Wat straft men? De misdrijven in het algemeen Eindversie 17. Wat straft men? De misdrijven in het algemeen Eindversie
Inhoud Het materieel bestanddeel van een misdrijf Het moreel bestanddeel van een misdrijf Enkele bijzondere modaliteiten De strafbare poging De strafbare deelneming De strafuitsluitingsgronden
Materieel bestanddeel Veel gedragingen in loop van tijden altijd strafbaar, andere zeer verschillend Gedragingen van individuele mensen, niet van dieren of van gemeenschappen Uiterlijk waarneembare gedragingen Verboden handelen, verboden verzuim en het veroorzaken van een verboden gevolg door handelen of niet-handelen
Dierenprocessen Begrip : processen tegen een dier d.w.z. proces waarin een dier een subject (geen object of middel) van strafrecht is Verklaringen : Demonentheorie Personificatietheorie
Gemeenschappen In beperkte mate strafbaar in het oud-re-gime Principieel niet strafbaar in 19de en 20ste eeuw : Universitas delinquere non potest Sinds 1999 zijn ‘rechtspersonen’ wel straf-baar voor misdrijven die een intrinsiek verband hebben met hun doel (art. 5 Sw.). Specifieke straffen bepaald in art. 7bis Sw.
Uiterlijk waarneembare gedragingen Geen gedachtenstrafrecht : Cogitatio-nis poena nemo patitur Daadstrafrecht, geen zijnsstrafrecht
Indeling van de misdrijven Commisiedelicten Omissiedelicten Commissiedelicten door omissie
Commissiedelicten Twee soorten : Veroorzaken van een verboden gevolg door een handelen Verboden handelen los van een scha-delijk gevolg Meeste misdrijven waren in alle tij-den commissiedelicten
Omissiemisdrijven Niet-handelen wanneer handelen is voor-geschreven (los van een schadelijk ge-volg) Kwamen veel minder voor Werden steeds minder gestraft
Commissiedelicten door omissie Begrip Strafbaarheid Bestraffing
Begrip « commissiedelict door omissie » Veroorzaken van een verboden gevolg door een niet-handelen Drie soorten : Niet-aangifte van gepland misdrijf Niet-verhinderen van de uitvoering van een misdrijf Niet-verschaffen van hulp aan een persoon die in gevaar verkeert en daardoor overlijdt of zwaar gekwetst wordt
Strafbaarheid : twee theoriëen Liberale theorie : niet-handelen slechts strafbaar indien er een uitdrukkelijke rechtsplicht tot handelen bestaat. Sociale theorie : niet-handelen steeds strafbaar, tenzij men door te handelen zelf in gevaar komt
Bestraffing van commissiedelicten door omissie Steeds minder dan indien verboden gevolg werd veroorzaakt door een handelen
De strafrechtelijke schuld Begrip schuldstrafrecht Bepalen strafrechtelijke schuld Schuldvormen Schuldstrafrecht in de tijd
Begrip schuldstrafrecht : strafrecht met twee beginselen Geen straf zonder schuld De hoeveelheid van straf hangt in de eerste plaats af van de hoeveelheid schuld
Andere soorten strafrecht Gevolgsaansprakelijkheid Straf of geen straf naargelang er al dan niet een schadelijk gevolg is Hoe meer schade, hoe meer straf Beveiligingsstrafrecht Maatregel of geen maatregel naargelang de dader al dan niet gevaarlijk is voor de maatschappij Hoe meer gevaar, hoe meer maatregel Ordeningsstrafrecht Mens moet bepaalde sociale rollen spelen Indien hij zich niet conform gedraagt, wordt hij ge-straft
Bepalen strafrechtelijke schuld : antwoord op twee vragen Was hier een normaal mens werkzaam? = vraag naar de « toerekenbaarheid » Met welke graad van schuld (schuldvorm) handelde die mens? = vraag naar de « verwijtbaarheid »
Toerekenbaarheid Toerekenbaarheid wordt niet theoretisch, maar praktisch bepaald door de leer van het “indeterminisme” Wie strafbare gedraging stelt is schuldig, tenzij hij bewijst dat hij niet-redelijk was of geen vrije wil had Leer van het determinisme bepaalt ten hoogste de strafmaat
Verwijtbaarheid of de schuldvormen Opzet (dolus) Onachtzaamheid (culpa) Toeval (casus fortuitus)
Opzet Begrip : ‘wetens’ en ‘willens’ han-delen of verzuimen Wetens : kennis van rechtsvoorschrift Willens : gerichtheid van de wil op het materieel bestanddeel van het misdrijf Algemeen en bijzonder opzet Voorbedachte rade
Algemeen en bijzonder opzet Algemeen opzet : louter willens en louter wetens … los van elk verder motief Bijzonder opzet : wetens en willens en bijzonder wettelijk motief … los van nog verdere motieven
Algemeen en bijzonder opzet Algemeen : W + W // verder motief Bijzonder : W + W + bijzonder Wet-telijk motief // verder motief
Algemeen en bijzonder opzet Onderscheid niet gekend in het oude recht wegens de arbitraire bevoegdheid van de rechter : Le fait juge l’homme Wel gekend in het moderne recht wegens het legaliteitsbeginsel
Voorbedachte rade Begrip : bijzondere opzetvorm bij be-paalde misdrijven bestaande uit : Heimelijk karakter (oude recht) Tijdsverloop tussen het vormen en het uitvoeren van het opzet (moderne recht) Belang : leidt tot strafverzwaring
Onachtzaamheid Begrip : gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg Onderscheid tussen grove, lichte en zeer lichte fout en belang hiervan
Gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg Gebrek aan voorzichtigheid: gevol-gen werden niet ingeschat Gebrek aan voorzorg : gevolgen wer-den wel ingeschat, maar men hoopte dat men ze kon vermijden
Belang onderscheid tussen grove, lichte en zeer lichte fout In het oude strafrecht Voor de straf Voor de procedure Voor het (vorstelijk) genaderecht In het moderne strafrecht
Toeval Geen schuld omdat elk redelijk persoon dit zou hebben gedaan of nagelaten Enkele voorbeelden Onderscheid met onachtzaamheid is de “ver-mijdbaarheid” Behandeling in loop van de tijden : Oude recht : geval van schuldloosheid Moderne recht : geval van materiële overmacht
Schuldstrafrecht in de loop van de tijden Gevolgsaansprakelijkheid naast rudimen-tair schuldstrafrecht in de middeleeuwen Volwaardig schuldstrafrecht met remini-centies van gevolgsaansprakelijkheid van-af de 15de eeuw Schuldstrafrecht naast beveiligingsstraf-recht vanaf 1880 Schuldstrafrecht naast beveiligings- en ordeningstrafrecht in 20ste eeuw
Modaliteiten van het misdrijf De strafbare poging De strafbare deelneming Samenloop
Strafbare poging
Begrip strafbare poging (1) Modaliteit van het misdrijf waarbij er wel opzet, maar geen resultaat is Verschil met voltooid misdrijf : hier is er opzet en resultaat
Begrip strafbare poging (2) “Geen resultaat” Omwille dat niet alle handelingen konden gesteld worden : gestaakte of onvoltooi-de poging Omwille van omstandigheden los van wil van dader : voltooide poging, waaronder mislukt misdrijf en onmogelijk misdrijf
Onvoltooide poging Persoon met misdadig voornemen kan niet alle handelingen stellen nodig voor de voltooiing van het misdrijf onafhankelijk van zijn wil Voorbeelden : Betrapte dief Weggeslagen geweer
Voltooide poging Mislukt misdrijf : er kon resultaat zijn, maar er is er geen Schieten op een persoon die gemist wordt Fietsendief wordt twee meter verder aangehouden Onmogelijk misdrijf of ondeugdelijke poging : er kon geen resultaat zijn omwille van een Natuurlijke onmogelijkheid Juridische onmogelijkheid
Houdingen tegenover de poging Romeinen en Germanen : geen begrip Italiaanse rechtsleer : begrip, maar casuï-stisch opgelost 19de-eeuwse codificaties: eenheid van criterium voor strafbaarheid en bestraf-fing … mits enkele uitzonderingen
Onvoltooide poging Begrip : deze modaliteit van het misdrijf die erin bestaat dat het misdadig voornemen geen resultaat heeft omwille van het feit dat niet alle handelingen konden gesteld worden Strafbaarheid = van wanneer bestraft ? De ‘iter criminis’ moet hiervoor worden nage-gaan Bestraffing
Strafbaarheid : ‘iter criminis’ II III Loutere gedachte Uitwendige handeling Voltooiing
Strafbaarheid : ‘iter criminis’ Probleem van de poging I II III Loutere gedachte Uitwendige handeling Voltooiing vrijwillige staking
Strafbaarheid van de onvoltooide poging De loutere gedachte of het loutere voornemen De uitwendige handeling De vrijwillige staking
Loutere gedachte in beginsel niet strafbaar II III Loutere gedachte Uitwendige handeling Voltooiing
Loutere gedachte, (zelfs geuit in woorden) In beginsel niet strafbaar Geen schade Moeilijk bewijs Prijs voor inkeer Uitzondering : bepaalde woorden
Soorten woorden Mededelingen (faze 1) Woorden die in feite handelingen zijn (faze 2) Bedreigingen (faze 3)
Uitwendige handeling strafbaar in het oude recht II III Uitwendige handeling Loutere gedachte Voltooiing
Uitwendige handeling in het oude recht Onderscheid tussen acti verbi en acti facti in de middeleeuwen Onderscheid tussen verwijderde en nabije handelingen in de nieuwe tijd Twee opvattingen
Iter criminis in middeleeuwen : acti verbi en acti facti II III Uitwendige handeling Loutere gedachte Voltooiing Acti verbi Acti facti
Acti verbi Handelingen die hoofdzakelijk uit woorden bestaan Enkele voorbeelden … Te onderscheiden van : Mondelinge mededelingen van criminele gedach-ten Bedreigingen
Acti facti Handelingen die hoofdzakelijk uit daden bestaan Enkele voorbeelden … Te onderscheiden van de voltooiingsda-den
Iter criminis in nieuwe tijd: verwijderde en nabije handelingen II III Loutere gedachte Uitwendige handelingen Voltooïing Verwijderde handelingen Nabije handelingen
Verwijderd en nabij : twee opvattingen Criterium van de tijd : Bartolus Criterium van de materiële delicts-omschrijving : Baldus
Uitwendige handeling in het moderne recht Onderscheid tussen (straffeloze) voor-bereidingshandelingen en (strafbare) uitvoeringshandelingen Twee opvattingen
Iter criminis vanaf 1810 : voorbereidend en uitvoerend II III Loutere gedachte Uitwendige handelingen Voltooïing Voorbereidende handelingen Uitvoerende handelingen 1810 1867
Voorbereidend en uitvoerend? twee opvattingen
Twee opvattingen Objectieve theorie : Subjectieve theorie : Criterium : gevaarlijkheid voor het slachtoffer Elke handeling die behoort tot het wezen van het misdrijf is een uitvoeringshandeling Subjectieve theorie : Criterium : gevaarlijkheid van de dader Elke handeling die de gevaarlijkheid van de dader aantoont is een uitvoeringshandeling
Uitvoeringshandeling nu Objectieve theorie en… alle handelingen onmiddellijk voorafgaand aan de voltooiing van het misdrijf (= toegift aan de subjectieve theorie) Cfr ontwerp Legros
Vrijwillige staking II I III Uitwendige Loutere handeling Voltooïing gedachte Voltooïing vrijwillige staking
Vrijwillige staking Begrip : staking op initiatief van de dader Aanpak : Niet gestraft (twee perioden) Minder gestraft
Mogelijke houdingen t.o.v. bestraffing van de poging Poging wordt niet bestraft (nadruk op geen scha-de) Poging wordt even zwaar bestraft als het vol-tooid misdrijf (nadruk op criminele intentie) Poging wordt minder bestraft dan het voltooid misdrijf en dat minder wordt bepaald door : Het schadelijke gevolg De rechter De wetgever
‘Bestraffing’ onvoltooide poging Glossatoren : onderscheid tussen poging tot lichte en zware misdrijven Postglossatoren : onderscheid tussen verwij-derde en nabije handelingen binnen de zware misdrijven Commentatoren : beginsel van de lichtere bestraffing bepaald door de rechter, met uit-zonderingen ‘Code pénal’ van 1810 : wettelijk even zwaar Huidige strafwetboek : wettelijk minder zwaar
Voltooide poging Begrip Mislukte misdrijf Onmogelijke misdrijf
Mislukte misdrijf Begrip Strafbaarheid Bestraffing Even zwaar Minder Oude recht : resultaat, rechter Moderne recht : wetgever
Onmogelijke misdrijf Begrip Strafbaarheid : objectieve en subjectieve theorie Bestraffing Even zwaar : oude recht Minder : Oude recht : resultaat, rechter Moderne recht : wetgever
Onmogelijke misdrijf objectieve theorie Absolute onmogelijkheid : niet straf-baar Relatieve onmogelijkheid : wel straf-baar
Onmogelijke misdrijf subjectieve theorie Altijd strafbaar, behalve indien uit daad het onverstand van de dader blijkt
?
?
Strafbare deelneming Begrip : modaliteit van het misdrijf waarbij meerdere personen betrokken zijn bij het plegen van het misdrijf Soorten : Materiële en morele deelneming Voor, tijdens en na het misdrijf Hoofdzakelijk of bijkomstig (dubbel criterium) Invoering : late middeleeuwen
Strafbare deelneming in het strafwetboek van 1867 Onderscheid tussen (mede)daders en medeplichtigen (art. 66 en 67 S.w.) Medeplichtigen worden minder gestraft dan de mededaders (art. 69 S.w.)
(Mede)daders (art. 66 Sw.) Uitvoerders en rechtstreekse mede-werkers (materieel) Noodzakelijke helpers (materieel) Levert grondslag voor het onderscheidings-criterium met medeplichtigheid Individuele uitlokkers (moreel) Collectieve uitlokkers (moreel)
Medeplichtigen (art. 67-68 Sw.) Onderrichters (moreel) Leveranciers van wapens, werktuigen of andere middelen (materieel) Niet noodzakelijke helpers (materieel) Levert grondslag voor onderscheidingscrite-rium met het (mede)daderschap (Bepaalde helers van personen (materieel)
Criterium van onderscheid in het strafwetboek van 1867 Al dan niet noodzakelijke hulp “Kon” het misdrijf zonder die hulp gepleegd zijn Tast de materiële mogelijkheid voor het plegen van het misdrijf af
Criterium in het oude recht De al dan niet rechtstreekse oorzaak “Zou” het misdrijf zonder die deelne-ming gepleegd zijn Tast de beslissende invloed af op het misdadig voornemen van de materiële uitvoerder van het misdrijf
Soorten deelneming in de loop van de tijden Door het geven van toestemming Door het geven van raad Door het geven van een mandaat Door het geven van een bevel ----------------------------------------------------------- Door het verschaffen van hulp Moree l Materieel
Basisvoorwaarde voor strafbaarheid Deelneming moet « wetens en willens » geschieden Kan niet uit « onachtzaamheid »
Twee soorten behandeling Als een deelnemingsvorm : straf is gerela-teerd aan het hoofdmisdrijf Even zwaar bestraft (mededaderschap) Minder zwaar bestraft (medeplichtigheid) Als een zelfstandig misdrijf : straf staat los van het hoofdmisdrijf
Deelneming door toestemming Begrip : elke uitdrukkelijke of stilzwijgende goedkeuring van een misdrijf voor, tijdens of na het misdrijf Strafbaarheid en bestraffing : In het oude strafrecht : strafbaar, maar bestraf-fing naargelang de toestemming een beslissende invloed had op criminele intentie van materiële uitvoerder van het misdrijf Vanaf de Franse revolutie : niet meer strafbaar
Deelneming door raad Begrip en voorwaarden Strafbaarheid en bestraffing
Begrip raad Zachtste vorm van uitlokken van een mis-drijf waaronder het suggereren, aanzet-ten, aanmoedigen of aanstoken tot een misdrijf en het geven van instructies Onderscheid met « mandaat en bevel » : bij raad wordt geen eigen voordeel nage-streefd
Strafbaarheid en bestraffing van raad in het oude strafrecht Strafbaarheid : elke raadgeving strafbaar Bestraffing : volgens het criterium van de al dan niet rechtstreekse oorzaak Rechtstreekse oorzaak : even zwaar be-straft als de materiële uitvoering van het misdrijf Geen rechtstreekse oorzaak : minder bestraft als de materiële uitvoering van het misdrijf Minder bepaald door de rechter
Strafbaarheid en bestraffing van raad in de « Code pénal » van 1791 Strafbaarheid : alleen collectieve uitlok-king strafbaar, d.w.z. uitlokking door 1° woorden of door 2° geschriften in het openbaar Bestraffing : vorm van strafbare deel-neming die even zwaar wordt bestraft als de mate-riële uitvoering van het misdrijf
Strafbaarheid en bestraffing van raad in de « Code pénal » van 1810 Beide vormen van collectieve uitlokking waren nu ‘sui generis’ misdrijven met een eigen straf Twee nieuwe vormen van strafbare deelneming (1° misdadige kuiperijen of arglistigheden en 2° instructies om een misdrijf te plegen), die even zwaar bestraft worden als de materiële uitvoering van het misdrijf “Eenvoudig aanzetten” in beginsel niet strafbaar Uitzondering : soms in een uitdrukkelijke wet
Strafbaarheid en bestraffing van raad in het strafwetboek van 1867 Eenvoudig aanzetten niet strafbaar, tenzij in een uitdrukkelijke wet Uitlokking door arglistigheden of misda-dige kuiperijen : mededader Collectieve uitlokking : mededader Uitlokking door het geven van instructies : medeplichtige
Strafbaarheid en bestraffing van raad in de latere wetgeving Wet van 1875 : elk aanbod of voorstel om een zware misdaad te plegen werd strafbaar als een misdrijf sui generis Wet van 1891 : als misdrijven sui gene-ris werden ook strafbaar : Het aanbod of voorstel om een “misdaad” te plegen of eraan deel te nemen Het aanzetten tot dienstweigering door het voeren van systematische propaganda
Deelneming door het geven van een mandaat Begrip : opdracht van een niet-hiërarchisch hogere … tegen betaling Bestraffing : altijd even zwaar als de mate-riële uitvoering van het hoofdmisdrijf Bijzondere problemen : Quid wanneer opdracht wordt verminderd of over-schreden? Quid wanneer de mandaatgever zijn mandaat introk voor het misdrijf
Deelneming door het geven van een bevel Begrip : opdracht door hiërarchisch hogere Bestraffing : altijd even zwaar als de materiële uitvoering
Deelneming door het verschaffen van hulp Begrip : alle materiële hulp voor, tijdens en na het misdrijf Bestraffing : twee theorieën Absolute ontlening Relatieve ontlening
Absolute ontlening Alle deelnemers (hoe klein of be-langrijk ook hun aandeel) worden even zwaar gestraft Van toepassing : In (bepaalde) oude rechtsleer In de ‘Code pénal’ van 1810
Relatieve ontlening : onderscheid tussen Medeplegers : misdrijf geheel of gedeel-telijk uitgevoerd Allen even zwaar gestraft als de materiële uitvoering Helpers : alle andere materiële hulpverle-ners Soms even zwaar gestraft als de mede-plegers (dus als mededaders) Soms minder zwaar gestraft als de mede-plegers (dus als medeplichtigen)
Materiële hulp in het oude recht Soms absolute, soms relatieve ontlening Indien relatieve theorie werden helpers even zwaar of minder gestraft naargelang zij al dan niet rechtstreekse oorzaak waren van het misdrijf : zou het misdrijf zonder de hulp gepleegd zijn ? (soms opgelost door de vraag naar een voorafgaande overeenkomst) Veel aandacht voor heling van personen, goederen en lijk, die alle drie vormen van materiële deelneming na het misdrijf
Materiële hulp in de « Code pénal » van 1791 Absolute ontlening (mededaderschap) voor drie vormen van strafbare deelneming : Het leveren van wapens en werktuigen voor het misdrijf Hulp verschaft tijdens de voorbereiding of de uitvoering van het misdrijf Heling van goederen na een diefstal Sui generis straf : helen van een lijk
Materiële hulp in de « Code pénal » van 1810 Absolute ontlening (mededaderschap) voor : Het leveren van wapens en werktuigen voor het misdrijf (idem) Hulp verschaft tijdens de voorbereiding of de uitvoering van het misdrijf (idem) Verbergen van goederen na gelijk welk misdrijf Verbergen van zware misdadigers (ca idem) Sui generis straffen voor : 1° heling van gewone misdadigers en 2° heling van een lijk
Materiële hulp in 1867 (Mede)daders : noodzakelijke helpers Medeplichtigen : 1° leveren van wapens of werktuigen, 2° niet noodzakelijke helpers en 3° verbergen van gewoontemisdadigers, Sui generis : 1° heling van gewone misda-digers, 2° heling van goederen en 3° heling van een lijk
Heling (herhaling) Begrip : verbergen van personen, goe-deren of een lijk na een misdrijf Mogelijke aanpak : Deelnemingsvorm na het misdrijf : straf hangt in dit geval af van het hoofdmisdrijf Zelfstandig misdrijf : heeft in dit geval een eigen straf los van het hoofdmisdrijf
Strafuitsluitingsgrond(en) Begrip : omstandigheid waardoor iemand die het materieel (en soms ook het moreel) bestanddeel van het misdrijf pleegde, toch niet wordt gestraft Soorten : Rechtvaardigingsgronden Schuldopheffingsgronden Verschonningsgronden
Soorten strafuitsluitingsgronden Rechtvaardigingsgronden : hogere rechts-regel heft de onrechtmatigheid van de lage-re rechtsregel op (= objectieve strafuitsluitings-grond) Schuldopheffingsgronden : heffen de schuld op (= subjectieve strafuitsluitingsgrond) Verschoningsgronden : heffen de strafwaar-digheid op
Behandeling van de strafuitsluitingsgronden Moderne strafrecht : van elkaar onder-scheiden … maar met zeer veel moei-lijkheden Oude strafrecht : door elkaar omdat zij soms dubbele bodem hebben
Wettelijk voorschrift en overheidsbevel Wettelijk voorschrift (of toelating) Begrip : algemeen, abstract overheidsbevel, dat niet is uitgeput door zijn toepassing Gelijk welke wetgever? Overheidsbevel Begrip : individueel bevel van concrete overheid dat is uitgeput door zijn toepassing Gelijk welke overheid en gelijk welk bevel? Rechtvaardigings- of schuldopheffingsgrond?
Noodweer Begrip ‘noodweer’ : recht om in bepaalde uitzonderlijke omstandigheden een weder-rechtelijke aanslag op bepaalde rechtsgoe-deren met fysiek geweld af te slaan Voorwaarden van de noodweer Grondslag(en) Sanctie
Voorwaarden van de noodweer 1° Ter rechtvaardiging van fysiek geweld 2° Ter bescherming van bepaalde rechten 3° Onrechtmatigheid van de aanval 4° Ogenblikkelijke noodzakelijkheid van het verweer 5° Evenredigheid tussen aanval en verweer
Ter rechtvaardiging van fysiek geweld Specifieke strafuitsluitingsgrond ter recht-vaardiging van doodslag, verwondingen en slagen Geen rechtvaardigingsgrond voor diefstal, oplichting, verkrachting enz.
Ter bescherming van ‘bepaalde’ rechtsgoederen Oude recht : Lijf : 1° leven, 2° lichamelijke integriteit, 3° bewegings-vrijheid Eer : 4° goede naam en faam en 5° eerbaarheid Goed : 6° materiële goederen (niet immateriële) Moderne recht : ‘persoon’ van zichzelf of van een ander (art. 416 Sw.) 1° Leven, 2° lichamelijke integriteit, 3° bewegings-vrijheid en 4° eerbaarheid Niet meer goede naam en faam Niet meer goed
Onrechtmatigheid van de aanval Geen noodweer tegen rechtmatig geweld Bijv. niet tegen een aanhouding of beslag op bevel van een bevoegde rechter Geen noodweer tegen noodweer
Ogenblikkelijke noodzakelijkheid Ogenblikkelijkheid
Noodzakelijkheid Begrip : er was geen andere uitweg mogelijk Bewijs : Noodzakelijkheid moet in de regel worden bewezen door wie noodweer inroept Twee uitzonderingen waarin een vermoeden van de noodzakelijkheid geldt (zie art. 417 Sw.) Vermoeden is een omkering van de bewijs-last Dit vermoeden was aanvankelijk onweerlegbaar, nu weerlegbaar
Ogenblikkelijkheid Begrip : aanval en verweer moeten actueel zijn Twee elementen : Verweer moet onmiddellijk volgen (= sub-jectieve grondslag) Aanval moet actueel zijn : beginnende maar ook dreigende handeling (= objec-tieve grondslag)
Evenredigheid tussen aanval en verweer Beschermd belang moet in evenwicht zijn met uitgeoefend geweld Evenwicht tussen aanvals- en verweer-wapens
Grondslag(en) noodweer Natuurlijk recht op verdediging wan-neer de overheid niet kan ingrijpen (= rechtvaardigingsgrond) Schuldopheffingsgrond : situatie van verontwaardiging, woede, vrees, angst, die de controle over de wil doet verliezen
Sanctie noodweer Alle voorwaarden vervuld : straffeloosheid Eén van voorwaarden niet vervuld : nood-weeroverschrijding Leidt tot bestraffing van dader Omwille van emotie door aanval : straf altijd lager dan bij opzettelijke doodslag, verwondingen of slagen
Noodtoestand Begrip : omstandigheid waarbij iemand een inbreuk maakt op een (in de strafwet beschermd) rechtsbelang ter vrijwaring van ander hoger rechtsbelang Enkele voorbeelden … Verschil met noodweer : conflict tussen twee rechtsbelangen i.p.v. recht tegen onrecht Noodtoestand in de loop van de tijden
Noodtoestand in de loop van de tijden Noodtoestand in de ME en de NT : werd casuïstisch aangepakt Verschillende verantwoordingen Noodtoestand in de 19de-eeuw : in principe uitgesloten : “Geen nood breekt wet” Noodtoestand in het moderne strafrecht ingevoerd als een algemeen rechtsbeginsel Rechtvaardigings- of schuldopheffingsgrond?
Verantwoordingen in het oude strafrecht Morele dwang Gerechtvaardigde dwaling Terugkeer naar de natuurtoestand
Toestemming slachtoffer Begrip : toelating van het slachtoffer om een bepaald misdrijf te plegen Strafuitsluitingsgrond ? Voor de schending van welke rechtsbelangen is een toelating van het slachtoffer mogelijk ? Voor goederen In beginsel niet voor het leven (recente, beperkte uitzondering voor bepaalde vormen van eutha-nasie) In beginsel niet voor lichamelijke integriteit, tenzij voor “sociaal aanvaardbare doeleinden” Voor seksuele integriteit vanaf bepaalde leeftijd
Krankzinnigheid Begrip : uitschakeling van verstand en wil (= schuldopheffingsgrond) Behandeling in de loop van de tijd Tot 1930 : een subjectieve strafuitsluitingsgrond of strafverminderingsgrond Vanaf 1930 : vormt ook een grondslag voor een beveiligingsaatregel
Aanverwante toestanden Slaapwandelen Intoxicatie Onder invloed van drugs Onder invloed van medicamenten Onder invloed van alcoholische drank
Dronkenschap Juridisch probleem van de dronkenschap Ontoerekenbaarheid tijdens feiten Werkt criminogeen Dronkenschap in de ME en NT Wettelijke aanpak : altijd strafverzwaring Rechterlijke aanpak : gedifferentieerd Dronkenschap in het moderne recht
Dronkenschap in de oude rechtspraak Vrijwillige dronkenschap (en zeker dron-kenschap met voorbedachten rade) leiden zonder meer tot strafverzwaring Onvrijwillige dronkenschap : Ebriositas (alcholieker) : strafverzwaring Ebrietas (toevallig dronken) : strafvermindering naarge-lang de wil was aangetast, maar toch straf wegens een ‘culpa praecedens’ Totaal onvrijwillig : straffeloos
Dronkenschap in het moderne recht Dronkenschap met voorbedachte rade : vol-ledige aansprakelijkheid en strafverzwaring Vrijwillige dronkenschap niet met het doel om een misdrijf te plegen of dronkenschap uit onvoorzichtigheid : volledig verant-woordelijk : ‘actio libera in causa’ Schuldloze dronkenschap : strafuitsluiting Ziekte : internering
Dwang of overmacht Materiële overmacht (= toeval of casus) Begrip : vrije wil uitgeschakeld (= schuld-opheffingsgrond) Soorten : Materiële overmacht (= toeval of casus) Morele of psychische overmacht Overmacht in de loop van de tijden
Overmacht in de loop van de tijden Materiële overmacht : altijd strafuitsluiting Morele overmacht : Oude recht : meestal slechts een strafver-minderings-grond : ‘Coacta voluntas, volun-tas est’ Moderne recht : kan ook strafuitsluitend zijn (art. 71 Sw.)
Dwaling Begrip : dader vergist zich omtrent de strafbaarheid of de feitelijke omstandig-heden van het misdrijf Schuldopheffingsgrond : dader ‘weet’ het niet Soorten dwaling Dwaling in de loop van de tijden
Soorten dwaling Rechtsdwaling : dader weet heel goed wat hij doet of nalaat, maar niet dat dit strafbaar is Feitelijke dwaling : dader weet heel goed wat strafbaar is, maar niet dat hij zich hieraan schuldig aan maakt
Rechtsdwaling in de loop van de tijden Rechtsdwaling : in de regel geen strafuit-sluitingsgrond : “Iedereen wordt geacht het recht te kennen Uitzonderingen : De ‘rusticus’ in het oude strafrecht De onoverwinbare dwaling in het moderne strafrecht
Feitelijke dwaling in de loop van de tijden Omtrent een essentieel bestanddeel : ja Omtrent de identiteit van het slachtoffer : neen (zie art. 392 Sw.) Omtrent het voorwerp van het misdrijf : neen Omtrent de gevolgen van het misdrijf : neen
Jeugdige leeftijd Tot 1912 : een strafuitsluitings- of strafverminderingsgrond Na 1912 : jeugdige leeftijd ook grond-slag voor een beveiligingsmaatregel
Verschoningsgronden Immuniteiten Bloedverwantschap Medewerking met gerecht Verklikking van drugverdelers Verklikking van hormonenverdelers