Het plaatsvervangend lijden en sterven en de opstanding 05-05-2013 Ds. Cees Stavleu Vrije Evangelische Gemeente Scherpenzeel
Verzoening in discussie Vele theologen wijzen plaatsvervangend lijden af (Smit, Den Heyer): Jezus is het voorbeeld van lijden en niet de plaatsvervanger. Voortkomend uit mondigheidsgedachte: we hebben geen schuld meer Tendens in evangelische kring om plaatsvervangend lijden minder te benadrukken; het gaat om aanvaarding door God In algemene zin: we denken zonder God te kunnen leven
Waarom is verzoening volgens de Bijbel nodig? De Bijbel zegt dat God Schepper en Onderhouder van de wereld is. Zonder God is er geen leven. De ultieme straf op leven zonder God is eeuwig verstoken zijn van Gods licht en van het leven. Daarom was het van belang dat God in het midden van de Israëlieten woonde: dit gaf zegen en leven!
God in het midden van de Israëlieten Op de Sinai komt God wonen onder de Israëlieten: Hij daalt neer in de tabernakel. Wanneer de relatie met Hem goed is, schenkt Hij leven (land, vrede, welvaart) – Lev.26:1-13; Deut.28:1-14 Wanneer de relatie verkeerd is, veroorzaakt Hij vloek (verlies land, ballingschap, ellende) – Lev.26:14-43; Deut.28:15-68 In Ez.8-10 trekt God zich door de zonde terug uit de tabernakel; daardoor verwoesting en ballingschap
Hoe houden we de relatie met God goed? God geeft offers (Lev.1-7; 16) Offers zijn door de HERE gegeven symbolische middelen, waarmee volkomen overgave aan God tot uiting kan worden gebracht. Bloed is bijvoorbeeld teken van leven. Volgens Lev.17:11d is bloed ( als teken van leven) middel tot verzoening. Je geeft a.h.w. jezelf symbolisch. Er is altijd een relatie tussen het innerlijk van de offeraar en het offer.
Crisis in de offerdienst In de loop der eeuwen blijkt Israël ontrouw. Offerdienst wordt afgewezen, wanneer het niet een uiting is van overgave (zie Ps.51:18,19; Am.5:21-23; Jes.1:11-15). Juist in Jesaja bestaat bij uitstek een uitweg voor de crisis. Daarvoor moeten we het Bijbelboek in vogelvlucht bekijken.
Jesaja Jesaja leefde toen het noordelijke rijk verdween. Hieraan besteedt hij geen aandacht (tweede helfst 8-ste eeuw v.Chr. / eerste helft 7-de eeuw v.Chr. Het gaat om de vraag of Juda bereid is God ten volle te dienen en Hem in alle dingen te gehoorzamen.
Het eerste deel van Jesaja Het eerste deel (hfst. 1-39) beschrijft de kans die God aan Israël en haar koningen geeft om Hem te dienen. Begint met koning Achaz die weigert God te vertrouwen (locatie 7:3) In hfst. 36-38 vertrouwt de rechtvaardige Hizkia de HERE en krijgt zegen (Locatie 36:2) Accent ligt op heerschappij van God (13-27) Uiteindelijk vertrouwt ook Hizkia niet. Crisis! Juda zal worden verwoest door Babel en in ballingschap gaan.
Het tweede deel als keerpunt Het loopt op niets uit. God zal geen tempel meer hebben en zal tijdelijk niet in de aardse tempel wonen. Toch trouw aan het verbond; daarom ‘Troost!’ (40:1) Bepalend is Gods initiatief door de Knecht des HEREN (42:1-4; 49:1-6; 50:4-11; 52:12-53:12) De Knecht is representant van Israël, terwijl Israël ook knecht is / zou moeten zijn. Door het werk van de Knecht kan het volk weer dienaar worden (hfst. 55-56)
Het plaatsvervangende lijden van de knecht In Jes.52:12-53:12 lijdt de Knecht voor zijn volk. Hij draagt zonden en ziekte (53:4-6) en is een schuldoffer (53:10). Hier neemt een persoon de plek van dieroffers in. Dieroffers waren niet doeltreffend door de zonden van offeraars. Hij zal opstaan uit de dood, zegen ontvangen en velen rechtvaardig maken (53:9 – dood; 53:11-12 – opstanding en zegen)
De rest van het Oude Testament en het vroege Jodendom Zach.12:9-13:1; 13:7-9 Rouwen om Hem die zij doorstoken hebben; dood van een vorst uit het huis van David In de Targum (Joods Aramese tekst), in oude rabbijnse commentaren en de Talmoed wordt Jes.53 Messiaans uitgelegd (dus niet betrokken op Israël)
Jesaja 53 en het Nieuwe Testament In Hand.8:26-28 8:26-28 op Christus betrokken Ook Mat.8:17; Luc.22:37; 1Pet.2:21-25. Sinds Kruistochten door de 11-de eeuwse uitlegger Rashi (en latere Joodse traditie) op Israël betrokken.