Op de loop voor God? Jona 1 Zou ‘ie nu echt gedacht hebben dat dat kan: voor God wegvluchten? En wij – hebben wij dat wel eens? Dat je voor God wilt wegkruipen, zodat Hij je niet meer kan zien? Wegkruipen als je iets gedaan hebt waarvoor je je zo schaamt dat je niemand onder ogen durft komen, en zeker God niet. Wegkruipen als je zoveel narigheid meemaakt dat je nergens meer een oplossing ziet – en is God er wel om je te helpen, of kun je daar ook maar beter van af?
Wereldreis Jona begint aan een wereldreis. De boot naar Tarsis, dan ga je echt naar het einde van de wereld. En pas maar op dat je er dan niet afvalt. Want misschien dachten ze toen nog dat de wereld een soort pannenkoek was. En Tarsis moet je zoeken in de buurt van Spanje, bij de uitgang van de Middellandse Zee. Dan ging je bijna over de rand van de pannenkoek. Als Jona zijn ticket boekt naar Tarsis, dan hoor je daar die Psalm doorheen neuriën die Jona vast ook goed kende: “Al ging ik wonen voorbij de verste zee, ook daar zou uw hand mij leiden, zou uw rechterhand mij vasthouden.” Wegvluchten voor God, voorbij de verste zee. Ja, maar je weet toch eigenlijk al hoe kansloos dat is? Jona op de loop voor God – als hij in het schip stapt heb je heel beeldend al het grote thema van dit kleine profetenboekje voor je. Dit is de vraag waar het hele verhaal om draait: wie is God? Is Hij alleen de God van Israël? Of de God van de hele wereld, van Ninevé tot Tarsis?
Groot of klein? Wie is God voor jou? Trefwoord “groot” – maakt Jona God te klein? God er buiten houden? Jona is maar een klein boekje. In dat kleine boekje kom je opvallend vaak het woord “groot” tegen. Meteen aan het begin al: Ninevé, die grote stad. En daarna een grote, hevige storm op zee. Zo gaat dat maar door, het woordje “groot” blijft de aandacht trekken. Is dat niet Jona’s probleem: dat Hij God te klein maakt? Een God alleen voor binnenlands belang, voor Israël, maar verder niet? Is God niet een maatje te groot voor Jona – een maatje te groot voor ons? [KLIK] In dit begin zit al de humor die dit kleine boekje zo groot maakt: op de loop voor God – dacht je nu echt dat dit gaat lukken? Wie is God voor jou, als je denkt dat je wel kunt wegkruipen onder de deken en dan ziet Hij je niet meer; dat je een keurig stukje leven voor Hem reserveert, het stukje met kerkdiensten en bijbelstudie enzo, maar op maandag stap je daar buiten en dan ben je weg van de HEER; dat als jij iets hebt gedaan wat zo erg is dat je wel door de grond kunt gaan, dat God daar niets mee kan en je dus maar beter bij Hem weg kunt. Is God zo klein? Is jouw geloof zo minimaal? * Met die persoonlijke vraag hebben we nog maar een eerste begin: zou je wegvluchten voor God? Bij het begin van Jona zit er meteen al meer in. Dit is niet gewoon een mens die bij God vandaan wil, dit is een profeet. Hij zal vaker opdrachten van God gekregen hebben. Maar deze ziet hij niet zitten: naar de grote stad Ninevé gaan en haar aanklagen.
Roeping Jona weet: Oordeel aanzeggen -> inkeer?! God is rechtvaardig God is barmhartig Oordeel aanzeggen -> inkeer?! Genesis 18: Abraham zoekt Gods aangezicht Jona vlucht van Gods aangezicht Als kerk de wereld in? Of veilig binnen? Waarom niet? Als Israëliet en als beroepsgelovige / professional kent Jona de HEER. Hij weet twee belangrijke dingen: God is heilig en rechtvaardig, het kwaad van mensen laat Hij nooit zomaar lopen. Maar Jona weet ook dat andere: de HEER kan de hand over zijn hart halen. Als mensen terugkomen van hun slechte dingen, dan krijgen ze toch weer een nieuwe kans. Daar zit zijn probleem met deze opdracht: Ga naar de grote stad Ninevé en klaag haar aan. Het eerste probleem lijkt me niet dat Jona zo’n hekel heeft aan Ninevé, omdat het de hoofdstad is van Assur, de vijand van Israël. Dat nationalistische gevoel komt in het boekje nergens naar voren. Het probleem is dit: met een boodschap van oordeel op pad, dat gaat misschien nog wel, dat verdienen ze in Ninevé. Maar als je de God van Israël kent, dan weet je wat daar van kan komen: stel nu dat ze daar in Ninevé gaan luisteren en zich er iets van aantrekken – dan zul je zien dat de HEER nog goed voor ze zal zijn ook. Jona loopt weg van de HEER. De letterlijke uitdrukking is: weg van het aangezicht van de HEER. En dan kun je denken aan een andere keer dat in de bijbel het oordeel van God wordt aangezegd tegen de slechte stad. De dubbelstad: Sodom en Gomorra. Als God dit aan Abraham vertelt, vertelt Genesis 18(:22-25) het volgende: [KLIK] “Toen gingen de twee mannen [Gods engelen] weg, naar Sodom, terwijl Abraham bij de HEER bleef staan. Abraham ging dichter naar hem toe en vroeg: ‘Wilt u dan behalve de schuldigen ook de onschuldigen het leven benemen? Misschien dat er in die stad vijftig onschuldigen zijn. Zou u die dan ook uit het leven wegrukken en niet de hele stad vergeving schenken omwille van die vijftig onschuldige inwoners? Zoiets kunt u toch niet doen, hen samen met de schuldigen laten omkomen! Dan zouden schuldigen en onschuldigen over één kam worden geschoren. Dat kunt u toch niet doen! Hij die rechter is over de hele aarde moet toch rechtvaardig handelen?’” Abraham bleef bij de HEER staan en ging zelfs dichter naar Hem toe – precies het tegenovergestelde van Jona. Abraham zoekt Gods aangezicht op en begint een dringend pleidooi voor de mensen van Sodom. Jona loopt van Gods aangezicht weg, want hij is bang dat de mensen van Ninevé een kans zullen krijgen. Een profeet loopt weg voor zijn roeping – nu kunnen we het vandaag spannend maken als we denken aan de roeping die op jou af kan komen. Spannend als we een ouderlingvacature hebben en de vraag is: heeft God voor mij daar een opdracht in? Maar het past beter bij Jona om de vraag breder te maken, zodat die over ons allemaal gaat: wat is je roeping als christen? Welke opdracht hebben wij als kerk samen? Tegen Jona zegt God: Ga naar Ninevé, die grote stad. Tegen ons als kerk zegt God: ga de wereld in, verkondig aan heel de schepping het evangelie van Jezus, gestorven voor de zonden van mensen en opgestaan om redding en leven te brengen. Zoek het Ninevé van vandaag maar op: de wereld die denkt dat het zonder God ook prima gaat, die ligt vlak om de hoek. Zodra je een stap buiten je huis zet, of straks een stap buiten dit kerkgebouw, sta je er middenin: Ninevé van vandaag. Wat zou je tegenhouden om met het goede nieuws van Jezus aan te komen in die wereld, bij de concrete mensen in je omgeving? Kan zijn dat je niet zo goed durft, of niet zo goed weet wat je moet zeggen. Maar zit de verlegenheid misschien dieper bij ons? Op hetzelfde punt als bij Jona: wat nu als God met zijn boodschap echt doordringt? Wat als mensen tot inkeer komen? Kunnen we ons dat eigenlijk wel voorstellen, dat mensen zonder geloof ineens wél God leren kennen en de Heer Jezus gaan volgen? Past dat in je geloofsplaatje? Of is geloven toch onbewust iets geworden van veilig binnen zitten. Zoals Jona in het ruim van het schip is afgedaald om een dutje te doen. Dat wij indutten binnen de veilige muren van de kerk, en als we wakker zijn is het om te bibberen van hoe guur en hoe werelds het wel is daarbuiten. Wat voor beeld van God hebben wij dan? Is Hij alleen een God voor binnen, of niet veel meer ook een God voor buiten? En wij dus een kerk voor buiten? Voor de mensen van Ninevé die vandaag in Pijnacker en omstreken wonen.
Tegen wil en dank Wakker geschud Voor schut: Waar kom je vandaan? Onwillig getuige: “De HEER die hemel, zee en land gemaakt heeft” Oprechte reactie van zeelui God: groter dan wij denken Jona komt er hardhandig achter: dat gaat niet zomaar, op de loop voor God. De profeet vlucht weg van de HEER – maar de HEER komt hem opzoeken. Ontzettend, wat een geweld van de natuur er wordt ingezet om de verstekeling in het schip te achterhalen. Een hevige storm die de zee tot een woest kolkende massa maakt – levensgevaarlijk. Maar nog altijd ligt Jona onderin het schip te slapen. De kapitein moet hem hoogstpersoonlijk wakker schudden. Maar in al dat natuurgeweld, en in de woorden van de kapitein is het de HEER die Jona wakker schudt. Het wordt een confronterende ervaring. De profeet uit Israël, hij wist het allemaal zo goed, maar hij wilde er niet aan. Nu wordt hij ondervraagd door de zeelui die van niets weten, die alleen hun vege lijf willen redden. “Wat doe je hier aan boord? Waar kom je vandaan? Uit welk land kom je? Bij welk volk hoor je?” Intimiderend als je zo op het matje geroepen wordt. Maar de zeelui hebben aangevoeld dat hier iets niet klopt: zo’n plotselinge storm, daar zit iets achter. Voor de draad ermee, Jona! En nu wordt Jona een getuige tegen wil en dank. Zijn opdracht is hij ontlopen om de mensen in Ninevé aan te spreken in naam van God. [KLIK] Maar hoor hem nu eens preken: “Ik ben een Hebreeër en ik vereer de HEER, de God van de hemel, de God die de zee en het land gemaakt heeft.” Eerst dacht Jona zo klein van God: een reis naar het einde van de wereld, en dan buiten Gods bereik. Maar nu spreekt hij groot van God: de HEER heeft hemel en zee en land gemaakt. Zijn die zeelui nou echt tot geloof gekomen? Het is de vraag die altijd opkomt bij bijbellezers. Ik zou zeggen: Ja! Je hebt geen enkele reden om aan hun oprechtheid te twijfelen, als Jona 1:16 vertelt hoe ze met ontzag voor de HEER vervuld worden en Hem offers brengen. Ook hun eerdere reacties zijn voorbeeldig: eerder dan Jona hebben ze in de gaten dat God in het spel is; ze verwijten Jona terecht zijn vlucht bij God vandaan “Hoe heb je dat kunnen doen?” En voordat ze meegaan met Jona’s voorstel om hem dan maar in zee te gooien, doen ze alle moeite om toch nog veilig aan land te komen. Laten we ons maar verbazen over de kracht waarmee de HEER zich bewijst. Een profeet die niet wilde, staat te preken op een schip. Zeelui die vrezen voor hun leven, gaan nog meer vrezen voor de HEER. En laten we er hoop uit putten voor ons eigen leven. Als wij in een situatie komen waarin wij niet verder kunnen, vertrouw dan maar op Gods kracht en op Gods mogelijkheden die nooit tekortschieten. Als jij te bang of te verlegen bent om iemand over God te vertellen, wacht dan maar af: wie weet word je ondanks jezelf toch een getuige van Christus. * Een profeet op de loop voor zijn God – maar hij is ingehaald en op zijn plek gezet. Alleen, dat loopt niet goed voor Jona af. Jona 1 vertelt over de afgang van deze wegloper.
Afgang? In het ruim van het schip -> één been in het graf Open vragen Jezus (Matt. 12): teken van Jona Zeelui: “leven van een onschuldige opofferen” Naam HEER: afgang maar geen einde? Een afgang die zijn ondergang wordt, straks als de zeelui hem overboord gooien en hij wegzakt in het water van de dodelijke zee. En eigenlijk zag je dat al aankomen toen Jona aan boord stapte van het schip naar Tarsis, en meteen maar afdaalde in het ruim van het schip. Onheilspellend klinkt dat in de taal van de bijbel, onderin het schip ben je al halverwege het zeemansgraf. Maar er blijven vragen open. De meest intrigerende vind ik de vraag die opkomt bij wat de zeelui uitroepen in vers 14: “Ach HEER, laat ons toch niet vergaan als wij het leven van deze man opofferen. Reken het ons niet aan als hier een onschuldige sterft.” Het verhaal van Jona hoor ik met het evangelie van Jezus Christus in het achterhoofd. Dan weet je niet alleen over de keren dat Jezus in een boot stapte en dat ze midden op het meer in een geweldige storm terechtkwamen. Maar dan denk je ook aan de woorden van Jezus in Matteüs 12. [KLIK] Schriftgeleerden en Farizeeën vragen hem om een teken. Maar Jezus zegt: je zult geen ander teken krijgen dan dat van de profeet Jona. En even verderop in diezelfde discussie: Hier ziet u iemand die meer is dan Jona. Is Jona een teken van Christus? En waar zit dat dan in? In ieder geval, zoals Jezus zegt, in de drie dagen en drie nachten dat Jona in de buik van een vis zat – maar dat is iets waar we volgende week over hopen na te denken. Horen deze woorden van de zeelui misschien ook bij het teken van Christus: Het leven van een onschuldige opofferen om het leven van de anderen te redden? Bij Jona zit er iets heel kroms in: zo onschuldig was hij niet, het was immers zijn schuld dat het schip zo in de problemen was gekomen. En toch: laat God door deze tegenstribbelende profeet iets zien van hoe Hij redding brengt? Dan eindigt het verhaal van vandaag met een open vraag. Jona zakt weg in de woeste golven, en wij weten nog niet hoe het nu verder moet. Is er nog iets nieuws na deze dood op zee? Maar terwijl de zeelui hem jonassen, klinkt dwars door het geraas van de storm die naam: de HEER. De zeelui zeggen het: “U bent de HEER, al wat u wilt doet u!” ’t Is misschien maar een kreet van berusting. Maar Gods naam klinkt nooit zonder inhoud, nooit zonder belofte. Dat was de grote vraag waarvoor Jona was weggelopen: wie is de HEER? Hoe groot of hoe klein zie je Hem? Wat mag je van de HEER verwachten? Met die vraag gaan wij straks naar huis. De afgang van Jona – die zal toch het einde niet zijn?