt het voort, geeft uit met gulle hand dit manna voor elk hart, dit voedsel voor elk land.
Gij zijt mijn God, U zal ik loven, Verhogen Uwe majesteit; Mijn God, niets gaat Uw roem te boven; U prijz' ik tot in eeuwigheid.
Laat ieder 's HEEREN goedheid loven, Want goed is d' Oppermajesteit; Zijn goedheid gaat het al te boven; Zijn goedheid duurt in eeuwigheid!
Welkom in de Rank & Gezegende Zondag