Waarom heeft een land één taal, een standaardtaal? De bloemfiguratiehypothese Wout Ultee Hedendaagse sociologische theorieën Naar aanleiding van Abram de Swaan, Zorg en de staat, 1989, hoofdstuk ‘Het lager onderwijs als code voor nationale communicatie’
Onderzoeksbevinding: Rond 1500 werden er in wat nu Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk is vele talen gesproken, en in Duitsland en Nederland vele dialecten van één en dezelfde taal. Nu wordt in deze landen maar één taal gesproken en leert iedereen in het lager onderwijs verplicht deze ‘standaardtaal’. De Swaans verklaringsvraag: Vanwaar deze ontwikkeling? De Swaans antwoord: De bloemfiguratiehypothese
De Swaan bladzijde 20: Maar dit boek gaat niet expliciet in op theorieën en theoretici en het bevat nauwelijks polemiek, het debat blijft meestal impliciet … Wout Ultee: Voor het begrip van een tekst is het voor een lezer belangrijk te weten welke hypothesen een schrijver afwijst, dan kan een lezer de eigen hypothesen van de schrijver scherper zelf formuleren.
Eerste door De Swaan verworpen hypothese: Algemene leerplicht kwam op in protestante landen, waar de geestelijkheid er belang bij had dat de mensen de bijbel lazen, wat onder het katholicisme niet had gemogen. De Swaans tegenwerping: Als de godsdienst invloed had, dan kwam algemene leerplicht er niet zozeer door het protestantisme, als wel door de wedijver tussen protestante en katholieke geestelijkheid om zieltjes. Maar de godsdienst is het hele verhaal niet.
Tweede door De Swaan verworpen hypothese: Leerplicht en een standaardtaal zijn functionele vereisten van een industriële samenleving. En: leerplicht en een standaardtaal zijn in het belang van Het Accumulerende Kapitaal. De Swaans tegenwerping: Toen de industrialisering op gang kwam, nam het analfabetisme toe. Kapitaalbezitters waren vaak tegen algemene leerplicht. De behoefte van de staat aan een geletterde bevolking was groter dan die van kapitaalbezitters.
Meest algemene vorm van deze kritiek: De functionalistische drogredenering Net zo als de behoeften van mensen onbevredigd kunnen blijven, zelfs als ze sterk zijn, zo geldt dat hoe belangrijk de functionele vereisten van een bepaald soort samenleving ook zijn, ze soms onvervuld blijven. Durkheim zag godsdienst als een functioneel vereiste: godsdienst zou bijdragen aan de zo brood nodige cohesie van een samenleving.
Derde door De Swaan verworpen hypothese: De in een land meest gesproken taal wordt de standaardtaal. Eerste door De Swaan aanvaarde hypothese: De taal waarin de wetten van de staat worden neergelegd is de taal die aan het hof wordt gesproken en de in de hoofdstad van een land gesproken taal.
De Swaans aanloopje: In een land waar twee of meer talen (dialecten) worden gesproken, spreekt natuurlijk niet iedereen twee of meer talen (dialecten). In de regel spreekt het volk één enkele taal en de plaatselijke leidinggevenden twee talen.
De Swaans eigen hoofdhypothese: Wanneer in een land met meerdere talen of dialecten door industrialisering de handel toeneemt en wanneer het monopolie van de staat op de geweldmiddelen gepaard gaat met de vorming een staand leger bestaande uit dienstplichtigen, dan worden het spreken van een dialect, van een andere taal dan de taal waarin de staat wetten afkondigt, en van analfabetisme individuele tekorten met negatieve externe effecten.
Het vervolg op De Swaans hoofdhypothese: En als de mensen die in dit land twee talen spreken (of twee dialecten verstaan) steeds dezelfde tweede taal spreken en dit de taal van het hof of de staat is en deze mensen verder niets gemeen hebben, Dan bant het hof of de staat deze negatieve externe effecten uit door de invoering van een standaardtaal en algemene leerplicht En werkt een samenspanning van plaatselijke leidinggevenden deze invoering niet tegen.
Nog een vervolg op de Swaans hoofdhypothese: Maar wanneer deze sprekers van twee talen of dialecten dezelfde godsdienst hebben, dan werken zij de invoering van algemene leerplicht tegen, daarbij bedingend dat zij het voor het zeggen hebben in het onderwijs en daarbij bedingend dat hun godsdienst wordt onderwezen, naast de verplichte vakken lezen, schrijven en rekenen.
Als dat De Swaans hoofdhypothese is, waar blijft dan de term bloemfiguratie?
De Swaan zegt dat een taal een communicatienetwerk draagt De Swaan zegt ook dat een land waar meerdere talen worden gesproken, uit meerdere communicatienetwerken bestaat. Mensen die meerdere talen spreken, verbinden deze netwerken met elkaar. De Swaan verbeeldt deze netwerken als cirkels of bloemblaadjes, Waarbij de mensen die twee talen spreken de doorsnede van twee cirkels vormen.
Als de mensen die twee talen spreken steeds dezelfde taal als tweede taal hebben en als er ook nog mensen zijn die alleen die taal spreken en dat de taal van het hof of de staat is, dan vormen volgens De Swaan de sprekers van deze taal een cirkel die het hart van een bloemfiguratie is. Deze taal wordt volgens De Swaan de standaardtaal. Hier wordt dus met een nominale definitie van de term bloemfiguratie een lange hypothese korter gemaakt
Merk op dat de bloemfiguratiehypothese niet uitdrukkelijk zegt wat er gebeurt in samenlevingen waar de door de inwoners gesproken talen geen bloemfiguratie vormen
Twee hedendaagse taalfiguraties zonder bloemhart: België en Zwitserland. In België had naar verluidt tijdens de Eerste Wereldoorlog het gebrek aan tweetaligheid in het leger als gevolg dat het (Vlaamse) voetvolk de bevelen van de (Franse) officieren niet verstond en het aantal Vlaamse oorlogsslachtoffers opliep.
De Oostenrijks-Hongaarse Donaumonarchie was ook een taalfiguratie zonder bloemhart. De elite van de Hongarije sprak wel Duits, maar de elite van Oostenrijk geen Hongaars Hongarije kreeg na 1848 een eigen parlement en in dat parlement werd geen Duits gesproken, zoals in het oude Oostenrijks-Hongaarse parlement, Maar Hongaars.
De onderzoekbevindingen die De Swaan voor vijf landen aanvoert wijzen op de tegenwerking van plaatselijke leiders bij de invoering van de leerplicht. Die tegenwerking was er wanneer de staat niet op de hand was van de (samenwerkende) katholieke geestelijkheid.
De belangrijkste moeilijkheid met De Swaans hoofdhypothese is of ze nu wel of niet op een functionalistische drogredenering neerkomt. De Swaans weerwoord kan zijn dat de staat het monopolie op de belastingheffing heeft. De staat heeft dus de middelen om in haar eigen behoeften te voorzien.
Wout Ultee: De staat had inderdaad geletterden nodig voor het leger, maar vrouwen werden geen soldaten, terwijl de leerplicht er voor mannen en vrouwen was! De leerplicht werd trouwens ingevoerd toen meer dan tachtig procent van de jongeren vrijwillig naar school ging. Dus ???
De Swaan schrijft een grote invloed toe aan de staat. Maar de invloed van het protestantisme was groter dan De Swaan bereid was toe te geven. En de invloed van handel en industrialisering was groter dan de Swaan bereid was toe te geven.
Toegift: Hoe kan met De Swaans bloemfiguratiehypothese worden verklaard dat Latijn niet de standaardtaal in de landen van Europa werd?