Les 3 opgave 11 t/m 15 Kennisvragen WERKBOEK blz 11
2 vraag 11a Berekenen vaste activa Gebouw + machines = =
3 vraag 11b Berekenen kort vreemd vermogen de helft van graan ad € moet je nog betalen: € 1.000
4 Vraag 11: Balans Vaste activaEigen verm Gebouw ( ) Machine Vlottende activaLang vreemd verm. Graan2.000 Lening Liquide activaKort vreemd verm Bank375 crediteuren Kas125 Totaal Totaal
5 Vraag 12: Res.rekening Ink waarde Omzet Loon Huur1.000 Pacht4.000 Saldo winst Totaal Totaal
6 vraag Verdiende inkomen zie vraag 10c 2. Omzet – inkopen zie vraag 10b
7 vraag 14 Pijlen omhoog: geldstroom Pijlen omlaag: goederenstroom Rondjes: markten
8 vraag 15a Toegevoegde waarde meelfabriek = Omzet – inkopen meelfabriek = – =
9 vraag 15b Toegevoegde waarde bedrijfskolom = =
10 vraag 15c Toegevoegde waarde = alle inkomens bij elkaar valt niet uit te leggen
11 vraag 15d Toegevoegde waarde = niet optellen alle omzetten bij toegevoegde waarde moet je steeds inkopen eraf halen
12 Kennisvraag 1 Productiefactoren arbeid kapitaal ondernemerschap natuur (F)
13 Kennisvraag 2 Door geld vermindert ruil in natura (C)
14 Kennisvraag 3 Primair inkomen is inkomen door mee te werken aan de productie (B)
15 Kennisvraag 4 Primair inkomen is inkomen door mee te werken aan de productie (B)
16 Kennisvraag 4 Vast kapitaalgoed is een goed dat wordt ingeschakeld om te kunnen produceren (B)
17 Kennisvraag 5 Toegevoegde waarde = omzet – inkopen = – – € (B)
18 Kennisvraag 6 Omzet = toegevoegde waarde + verbruik gr/hulpstoffen = = € (C)
19 Kennisvraag 7 Eigen vermogen is geld dat de eigenaren in bedrijf hebben zitten = vermogen Jansen en Janssen = 20 mln+15 mln = 35 mln (B)
20 Kennisvraag 8 Nationaal inkomen = optelsom toegevoegde waarden OF optelsom primaire inkomens dus A
21 Kennisvraag 9 Waarde overheidsproductie = het bedrag dat de overheid betaalt aan ambtenarensalarissen
Huiswerk Inzichtvragen H1 (1 t/m 3) blz 15 & 16