Doelen in AlfaNT2 - plus Simon Verhallen ITTA / Universiteit van Amsterdam
1. Hoe worden doelen meestal geformuleerd? In algemene termen. Zoals de opdrachtgever ze geformuleerd heeft. Met betrekking tot de gehele cursus. Als taalleerdoelen. Soms ook als participatiedoelen, maatschappelijke doelen. Als examen- of toetsdoelen.
2. Kwesties Voor iedereen? Voor 100%? Lange termijn? Einde van de cursus? Per deelnemer hetzelfde? Relatie met de beginsituatie? Inzichtelijk voor de deelnemer? Taal en andere doelen samen of apart? Meetbaar? Zichtbaar? Concreet?
3. Soorten doelen in AlfaNT2 - plus Taaldoelen (taalvaardigheid in modaliteiten, taalniveau). Taalgebruiksdoelen (situaties, activiteiten, communicatieve doelen) Participatiedoelen. Houding en zelfvertrouwen, e.d. Kennisdoelen.
4. SMART principes voor doelen Specifiek = concreet, duidelijk geformuleerd, kwantitatief, zichtbaar te maken. Meetbaar = resultaat is te zien, te horen, e.d; afstand tot beginsituatie is benoemd. Acceptabel = draagvlak, gewenst, bruikbaar voor deelnemer, tot actie prikkelend, e.d. Realistisch = haalbaar, rekening houdend met praktijk, zo nodig opgedeeld in tussenstukken. Tijdgebonden = begin + einde zijn genoemd, duidelijk wanneer het klaar is, liever korte dan lange-termijn-doelen.
5. Voorbeelden Taalvaardigheden Alle deelnemers kunnen aan het einde van week 4 de volgende woorden schrijven in zoveel tijd. De deelnemers kunnen aan het einde van elke week 20 zelfgekozen woorden mondeling verklaren aan …. De deelnemers kunnen aan het einde van week 4 van het beeldwoordenboek X de woorden van bladzijde 4 t/m 9 aan de hand van het plaatje benoemen. De deelnemer kan een gesprekje (4 minuten) met de ploegbaas of de chef voorbereiden over onderwerp X en daar een 6-puntenlijstje (in steekwoorden) voor maken en dat 3 maal oefenen met een medecursist.
6. Voorbeelden Taalgebruiksdoelen Elke deelnemer kan de telefoon opnemen en een gesprek voeren met mij, alsof ik leerkracht was, om het eigen kind ziek te melden, volgens het sjabloon dat we hebben geoefend, met de goede uitspraak en goede intonatie en zonder aarzelingen. Elke deelnemer kan op formulier X eigen naam, nationaliteit, adres, leeftijd, geboortedatum noteren. Elke deelnemer kan in eenvoudige frases en zinnen over het werk van haar man of zijn vrouw (of zijn vader / moeder) praten, gedurende twee minuten en daarover drie vragen van medecursisten beantwoorden.
7. Voorbeelden Participatiedoelen In het komende jaar de vijf ouderavonden bezoeken en een gesprekje met de leerkracht voeren (afgetekend). Drie maanden lang deelnemen aan de voorleesmiddag op woensdag in de bieb en daarbij minstens een verhaaltje in de kleine kring hardop lezen. Gedurende drie maanden (eenmaal per week, twee uur) meedraaien bij het koffie- en thee schenken in Huize Tempelhof, samen met een medecursiste.
8. Voorbeelden Houdingsdoelen en Zelfvertrouwen - De cursisten kunnen na de training met zijn tweeën naar de bibliotheek om een boek te lenen. De cursisten spreken een Nederlandse vader of moeder aan op het schoolplein om …. te vragen. De cursisten gaan op de stageplek, met hulp van de begeleider, een gesprek aan met de chef om bij drie punten hulp te krijgen. De cursisten kunnen zelfstandig naar het zwembad om een brochure te vragen over openingstijden en lestijden.
9.Voorbeelden Kennisdoelen De deelnemers weten wat de tekens van de wasvoorschriften betekenen bij het sorteren van de was in onder en boven 40 graden. De deelnemers kunnen vijf werkjes noemen die een conciërge doet, een leerkracht doet en een schoolhoofd doet. De deelnemers weten bij wie men moet ziek melden en beter melden. De deelnemers weten op welke dagen en op welke tijd de vuilnis in hun straat wordt opgehaald. De deelnemers weten drie verschillen tussen de gemeenteraad en het parlement.
10. Waarom doelen SMART formuleren? Marktwerking, concurrentie. Liever dan doelen van gemeenteambtenaren. Operationele doelen geven houvast. De deelnemer moet eigen doelen begrijpen & kennen. Motivatie van de deelnemers. Effectiviteit. Vakmanschap.