Hoofdstuk 4 Europese wetgeving
Verdragsartikel dat wetgeving mogelijk maakt: Europese wetgeving kan alleen tot stand komen wanneer het EG verdrag uitdrukkelijk toestaat om voor een bepaalde doelstelling wetgeving te maken. Voorbeelden zijn: Doelstelling: Verdragsartikel dat wetgeving mogelijk maakt: Landbouw Artikel 37, lid 2 Harmonisatie in het belang van de interne markt Artikel 95, lid 1 Enzovoort (2/17)
Wetgevingsprocedures: Wanneer de EG bevoegd is om wetgeving vast te stellen, moet deze wetgeving tot stand komen via een door het Verdrag voorgeschreven procedure. Thans zijn vooral de volgende wetgevingsprocedures gangbaar: de raadplegingsprocedure de medebeslissingsprocedure (of artikel 251-procedure) (3/17)
Het Europees Parlement Soms moet ook nog advies worden gevraagd van: De wetgevingsprocedures beschrijven op welke wijze de volgende instellingen bij het maken van wetgeving betrokken zijn: De Commissie De Raad Het Europees Parlement Soms moet ook nog advies worden gevraagd van: het Sociaal Economisch Comité en/of het Comité van de Regio’s (4/17)
De raadplegingsprocedure: Wetgeving op het gebied van landbouwaangelegenheden kan plaats vinden op basis van artikel 37, lid 2, laatste alinea: Op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, verordeningen of richtlijnen vast of geeft beschikkingen onverminderd de aanbevelingen die hij zou kunnen doen. (5/17)
Voorstel van de Commissie aan de Raad. Kenmerk van de raadplegingsprocedure is dat bij het maken van wetgeving de volgende stappen moeten worden doorlopen: Voorstel van de Commissie aan de Raad. Advies van het Europees Parlement aan de Raad. Beslissing van de Raad om het voorstel van de Commissie al dan niet goed te keuren. De Raad is niet verplicht adviezen van het Europees Parlement over te nemen. (6/17)
De medebeslissingsprocedure (of artikel 251-procedure): Wetgeving bestaande uit harmonisatiemaatregelen ten bate van de interne markt, kan plaatsvinden op basis van artikel 95, lid 1, tweede zin: De Raad stelt volgens de procedure van artikel 251 en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité de maatregelen vast inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen. (7/17)
De Commissie doet een voorstel aan het Europees Parlement en de Raad. Hoe de medebeslissingsprocedure in elkaar zit, blijkt artikel 251. Hieruit blijkt dat de volgende stappen moeten worden doorlopen: De Commissie doet een voorstel aan het Europees Parlement en de Raad. Het Europees Parlement en de Raad kunnen aan de hand van dit voorstel met elkaar onderhandelen over een voor beide partijen aanvaardbare ontwerptekst. Het voorstel van de Commissie (of een latere ontwerptekst van Parlement en Raad) wordt wetgeving nadat deze is goedgekeurd door zowel het Europees Parlement als de Raad. (8/17)
Onderhandelen tussen de Raad en het Europees Parlement in het kader van de medebeslissingsprocedure: Artikel 251 heeft een ingewikkeld – maar in de praktijk bruikbaar – scenario is opgesteld voor eventuele (niet verplicht gestelde!) onderhandelingen tussen Europees Parlement en Raad. Alleen wanneer Europees Parlement en/of Raad aan het voorstel van de Commissie willen sleutelen, dan bestaan voor deze instellingen in artikel 251 omschreven mogelijkheden om een onderhandelingsronde af te dwingen. (9/17)
Door artikel 251 mogelijk gemaakte onderhandelingsrondes (in de aangegeven volgorde): Het Europees Parlement kan wijzigingen (amendementen) op het voorstel van de Commissie voorstellen. De Raad kan het voorstel van de Commissie volledig herzien en met een alternatief voorstel komen (het ‘gemeenschappelijk standpunt’) Het Europees Parlement kan amendementen op het gemeenschappelijk standpunt voorstellen. Er kan een bemiddelingscomité worden ingesteld met als taak een voor beide instellingen aanvaardbare ontwerptekst te formuleren. (10/17)
Europese wetgeving kan de volgende vormen hebben: Richtlijnen Verordeningen Procedures tegen de lidstaten Stel dat Nederland de import van bepaalde Franse kazen verbiedt omdat deze van rauwe melk zijn gemaakt. Bij het Hof van Justitie kan een procedure tegen Nederland worden gestart door: de Commissie (artikel 226). de lidstaat Frankrijk (artikel 227). Bij het Hof van Justitie kan geen procedure tegen Nederland worden gestart door: De Franse kaasproducenten (11/17)
Kenmerken van richtlijnen: Kenmerken van een doorsnee richtlijn (zoals deze er in de praktijk uitziet): bevat zeer gedetailleerde normen die de lidstaten in hun wetgeving moeten overnemen. biedt de lidstaten vrijwel geen ruimte om zelf de doelstellingen van de richtlijn uit te werken. moet door de lidstaten zijn omgezet binnen de door de richtlijn aangegeven termijn (meestal een half tot twee jaar na inwerkingtreding). de richtlijnnormen zijn algemeen verbindend – uiterlijk – vanaf de datum dat de richtlijn uiterlijk had moeten zijn omgezet. (12/17)
Kenmerken van een verordening: Verordeningen: Kenmerken van een verordening: bevat zeer gedetailleerde normen die rechtstreeks van toepassing zijn. de normen van een verordening zijn algemeen verbindend. na inwerkingtreding van de verordening verstrijkt slechts een korte periode voordat deze toepasselijk en algemeen verbindend is. Conclusie: Europese verordeningen lijken het meest op de wetgeving zoals we die in de lidstaten kennen: kort nadat ze in werking getreden zijn, zijn ze van toepassing en voor iedereen algemeen verbindend. (13/17)
Voorbeeld van een verordening: EG verordening 1/2003 betreffende het Europees mededingingsrecht: Artikel 23, lid 2: De Commissie kan bij beschikking geldboetes opleggen aan ondernemingen (...) wanneer zij opzettelijk of uit onachtzaamheid: a) inbreuk maken op artikel 81 of artikel 82 van het Verdrag; (14/17)
(...)Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 mei 2004. Artikel 45: (...)Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 mei 2004. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Conclusie: Vanaf 1 mei 2004 is artikel 23 van de verordening rechtstreeks toepasselijk. De Commissie kan vanaf die datum geldboetes opleggen. (15/17)
Voorbeeld van een richtlijn: Tabakrichtlijn 2001/37: Artikel 5, lid 2: Op alle verpakkingseenheden van tabaksproducten (...) moeten verplicht de volgende waarschuwingen worden aangebracht: (...) 1. ‘Roken is dodelijk/roken kan dodelijk zijn’, 2. ‘Roken brengt u en anderen rondom u ernstig schade toe’. (16/17)
Artikel 14, lid 1: (...) de lidstaten [doen] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 september 2002 aan de richtlijn te voldoen. Conclusie: Artikel 5, lid 2, is op 30 september 2002 toepasselijk als gevolg van omzetting in nationaal recht door de lidstaten. (17/17)