Samenvatting H5+H6 Maak de opgaven (ook bouwstenen)

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hoe werkt een balans.
Advertisements

H 11: Eigen vermogen 11.1: aandelenvermogen 11.2: emissie van aandelen
Voorraadwaardering Technische en economische voorraad FIFO methode
Het Eigen Vermogen. Het eigen vermogen is het geld dat de eigenaar zelf in zijn onderneming heeft gestoken. Het is een schuld, want de onderneming zou.
H 22: Kosten van een duurzaam produktiemiddel (dpm)
Een volledig voorbeeld
Opdracht Gerealiseerde omzet 125%
Kopen en werken Hoofdstuk 5: Een eigen bedrijf
Winst- & verliesrekening (of resultatenrekening of baten- & lastenrekening) Het Eigen Vermogen verandert als gevolg van de bedrijfsactiviteiten gedurende.
Proef- en de saldibalans
Opdracht: ‘Tel uit je winst’
H 27: Kostprijs bij homogene productie.
Klaas koopt een bank voor in de winkel, waarop mensen kunnen zitten
Resultatenrekening.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
De kolommenbalans De kolommenbalans bestaat uit: de proefbalans
Ondernemen Inleiding: Tips
Omzet.
Hoofdstuk 6 - Boekhouden
Verkoopresultaat Niveau 3 Kerntaak 5 Blz. 63.
In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht = Het geld wordt minder waard.
Economie H3b 26 maart  Bespreken SO  Vragen over stof?  Laatste kans op vakhulp.
Grootboek Er vinden voortdurend veranderingen plaats op de balans.
H 22: Brutowinstopslagmethode
Balans Een overzicht van je bezittingen en schulden op een bepaald moment. Een balans op zich hoeft niet veel te zeggen; morgen kan de balans er heel anders.
Het journaal Bij het toepassen van de boekingsregels heb je gezien dat dat een nauwkeurig werkje is, waar snel fouten gemaakt kunnen worden. Als je debiteert.
Niet-commerciële organisaties
Agenda  Lessen (6)  tot  hs 30
Balans Schematische weergave
Agenda  Les 15  wkn 14 2e  hs 2.6 winst & verlies
Agenda  Les 13  wkn 13 2e  hs 2.4 overige kosten
Goedemiddag H3b.
Goedemorgen H3b.
Hoofdstuk 5 “Een eigen bedrijf”
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3 Uitgedeelde stencil Rekentrainer!
Samenvatting Wat moet je leren/ oefenen? Heel hoofdstuk 2
Een verandering = -Een afname -Een toename (nieuwe bedrag – oudste bedrag) : oudste bedrag X 100 =...%
Omzet = de verkoopopbrengst in een bepaalde periode
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Pietje heeft op 1 januari 2008 een bedrag van € 400 op een spaarrekening gezet. De rente is 3,5%. Hij laat de rente op de rekening staan. Op 1 januari.
BEZITTINGEN -> debet
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38 Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent Zelfstandig werken, met radio?? Afsluiting van de les. Lokaal verlaten.
Lesplanning 3.2 blz Binnenkomst Intro Nakijken 3.1, klaar? Dan alvast 3.2 maken Uitleg 3.2 Gezamenlijk lezen blz Zelfstandig werken,
DE BALANS.
Hoofdstuk 2.
Exploitatiebegroting Deel 2
H.5 Winst en toegevoegde waarde
5.1 Hoeveel kost dat? Afzet is het aantal producten dat een bedrijf verkoopt. Vermenigvuldig je de afzet met de verkoopprijs (excl. btw) dan weet je wat.
Debet Balans per 31 december 2006 Credit Gebouwen Eigen vermogen Inventaris % hypothecaire lening Debiteuren % banklening
Hoe komt de verkoopprijs van een ijsje tot stand?
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Winstberekening Belangrijk PROGRAMMA:
Je hebt nu € ,00 op de bank staan van jouw privé rekening (ABN) Het is
Basisboek Bedrijfseconomie hoofdstuk 3 Financiële overzichten Achtste druk © 2008 Noordhoff Uitgevers © 2010 Economie Leer Kracht.
Hoofdstuk 6 Productie.
Aantekeningen hoofdstuk 8. Een ondernemingsplan maken 1. Een goed idee en jezelf kennen als ondernemer. 3. Zoek naar benodigde vergunningen, diploma’s.
Stroom- en voorraadgrootheden
H3 Financiering van een bedrijf
Hoofdstuk 6 Productie en markt.
omzet, inkoopwaarde, bedrijfskosten en nettoresultaat
De balans & de resultatenrekening
H3 Financiering van een bedrijf
Vmbo 2 economie Goede producten?
Hoofdstuk 25.1 Permanentie: Kosten & Uitgaven
Liquiditeitsbegroting
Resultatenrekening prognose
PRODUCEREN OMZET, AFZET, WINST.
BASISREKENVAARDIGHEDEN
BALANS, W&V EN LIQ. OVERZICHT
BASISREKENVAARDIGHEDEN
Transcript van de presentatie:

Samenvatting H5+H6 Maak de opgaven (ook bouwstenen) Kijk goed na, mail mij voor de antwoorden! Gebruik www.leraareconomie.nl Herhaal net zo lang totdat je het zelf kunt (vooral met de mutatiebalansen)

Belangrijke punten/ veel gemaakte fouten. (mutatie)balans is een weergaven op een bepaald moment. De posten die je niet gebruikt, schrijf je ook niet op. Een resultatenrekening geeft een verandering over een periode weer. Op de resultatenrekening geen aflossing! Op de resultatenrekening staat alleen omzet rechts!

Hoofdstuk 5

Omzet = de verkoopopbrengst in een bepaalde periode Omzet = AFZET x VERKOOPRIJS afzet= aantal verkochte producten verkoopprijs = gemiddelde prijs per product Brutowinst = omzet - inkoopwaarde Nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten VRAAG: Joyce verkoopt in haar kledingwinkel 5000 kledingstukken. Gemiddeld worden deze voor €44,- per stuk verkocht. De inkoopwaarde per kledingstuk is gemiddeld €17,6 en de overige bedrijfskosten zijn €77.000,- Wat is de omzet, de brutowinst en de nettowinst? Omzet = € 220.000 (€44 x 5000) Inkoopwaarde= € 88.000 (€17,6 x 5000) Brutowinst = € 132.000 Bedrijfskosten = € 77.000 Nettowinst = € 55.000 - -

Kunnen omschrijven van formules! Voorbeeld: BW (€ 7) = O(€ 10) – I(€ 3) I(€ 3) = O(€ 10) – BW(€ 7) O = BW + I NW = BW – I BW = I + NW Enz… Tip: geef de formule willekeurige cijfers, dit is een goede manier om het omschrijven te controleren.

C-> € 200.000 : 25.000 = € 8 D-> 40.000 x €2,75 = € 110.000 omzet afzet verkoopprijs € 200.000 25.000 C D 40.000 € 2,75 € 850.000 E € 25 Vul de ontbrekende getallen in (natuurlijk met berekening) C-> € 200.000 : 25.000 = € 8 D-> 40.000 x €2,75 = € 110.000 E -> € 850.000 : €25 = 34.000

Bereken de brutowinst van Ewout op deze dag Hoofdstuk 5 Stel dat Ewout na de vrijmarkt het volgende overzicht van opbrengsten en kosten had: Verkoopprijs per stuk afzet Inkoopprijs per stuk T-shirts € 7,50 60 € 4,50 Petjes € 2,50 40 € 1,00 Frisdrank € 1,80 80 € 1,10 Kosten van die dag Huur standje € 48 Loonkosten zus € 35 Overige kosten € 40 Bereken de brutowinst van Ewout op deze dag omzet Inkoopwaarde omzet brutowinst T-shirts 7,50 × 60 = 450 ─ 4,50 × 60 = 270 = € 180 Petjes 2,50 × 40 = 100 1,00 × 40 = 40 € 60 Frisdrank 80 × 1,80 = 144 80 × 1,10 = 88 € 56 Totaal € 296 b. Bereken de nettowinst van Ewout op deze dag Nettowinst = brutowinst ─ bedrijfskosten = 296 – 48 – 35 – 40 = € 173

De balans

BEZITTINGEN -> debet bezittingen staan links. Voorbeelden van bezittingen: auto, pc’s, laptops, kassa, onderdelen, kas (contant geld in de kassa), bank (geld op de betaalrekening) VERMOGEN -> credit Rechts staan de schulden, dus van wie de bezittingen links zijn. bijvoorbeeld een lening bij de bank (moet je dus nog terugbetalen) Een speciaal soort creditpost is het Eigen Vermogen. Dit is de schuld van het bedrijf aan de eigenaren. debet = credit Dit betekent dat totaal links altijd gelijk is aan totaal rechts Daarom heet het een ‘balans’

De mutatiebalans

Mutatiebalans = als er iets gebeurt in een bedrijf, geef je dit aan op een mutatiebalans. Je schrijft niet de hele balans op, maar alleen het stukje waar het over gaat. Voorbeeld: De hele balans: Klaas lost per bank €10.000 af op de 6%-lening. Link en rechts moeten altijd gelijk zijn. Als er links €10.000 van het totaal afgaat, moet dit rechts ook gebeuren. Anders klopt de mutatiebalans niet

Een klant die nog moest betalen is failliet gegaan. De schuld (€1 Een klant die nog moest betalen is failliet gegaan. De schuld (€1.500) van die klant aan Klaas wordt niet meer betaald. Het risico is voor Klaas.

Klaas verkoopt 1. 200 huishoudartikelen voor € 200 per stuk Klaas verkoopt 1.200 huishoudartikelen voor € 200 per stuk. De inkoopwaarde bedraagt € 150.000. Afgesproken wordt dat de klant 50% van de rekening per bank direct betaalt en de rest over een maand.

Klaas koopt en ontvangt 1000 huishoudartikelen à € 125 per stuk maar betaalt nog niet. Deze artikelen zijn uiteindelijk bedoeld voor de verkoop.

Op 28 januari betaalt Klaas loon van een werknemer. Het gaat om €2.000. De betaling vindt plaats per bank: Toelichting: Het geld wordt van de bank gehaald, dus banktegoed - €2.000 . Omdat links en rechts gelijk moeten zijn, daalt rechts het eigen vermogen ook met €2.000

Klaas betaalt per bank een openstaande rekening van €200

Op 31 januari betaalt Klaas per bank de energierekening van januari Op 31 januari betaalt Klaas per bank de energierekening van januari. Het gaat om €150. De betaling vindt plaats per bank: Toelichting: Het geld wordt van de bank gehaald, dus banktegoed - €150 . Omdat links en rechts gelijk moeten zijn, daalt rechts het eigen vermogen ook met €150

Pietje zet €2.000 contant geld uit zijn kas op de bank.

Debiteuren en crediteuren Debiteuren: zijn mensen die ‘jou’ nog moeten betalen. (dit geld is van jou, maar nog niet op de bank of in de kas) Crediteuren: deze mensen moet ‘jij’ nog betalen. (dit geld is niet van jou, dus schuld)

Op 17 januari koop Klaas twee auto’s voor een totaalbedrag van €15.000. De helft van het bedrag betaalt hij per kas, de rest wordt volgende week betaald. Toelichting: debet -Zijn bezit, de voorraad auto’s, stijgt met €15.000. dus voorraad auto’s + €15.000 - De helft wordt betaald per kas (contant geld) dus kas -€7.500 credit De andere helft van het bedrag moet nog betaald worden, dus schuld (crediteur) stijgt met €7.500. Dus crediteuren +€7.500 Links en rechts is gelijk, dus het klopt.

Afschrijvingskosten

Afschrijvingskosten Afschrijving: betekent dat jouw bezit minder waard wordt. Bijvoorbeeld: Een auto gaat 5 jaar mee en kost €7.000 nieuw. De auto heeft een restwaarde van €2.000. Wat zijn de kosten van de afschrijving? -> totale afschrijving: €7.000 - €2.000 = €5.000. Per jaar is dit dus €5.000 : 5jaar = €1.000

Resultatenrekening

Op de resultatenrekening staan de posten die ervoor zorgen dat je armer of rijker wordt. (dit noemen we stroomgrootheden) -> aflossingen zet je niet op de resultatenrekening, want jouw eigenvermogen verandert niet bij aflossen! -> als jij bv. voorraad koopt, zet je dit niet op de resultatenrekening (want jouw eigenvermogen blijft gelijk) -> bij verkoop moet je echter de inkoopwaarde wel bij kosten neerzetten. Want de spullen uit jouw voorraad wegdoen gaat ten koste van het eigenvermogen. -> De omzet zet je bij opbrengsten (rechts).

Invullen resultatenrekening Rechts alleen omzet Links alle kosten (behalve aflossing) Vergeet afschrijving niet! Kijken waar het totaal het hoogst is. Schrijf aan beide kanten vervolgens het hoogste bedrag bij totaal Vul links of rechts aan tot dat het totaal klopt. Als je het links aanvult is het saldo winst OF als je het rechts aanvult is het saldo verlies. Opgave 6.21 (blz. 90)