De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Hoofdstuk 6 - Boekhouden

Verwante presentaties


Presentatie over: "Hoofdstuk 6 - Boekhouden"— Transcript van de presentatie:

1 Hoofdstuk 6 - Boekhouden
Boekhouding is het systematisch vastleggen van financiële feiten van een persoon, een bedrijf of een (overheids)instelling.

2 BEZITTINGEN -> debet
bezittingen staan links. Voorbeelden van bezittingen: auto, pc’s, laptops, kassa, onderdelen, kas (contant geld in de kassa), bank (geld op de betaalrekening) VERMOGEN -> credit Rechts staan de schulden, dus van wie de bezittingen links zijn. bijvoorbeeld een lening bij de bank (moet je dus nog terugbetalen) Een speciaal soort creditpost is het Eigen Vermogen. Dit is de schuld van het bedrijf aan de eigenaren. debet = credit Dit betekent dat totaal links altijd gelijk is aan totaal rechts Daarom heet het een ‘balans’

3 Mutatiebalans = als er iets gebeurt in een bedrijf, geef je dit aan op een mutatiebalans. Je schrijft niet de hele balans op, maar alleen het stukje waar het over gaat. Voorbeeld: De hele balans: Klaas lost per bank € af op de 6%-lening. Link en rechts moeten altijd gelijk zijn. Als er links € van het totaal afgaat, moet dit rechts ook gebeuren. Anders klopt de mutatiebalans niet

4 Op 28 januari betaalt Klaas loon van een werknemer. Het gaat om € De betaling vindt plaats per bank: Toelichting: Het geld wordt van de bank gehaald, dus banktegoed - € Omdat links en rechts gelijk moeten zijn, daalt rechts het eigen vermogen ook met €2.000

5 Op 31 januari betaalt Klaas per bank de energierekening van januari
Op 31 januari betaalt Klaas per bank de energierekening van januari. Het gaat om €150. De betaling vindt plaats per bank: Toelichting: Het geld wordt van de bank gehaald, dus banktegoed - €150 . Omdat links en rechts gelijk moeten zijn, daalt rechts het eigen vermogen ook met €150

6 Pietje zet €2.000 contant geld uit zijn kas op de bank.

7 Debiteuren en crediteuren
Debiteuren: zijn mensen die ‘jou’ nog moeten betalen. (dit geld is van jou, maar nog niet op de bank of in de kas) Crediteuren: deze mensen moet ‘jij’ nog betalen. (dit geld is niet van jou, dus schuld)

8 Op 17 januari koopt Klaas twee auto’s voor een totaalbedrag van €15
Op 17 januari koopt Klaas twee auto’s voor een totaalbedrag van € De helft van het bedrag betaalt hij per kas, de rest wordt volgende week betaald. Toelichting: debet -Zijn bezit, de voorraad auto’s, stijgt met € dus voorraad auto’s + €15.000 - De helft wordt betaald per kas (contant geld) dus kas -€7.500 credit De andere helft van het bedrag moet nog betaald worden, dus schuld (crediteur) stijgt met € Dus crediteuren +€7.500 Links en rechts is gelijk, dus het klopt.


Download ppt "Hoofdstuk 6 - Boekhouden"

Verwante presentaties


Ads door Google