EEN KWALITATIEF ONDERZOEK DOOR FREYA VANDER LAENEN (RUG) Jongeren met GES over de reactie op druggebruik in hun instelling PRESENTATIE DOOR RUTH VERKEST
Afbakening onderzoekspopulatie 160 jongeren tussen 12 en 21 jaar met gedrags- en emotionele stoornissen (GES) in een residentiële setting van het Vlaams agentschap voor personen met een handicap in Oost- Vlaanderen 131 jongens 29 meisjes voor de 2 de en 3 de onderzoeksfase opsplitsing in 2 groepen: 12- tot 14-jarigen 16- tot 21-jarigen
Motivering populatie Een drugpreventie op maat van de specifieke doelgroep moet uitgaan van het standpunt van deze jongeren. Jongeren als directe participanten en (mede)onderzoekers: past in de toenemende erkenning van inspraak en participatie van kwetsbare jongeren. cf. VN-verdrag van de rechten van het kind (1990) en het Decreet op de rechtspositie van jongeren in de integrale jeugdhulp (2004)
Huidig drugpreventie-onderzoek verwaarloost vaak de visie van kinderen en jongeren. heeft vaak weinig aandacht voor verschillen tussen jongeren. is gericht op een doorsnee-schoolpopulatie. blijkt geen effect te hebben op specifieke doelgroep. leidt soms tot verergering van problemen bij deze doelgroep.
Methodologie bij het onderzoek Groepstechnieken met vooraf uitgeschreven draaiboeken en observatieschema’s De aanwezigheid van leeftijdgenoten werkt geruststellend. Grotere bereidheid om met leeftijdgenoten over gevoelige thema’s te praten. Nominal group technique (NGT) Om de invloed van dominante groepsleden en van de onderzoeker tot een minimum te beperken. Gesprekken opgenomen op minidisk, woordelijk uitgeschreven en gedecodeerd door onderzoeker
Fase 1 Operationaliseren en formuleren van de centrale onderzoeksvraag bij 6 focusgroepen Vijf van de zes Oost-Vlaamse internaten en het Oost-Vlaamse Centrum voor Observatie, Oriëntering en Behandeling (OBC) nemen deel
Fase 2 Tijdens 14 nominal group techniques Jongeren geven elementen die volgens hen het meest van belang zijn bij het voorkomen van (problemen bij) druggebruik Vanaf fase 2 nemen alle internaten en het OBC deel
Fase 3 Thema’s uit de 2 de fase vormen basis van 14 focusgroepen Jongeren geven aan: hoe ze thema’s invulden op welke manier ze wilden dat de thema’s in praktijk worden toegepast 10 prioriteiten worden als centrale themavragen opgenomen
Fase 4 Terugkoppelen van de interpretaties van de onderzoeker naar: de onderzoekspopulatie (8 feedbacksessies) verschillende sleutelfiguren in het veld Toetsing van de data aan de literatuur
Opmerkelijke verschillen Het beeld van druggebruik in de oudste en de jongste groepen verschilt grondig: Het gebruik van cannabis neemt toe met de leeftijd. Meer jongens dan meisjes gebruiken cannabis. Ook tussen de internaten verschilt het druggebruik: In sommige internaten gebruiken (bijna) alle deelnemers uit de oudste groepen illegale drugs, in andere slechts de helft.
Onderscheid binnen het codeboek Inhoud: 3 thema’s: Context = omstandigheden waarbinnen jongeren al dan niet drugs gebruiken Evaluatie van de huidige situatie > drug(preventie)sector, drug(preventie)beleid op internaat, reactie van familie en vrienden Toekomst > randvoorwaarden en kenmerken v/e goed drug(preventie)beleid Proces: 2 thema’s: Onderzoek Deelnemers
Resultaten Jongeren met een geschiedenis Eigen ervaringen v/d jongeren en ervaringen van betekenisvolle anderen (*) blijken erg belangrijk. (*) leeftijdgenoten, broers, zussen en ouders Jongeren blijken wantrouwig tegenover andere mensen. Vooral bij de 12- tot 14-jarigen Ook de onderzoeker wordt – aanvankelijk – gewantrouwd, cf. opnameapparatuur.
Resultaten Jongeren hebben kritiek (1) Begeleiders moeten meer aandacht besteden aan de oorzaken van druggebruik. Nu te veel beperkt tot: controleren en sanctioneren emotionele reacties > boosheid/paniek (aldus meisjes).
Resultaten Jongeren hebben kritiek (2) Begeleiders moeten vertrouwelijk met informatie omgaan: Vrees dat ouders/jeugdrechtbank worden ingelicht Begeleiders wisselen discrete informatie over druggebruik uit.
Resultaten Jongeren hebben kritiek (3) Jongeren willen ernstig genomen worden = aanzien worden als volwaardige gesprekspartners. > nu: Gevoel van machteloosheid en machtsongelijkheid: Twijfel of de instelling rekening zal houden met hun aanbevelingen. Frustratie of ontevredenheid over de manier van bejegening door de instelling. Leefregels worden opgelegd Jongeren worden onder druk gezet.
Resultaten Meest frequente redenen van druggebruik Omgaan met of vluchten voor problemen: Ruzie thuis of zich slecht voelen Omgaan met stress Voor de kick of het plezier Om stoer te doen: Jongeren overdrijven hun druggebruik of doen alsof. Invloed van de groep Groepsdruk of wens om erbij te horen
Resultaten Favoriete steunpilaren van jongeren Zelden begeleiders of leerkrachten Vooral informele netwerken: 1. Goede vrienden 2. Ouders 3. Broers/zussen 4. Professionele hulpverleners (meisjes) Jongens kiezen vaak voor vriendin of lief (meer begrip en minder oordelend)
Resultaten Kenmerken van een goede gespreks- partner betrouwbaar creëert rust stelt op je gemak begripvol niet-beoordelend weet waarover hij spreekt heeft dezelfde ervaring als jongere biedt hulp en steun (oudste jongeren!)
Discussie Uit toetsing blijkt dat aanbevelingen/ideeën van jongeren “grotendeels” met literatuur overeenkomen. Echter niet wat betreft de kennis van jongeren over de (langetermijn)effecten van drugs en het wettelijk kader in België. De resultaten geven aanknopingspunten om bestaande strategieën voor drugpreventie bij te sturen en nieuwe strategieën te ontwikkelen.
Aandachtspunten bij (drug)hulpverlening Rekening houden met percepties, verwachtingen en ideeën van jongeren zelf > inspraak en participatie Nadruk op vroegere succesvolle ervaringen van de jongere zelf met hulp. Interventies moeten interactie toelaten. Motivationele gespreksvoering mogelijk ook voor jongeren met beperkte verbale en cognitieve mogelijkheden Vertrouwen = basisvoorwaarde!