Werking van ecosystemen

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
OP DE VIERKANTE METER.
Advertisements

Ecosystemen in Nederland
WERKING VAN ECOSYSTEMEN
P 3.2 Kwetsbaar ecosysteem
P 3.2 Kwetsbaar ecosysteem
Fysische geografie van Nederland
Samenlevingsrelaties: Symbiose
Paragraaf 2.3 Inspelen op de natuur.
Werking van ecosystemen
Werking van ecosystemen
Planning voor deze les:
Ecologie VWO 5.
Ecosystemen Hoofdstuk 3.
Populaties populatiedichtheid.
Ecosystemen in verandering
De organisatieniveaus van de ecologie
Belang van biodiversiteit
Indonesië.
P 3.2 Kwetsbaar ecosysteem
Hoofdstuk 6. Een duurzame aarde..
Basisboek BB 88: wereldecosystemen
Thema 3: Ecologie.
Thema 12.2 en 12.3 Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
Thema 12.2 en 12.3 Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
Methodes voor de bepaling van de populatiedichtheid:
Populaties VWO 5.
Terreinstudie.
Basisstof 1: Invloeden uit het milieu Basisstof 2: Voedselrelaties
Voedselrelaties.
Klimaatverandering.
Basisstof 3: Kringlopen Basisstof 4: Piramides Basisstof 5: Populaties
413 – ECOLOGIE.
Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
B. Stof 3 Hoofdthema’s in de Biologie
VWO 5 Boek: biologie voor jou Deel: VWO B2 deel 2
Hoofdstuk 11: Ecostromen
Ecologie.
Terugblik BS 1 en 2 Biologie is de studie van organismen (levende wezens)
4 basis en kader, hele hoofdstuk
ECOLOGIE.
7 Ecologie ©JasperOut.nl.
Ecologie Thema1.
Graslanden Deze presentatie gaat over graslandtypen, natuurwaarden, graslandbeheer.
ECOLOGIE.
Ecologie De wetenschap die bestudeert waarom bepaalde planten en dieren ergens in een bepaalde leefomgeving (milieu) voorkomen en wat de relaties zijn.
Successie.
Biosfeer.
Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
Hoofdthema’s in de biologie
Ecologie' 17 .
BS01 Ecologie: Ecotopen.
Natuurbeheer.
VWO 5 Boek: biologie voor jou Deel: VWO B2 deel 2
Ecologie en natuurbeheer
Thema 3 ecologie.
Ecologie Hoofdstuk 6.
Ecologie Hoofdstuk 6.
413 – ECOLOGIE.
Populaties Ecologie 7.4.
Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
Successie.
Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
Successie.
Transcript van de presentatie:

Werking van ecosystemen Stabiliteit en wijzigingen in een ecosysteem

Waarvan hangt de stabiliteit af? Populatiegrootte = groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied waarvan de leden zich onderling voortplanten.  Abiotische en biotische factoren hebben invloed. Stabiliteit van een ecosysteem Dynamiek van een ecosysteem Verschillen tussen pioniers- en climaxecosysteem Het nut van beheerswerken Dynamisch of biologisch evenwicht = aantal organismen en soorten blijven min of meer gelijk in een goed functionerend ecosysteem;  kan verstoord worden;  kan zich ook weer herstellen. Dynamisch evenwicht in een zoetwaterplas → zelfregeling → eEen ernstige verstoring (bv. overbevissing)

Welke wijzigingen kunnen zich voordoen? Dynamiek van een ecosysteem: elke wijziging van een abiotische en/of biotische factor leidt tot verandering in een levensgemeenschap. Bv. wekelijks gemaaid grasveld en hooiweide Stabiliteit van een ecosysteem Dynamiek van een ecosysteem Verschillen tussen pioniers- en climaxecosysteem Natuurramp of menselijke ingreep Abiotische en biotische factoren sterk gewijzigd Het nut van beheerswerken Pioniersvegetatie Bij afwezigheid van organische stof of plantenzaden (primaire successie) Bij aanwezigheid van organische stof of plantenzaden (secundaire successie) Climaxvegetatie  evenwicht = climax

Verschillen pioniers- en climaxecosysteem Stabiliteit van een ecosysteem Pioniers-ecosysteem Climax-ecosysteem Biomassa neemt toe blijft gelijk Vegetatie één niveau meerdere niveaus Biodiversiteit laag hoog Voedselweb eenvoudig complex Verandering abiotische factoren sterk wisselend weinig Dynamiek van een ecosysteem Verschillen tussen pioniers- en climaxecosysteem Het nut van beheerswerken

Wat is het nut van beheerswerken? Alle gebieden zouden evolueren naar climaxvegetatie; unieke landschappen, zoals heidegebieden, zouden verdwijnen; verdwijnen van diersoorten. Stabiliteit van een ecosysteem Dynamiek van een ecosysteem Verschillen tussen pioniers- en climaxecosysteem Het nut van beheerswerken Mens grijpt positief in: beheerswerken Begrazing Plaggen Maaien

Biologisch evenwicht schematisch voorgesteld Als de muizen onvoldoende voedsel hebben, sterven ze  een aantal jongeren van de buizerd verhongeren  minder buizerds; muizenpopulatie herstelt zich het volgende jaar door klein aantal buizerds  aantal buizerds gaat weer toenemen.

De leeuw (predator) oefent invloed uit op de populatie impala’s

Wekelijks gemaaid grasveld: hoge dynamiek  weinig plantensoorten; Hooiweide Wekelijks gemaaid grasveld: hoge dynamiek  weinig plantensoorten; hooiweide: lage dynamiek  veel plantensoorten kunnen overleven.

Wilgenroosje Pioniersvegetatie = eerste vegetatie na een drastische wijziging van biotische en abiotische factoren. Vingerhoedskruid

Pioniersvegetatie wordt verdrongen door struikgewas. Boomsoorten Struikgewas of struweel Pioniersvegetatie wordt verdrongen door struikgewas. Boomsoorten Climaxvegetatie (etagegroei) Jong bos

Bosbrand: abiotische en biotische factoren zijn hier ernstig gewijzigd.

Schapen, gallowayrunderen en geiten worden ingezet; Begrazing Schapen, gallowayrunderen en geiten worden ingezet; in toom houden van: pijpenstrootje, jonge bomen en struiken; stimulatie van struikhei.

Struikhei verdwijnt zonder beheerswerken.

Insecten zoals de graafbij en de rupsendoder gedijen er goed. Plaggen van de bovenste bodemlaag Rupsendoder verstopt prooien in het zand Graafbij nestelt zich in het zand Plaggen: verwijderen van de begroeiing, de strooisellaag, de bladgrond en de humuslaag  veel voedingsstoffen zijn verwijderd uit de bodem. Insecten zoals de graafbij en de rupsendoder gedijen er goed.

Biologisch evenwicht tussen algen en zoetwaterslakken Zelfregeling: populaties worden zelf in stand gehouden = ecosysteem in biologisch evenwicht Poelslak schraapt groenwieren van een voorwerp. Verstoring van een biologisch evenwicht

in toom houden van snelle groeiers + beperken aantal plantensoorten. Maaien Maaien op verschillende tijdstippen: tussen half mei en half juni en half september + afvoeren maaisel  verschraling; in toom houden van snelle groeiers + beperken aantal plantensoorten.