Institutioneel Isomorfisme in de Slavische Kern van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten Een Comparatieve Analyse van Institutionele Veranderingen in de Post-Communistische Transitie Onderzoeksvragen Theorie Structuur & methodologie
Inleidende opmerkingen Basisidee: desintegratie van Sovjet-Unie leidde tot heterogeen politiek landschap unitaire Sovjetstaat evolueerde naar complexere geopol entiteit met verschillende prioriteiten (gaan van EU lidmaatschap tot GOS en regionale integratie – EEG, GUUAM, GER, ). Pol figuren zoals Brzezinski, Migranian & Zatulin suggereren dan ook geopolitiek pluralisme Geopolitiek pluralisme in uiteenlopende preferenties mbt buitenlands beleid of diversiteit in economische transitie en handelsbetrekkingen Ik wil eigelijk onderzoeken hoe dit geopol plur zich vertaalt in de institutionele verandering in de landen van de voormalige Sovjet-Unie? Door analyse van politieke instellingen in landen ‘in de periferie’ van de EU: Rusland, Oekraïne, Wit-Rusland Kunnen ons afvragen in hoeverre de 3 respectievelijke landen hun instellingen hervormen naar het model van gelijkaardige instellingen in nabije organisatorisch velden De specifieke onderzoeksvraag luidt dan ook als volgt: ‘Welke processen in de politieke instellingen van Rusland, Oekraïne en Wit-Rusland brengen ‘isomorfisme’ teweeg ten aanzien van de Europese Unie en het Gemenebest van Onafhankelijke Staten en welke onderliggende motieven kunnen de divergente (buitenlands) beleidsoriëntaties in de Slavische kern van het GOS verklaren?
Selectie van landen: 1. unieke regio , cruciaal voor toekomstige EU:Oekr & WR:nieuwe buurlanden. Rusl: ook, maar meer nog blg als regionale grootmacht (, energie & veiligheid) 2. Deze landen vormen de Slavische kern van het GOS: veel historische, culturele en politieke gelijkenissen correlatie en analogie laat ons toe MSSD toe te passen 3. Divergenties in buitenlands beleid: op eerste zicht geen duidelijke indicatoren ter verklaring van diverg daartoe studie nodig van hist-pol context waarin instellingen ontwikkelen Selectie van instellingen ik volg Guy Peters in zijn stelling dat een comparatieve studie van institutionele processen zich moet toespitsen op ‘lower-level comparisons’ ipv vergelijking van hele politieke systemen; daartoe een zorgvuldige selectie van die departementen en afdelingen het beleid naar de EU en GOS toe mee vorm geven en uitwerken of erover nadenken (zie p. 28) - Presidentiële Administratie: invloed van president en entourage is bepalend. Ontwikkelen & uittekenen vh buitl beleid naar EU& GOS toe - MiBuZa zorgt voor implementatie van beleidsrichtlijnen-->het is dan ook de meest uitgebreide institutionele structuur met specifieke afdelingen (departamenty i upravleniya) voor GOS & EU zaken - Parlement kreeg nieuwe invulling na 1991 (en in Rusl zeker na 1993) maar heeft toch nog steeds erg beperkte invloed op buitl beleid, kan invloed pres adm en mibuza niet evenaren. Toch parl comités (komitety) hebben reflectieve functie - reflectie over profilering tav beide org velden vd EU & GOS. Bv in Duma& Palata Parl komitet vr GOS integratie, in Rada parl komitet vr EU integratie
Theoretisch Kader Ik benader mijn onderzoek vanuit neo-inst oogpunt. Neo-institutionalisme: veel verschillende invullingen. In voorstel vooral de nadruk op opmerking dat weinig toepassingen (zoals rat choice inst, hist institutionalisme, normatief institutionalisme) zich specifiek toeleggen op instit verandering grotendeels genegeerd Sociol inst, en meer specifiek organisational analysis houdt zich hier echter wel mee bezig bovendien heeft sociol inst sterk interdisciplinaire inslag: ze moedigen zelfs aan hun ideeën over instit verandering toe te passen in het domein van pol wetenschappen of economie, in dit geval inst verandering in de Slavische kern van het Gemenebest van onafh staten. Theorie van instit isomorfisme binnen sociol inst ontwikkeld door W Powell & P DiMaggio (in 1983 artikel Am Sociol Review). P&D beschrijven processen van institutionele verandering als instellingen die in toenemende mate op elkaar gaan lijken (= isomorfisme) zonder daarom ook efficiënter te worden.
Dergelijke processen van isomorfisme kunnen ook waargenomen worden in post-communistisch Oost-Europa desintegratie van de SU en diens instellingen noopten tot een herinterpreteren van de bestaande instellingen. Dat ze naar het Westen en Oosten keken voor inspiratie voor hun hervormingen was in die zin inherent aan het transitieproces. Meer specifiek wil ik nagaan hoe isomorfisme zich manifesteert doorheen verschillende stadia van institutionele verandering. Daarnaast wil ik ook dieper ingaan op het geopolitiek pluralisme in de voormalige SU door op zoek te gaan naar de oorzaken van isomorfisme. Vertaalt zich in twee stadia 1. institutionele definitie hoe profileren de instellingen zich naar organisatorische velden toe? 2.fase van werkelijk isomorfisme van de instellingen - oorzaken - variatie Deze twee kenmerkende fasen vormen het theoretische kader van onderzoek - specifiek gericht op de situatie in de Slavische Kern van het GOS.
Structuur & Methodologie INLEIDING DEEL I Hoofdstuk 1 Achtergrond: geopolitieke situatie sinds 1991, Slavische Kern vh GOS Probleemstelling - Onderzoeksvragen - Relevantie van het onderzoek Hoofdstuk 2 Theorie: neo-institutionalisme, Institutioneel isomorfisme Methodolologie & Voorstelling van de cases DEEL II - Institutionele Profilering Hoofdstuk 3-4 Dieper ingaan op processen van institutionele verandering in Rusland, Oekraïne, Wit-Rusland hoe profileren de instellingen zich tav de organisatorische velden rondom hen, nl. GOS en EU? Systematische analyse van geselecteerde instellingen: - analyse officiële beleidsdocumenten uitgevaardigd door de geselecteerde instellingen Dit kan veel onthullen over beleidsoriëntaties. Een voorbeeld: kijken nr pres decreten uitgevaardigd 1991-2000. In Ukr, specifiek over Ukr-EU relaties: 20 pres decreten (ong 2 per jaar). In totaal 80 decreten die ook EU-Ukr relaties vermelden. In Rusl: niet zo --> amper specifieke decreten (tot 1999). Contrast: wel veel decreten mbt GOS - syst analyse zal gekaderd worden in empirische analyse: aanwezigheid van org karakteristieken in instellingen van Rusl, Oekr en Wit-Rusl verifiëren .
DEEL III - Institutioneel Isomorfisme Hoofdstuk 5 dataverzameling hfst 3-4: - literatuurstudie: primaire bronnen: officiële beleidsdocumenten (MiBuZa, Pres Admin), decreten (pres admin); verslagen komitety (parlement); secundaire bronnen: relevante wetenschappelijke literatuur, artikels uit oa parlamentskaya gazeta, dumskoe obozrenie, …. - systematische analyse org karakteristieken; studie offic. documenten gecomplementeerd door semi-gestructureerde kwalitatieve elite-interviews. Peilen bij respondenten naar hun perceptie van org. velden (EU & GOS) en hoe de instelling waarin zij werkzaam zijn zich tav de velden profileert. Doelgroepen: bv. parlement: leden vd comités; bv. MiBuZa: diplomaten tav EU & GOS. DEEL III - Institutioneel Isomorfisme Hoofdstuk 5 - In deel III wil ik op zoek gaan naar de motieven voor isomorfisme (--> waarom inst conformeren zich aan bepaalde andere instellingen in org velden) Eerst en vooral: grondige comparatieve analyse van institutionele veranderingen in de geselecteerde inst op basis materiaal vorig deel Hoofdstuk 6 hier wil ik de onderliggende redenen achterhalen die de instellingen in R, Oekr & WR ertoe aanzetten meer conform te worden ah org veld 6 causale factoren die mee kunnen spelen: ZIE TABEL p. 17 Achterhalen van oorzaken van institutionele verandering Causale mechanismen
Verklaren van variaties in institutionele verandering Hoofstuk 7 Verklaren van variaties in institutionele verandering Waarom richt Oekr zich op EU, en WR zich manifest op GOS Om heterogeniteit beter te begrijpen, wil ik nagaan of historische processen (path dependence) er een rol in spelen ( bron van divergentie zoeken door processen van path dependence te analyseren en vergelijken) Path dependence: vergelijken van historische processen ontstaansmoment van instellingen en ‘critical junctures’. dataverzameling hfst 5-7: - comparatieve analyse hfst 5: materiaal deel II dient als basis voor comp analyse. - - oorzaken van isomorfisme hfst 6: elite interviews mbt causale mechanismen, vertrekt van bep. hypothesen die institutionele profilering verbinden met isomorfisme - variaties in isomorfisme hfst 7: comparatieve historische analyse met focus op initiële fase van institutionele ontwikkeling & ‘puncture points’. - literatuurstudie: relevante academische literatuur, corpus van officiële documenten deel II Conclusie
bijdrage aan onderzoeksveld en theorie neo-inst: Conclusie bijdrage aan onderzoeksveld en theorie neo-inst: 1. Een theor kader construeren om systematisch de institutionele verandering in de Slavische Kern van het GOS in kaart te brengen. Ik benadruk daarbij belang van historische en culturele factoren die vaak genegeerd worden in post-Sovjetologie maar toch ook erg belangrijk zijn en beleidsoriëntaties determineren, zeker in deze regio. 2. Oog voor de ‘zwakke punten’ vd theorie (Powell: nood aan beter uitwerken van oorz van en heterogeniteit in isomorfisme) door hier dieper op in te gaan in deel III, hoop ik ook bij te dragen om deze theorie een vollediger analytisch instrument te maken. hoofddoel van mijn doctoraatsonderzoek: een innovatieve analyse van processen van institutionele verandering in Rusl, Oekr en WR