Pedagogisch Inspiratie Thema (PIT) Doel Pit bijeenkomsten: Elkaar inspireren n.a.v. ons pedagogisch beleid (PB), Hoe voer je dit uit in je eigen onderneming. Waar zitten jouw kwaliteiten en de uitdagingen van je onderneming, ofwel waar ben jij onderscheidend in. Dat zal in de toekomst heel belangrijk worden voor onze kinderopvang. Met het oog op onze collega’s in het dorp. Leren van de theorie (PB) en van elkaar. Scherp blijven naar medewerkers op de groep
Terugblik op de vorige pit Evaluatie vorige pit…spelontwikkeling, wat heb je ermee gedaan… Zie ook de notulen uit de andere regio’s. Erg interessant! Daar staat niet alleen wat over de PIT in, maar ook wat daar besproken is, kan erg zinvol zijn
Definitie van HECHTEN Manier waarop een kind een emotionele band op kan bouwen met de ouders en andere belangrijke volwassen in zijn omgeving. De basis van hechting vindt plaats in de eerste 3 levensjaren van het kind.
4 soorten gehechtheid Type A: Onveilig-vermijdend gehechte kinderen. Gehechtheid geminimaliseerd, opvoeder vaak afwijzend/zakelijk. Deze kinderen reageren nauwelijks op de opvoeder bij vertrek/terugkomst. Type B: Veilig gehechte kinderen. Goed balans, zoeken toenadering bij vertrek/terugkomst. Opvoeder toegankelijk. Type C: Onveilig-afwerend gehechte kinderen. Zoeken veel toenadering, afwezigheid opvoeder leidt tot angst. Opvoeder onvoorspelbaar. Type D: Gedesorganiseerd gehechte kinderen. Gedrag hechtingtype A en C. komst opvoeder geeft kind stress. Opvoeder inconsequent of sprake van trauma. • Type A: Onveilig-vermijdend gehechte kinderen . Deze kinderen hebben hun gehechtheid geminimaliseerd, omdat zij ervaren hebben dat de opvoeder relatief vaak afwijzend, zakelijk of minder sensitief is. Bij vertrek of terugkomst van de opvoeder reageren ze nauwelijks en gaan ze door met hun spel. Ze negeren of vermijden de opvoeder en gedragen zich vaak (prematuur) zelfstandig. • Type B: Veilig gehechte kinderen. Bij deze kinderen is er een goede balans tussen exploratiedrang en gehechtheidsgedrag. Kinderen durven nieuwe taken aan te gaan, zijn angstig wanneer de opvoeder uit het zicht is en zoeken toenadering bij terugkomst, waarna ze weer verder durven te exploreren. Opvoeders zijn sensitief, coöperatief en toegankelijk. • Type C: Onveilig-afwerend gehechte kinderen. Deze kinderen zoeken juist heel veel toenadering bij de opvoeder en zijn minder geneigd om zelfstandig activiteiten uit te voeren. Bij afwezigheid van de opvoeder zullen deze kinderen amper spelen of hun omgeving onderzoeken. De afwezigheid van de opvoeder leidt tot angst terwijl de terugkeer van de opvoeder begroet wordt met boosheid en verontwaardiging. De opvoeder is vaak inconsequent sensitief, onvoorspelbaar voor het kind en afwezig op cruciale momenten. • Type D: Gedesorganiseerd gehechte kinderen. Bij deze kinderen is sprake van gedrag met kenmerken van hechtingstype A en C. Enerzijds zoeken zij toenadering tot de opvoeder, terwijl dat tegelijkertijd stress en angst oplevert. Dit kan resulteren in tegenstrijdige gedragingen en emoties (bijvoorbeeld eerst huilen maar opeens beginnen te lachen). Ook kan het zijn dat ze zich abnormaal bewegen, plotseling stilstaan, waarbij het lijkt dat ze zich niet meer kunnen bewegen (bevriezen of verstarren). Soms lijken zij in de war als de ouder terugkomt en toenadering zoekt. Zij slaan de handen voor de ogen of wiegen heen en weer of wenden het hoofd af terwijl zij naar de ouder lopen of kruipen. Het lijkt alsof de komst van de opvoeder de stress bij het kind eerder verhoogt dan verlaagt. De omgang met de opvoeder is vaak inconsequent geweest en onvoorspelbaar terwijl ook vaak sprake is van trauma's of andere ingrijpende gebeurtenissen.
Veilige hechting Veilige hechting: Kind zoekt bij emotie de nabijheid op van de persoon aan wie ze gehecht zijn. Kind wordt makkelijk gerustgesteld en getroost door gehechtheidspersoon. Bij vertrek reageert kind protesterend, bij terugkomst blij de opvoeder weer te zien. Veilige hechting wordt bevorderd door: Een sensitieve houding van de opvoeder voor de signalen van het kind. Respect voor de autonomie van het kind. Structuur en steun bieden bij alles wat het kind leert. Veilig gehechte kinderen verkennen de wereld met als uitvalsbasis degene aan wie ze gehecht zijn. In tijden van verdriet, honger en angst zullen zij de nabijheid van die persoon opzoeken. Ook wordt een kind gemakkelijker gerustgesteld en getroost door een gehechtheidspersoon. Vooral in een onbekende omgeving zal het kind luid protesteren bij vertrek en scheiding van de gehechtheidspersoon. Bij zijn terugkeer zal het kind blij reageren en zich even stevig aan hem vastklampen. Dit is een bekend tafereeltje op de eerste dag dat een kind naar een kinderdagverblijf of basisschool gaat. Aan een kind zijn gedrag is te zien dat zij ervan uitgaan dat de opvoeder hun signalen zal opmerken en er zo nodig direct en adequaat op in zal gaan. Veilige hechting wordt bevorderd door: - Een sensitieve houding van de opvoeder voor de signalen van het kind; - Respect voor de autonomie van het kind; - Structuur en steun bieden bij alles wat het kind leert. 1.3. Onveilige hechting Onveilig gehechte kinderen klampen zich vast aan hun verzorger, of ze gedragen zich juist heel onverschillig en zelfstandig, ongeachte of de situatie stressvol is of niet. Onveilig gehechte kinderen krijgen veel vaker te kampen met leer- of relatieproblemen, zijn lastig aanspreekbaar en ontwikkelen een laag gevoel voor eigenwaarde². De basis voor veilige hechting ligt in de eerste drie levensjaren. Kan een kind zich in die tijd niet veilig hechten aan een verzorger, dan heeft dat een onomkeerbaar negatief effect op zijn geestelijke gezondheid. Naarmate het kind ouder wordt, wordt het alleen maar moeilijker om veilige hechting te bewerkstelligen. Kinderen van verslaafde ouders of ouders met psychische problemen, kinderen die veel scheidingen hebben meegemaakt en kinderen uit kindertehuizen zijn relatief vaak onveilig gehecht. Daarom komen hechtingsproblemen relatief veel voor bij adoptie- en pleegkinderen. Angstig vermijdend gehecht Angstig ambivalent gehecht Gedesorienteerde hechting
Onveilige hechting Onveilige hechting: Kind klampt zich vast aan verzorger of gedraagt zich juist onverschillig/zelfstandig. Kind heeft vaker leer- of relatieproblemen. Het kind is lastig aanspreekbaar en ontwikkelt laag gevoel voor eigenwaarde. Hoe ouder het kind wordt, hoe moeilijker Kinderen die vaak onveilig gehecht zijn: kinderen van verslaafde ouders of ouders met psychische problemen Kinderen die veel scheidingen hebben meegemaakt. Kinderen uit kindertehuizen.
Verloop van hechting 0-2 maanden: Basis wordt gelegd, hechting vind onbewust plaats. De baby ervaart globale gevoelens van tevreden of ontevredenheid. De baby vertoont gehechtheidsgedrag zoals huilen, lachen, brabbelen, grijpen, zuigen enz. 2-4 maanden De baby ontwikkelt een voorkeur mensen in zijn directe omgeving. Het gehechtheidsgedrag begint reactief te worden. Dit zorgt voor wederzijdse hechting, zowel voor kind als opvoeder. 0-2 maanden In de eerste maanden van zijn leven wordt de basis gelegd en vind de hechting onbewust en niet-selectief plaats. De baby ervaart globale gevoelens van tevreden of ontevredenheid, nog zonder veel nuance of complexiteit. De baby vertoont gehechtheidsgedrag zoals huilen, lachen, brabbelen, grijpen, zuigen en volgen met de ogen, en probeert daarmee de mensen om zich heen nabij te houden. 2-4 maanden Rond twee maanden ontwikkelt de baby een voorkeur voor een of een paar mensen in zijn directe omgeving. Hij richt zijn gehechtheidsgedrag voornamelijk nog op hen en reageert op hun gedrag, het gehechtheidsgedrag begint reactief te worden. Dit gerichte gehechtheidsgedrag zorgt er voor dat het kind zich aan de opvoeders hecht, maar ook dat de opvoeders zich aan het kind hechten.
Vaak staat 1 persoon centraal(exclusieve gehechtheid). 5-6 maanden Het kind begint zich echt bewust te hechten aan de mensen in zijn directe omgeving. Vaak staat 1 persoon centraal(exclusieve gehechtheid). Voor een goede hechting is het belangrijk dat er niet te veel verschillende personen voor het kind zorgen, en hierin ook niet veel wisseling plaatsvind. De kwaliteit en continuïteit van de relatie is belangrijker dan de kwantiteit. 7-8 maanden Kinderen beginnen eenkennig te worden; dit is een signaal dat ze zich gehecht hebben. Het begin van scheidingsangst. Beseft dat opvoeder er ook is wanneer hij deze niet kan zien. Door spelletjes als kiekeboe leert het kind dat je weer terug komt. 5-6 maanden Vanaf 5 maanden begint het kind zich echt bewust te hechten aan de mensen in zijn of haar directe omgeving. We zien dan vaak dat één persoon centraal komt te staan (exclusieve gehechtheid). Om een goede hechting te kunnen krijgen is het belangrijk dat er niet te veel verschillende personen voor het kind zorgen, dat er niet te veel wisselingen hierin plaats vinden. Enkel aanwezig zijn of enkel het kind verzorgen is niet voldoende om hechting te bewerkstelligen. De kwaliteit van de relatie en de continuïteit van de relatie is belangrijker dan de kwantiteit. Het kind hecht zich namelijk aan diegenen die adequaat reageren op zijn signalen. Zo leert het kind te vertrouwen op zijn omgeving. 7-8 maanden Zo rond de 7 maanden oud zien we dat kinderen eenkennig beginnen te worden; een duidelijk signaal dat ze zich gehecht hebben aan een of een aantal mensen in hun directe omgeving. Ook beginnen we dan scheidingsangst te zien. Op deze leeftijd begint het kind te beseffen dat zijn opvoeder ook blijft bestaan wanneer hij deze persoon niet kan zien. Dit zorgt ervoor dat het kind bij zijn opvoeder wil blijven. Het is dan ook een aanrader om in deze fase eventjes weg te gaan (andere ruimte), kiekeboe spelletjes of verstoppertje te spelen. Het kind leert dan dat je weer terugkomt. 9 maanden – 2 jaar Meestal wordt rond de 9 maanden de kritieke fase voor de hechting afgesloten. De hechting blijft nog wel toenemen. Tot anderhalf, twee jaar kunnen kinderen nog veel moeite hebben gescheiden te worden van de personen aan wie ze gehecht zijn en sommige kinderen blijven hier moeite mee hebben tot ze een jaar of vier zijn.
9 maanden – 2 jaar De kritieke fase voor de hechting wordt afgesloten. Maar hechting blijft nog wel toenemen. Tot anderhalf, twee jaar kunnen kinderen nog veel moeite hebben gescheiden te worden van de personen aan wie ze gehecht zijn, bij sommige kinderen zelfs tot 4 jaar. Vanaf 3 jaar Het kind wordt steeds minder afhankelijk. Ontwikkelt een zelfbewustzijn en ontdekt dat het anderen ook iets te bieden heeft. Niet alleen vervulling van eigen behoeften, het kind wil ook de ander een plezier doen.
En daarna De babytijd is een intense ontwikkelingsfase met enorme impact op ons leven. Maar in de verdere jeugd worden er nog steeds belangrijke paden in de hersenen gevormd, zeker 7 jaar. In de vroege puberteit is er nog een intens moment van reorganisatie van de hersenen die pas rond het vijfentwintigste jaar zijn volgroeid. Doordat het leven een proces van voortdurende aanpassingen is, gaan veranderen en ontwikkelingen ook daarna nog door, alleen veel langzamer. Conclusie: Hechting is universeel. Ieder kind krijgt de mogelijkheid/behoefte om zich te hechten. Het is de taak van de ouders om die hechting veilig tot bloei te laten komen. De eerste drie jaar zijn van groot belang. Ook daarna is de houding voor veilige hechting, nodig om ze te helpen opgroeien tot volwassenen die vol vertrouwen in het leven staan. Vanaf 3 jaar Vanaf het derde levensjaar wordt het kind steeds minder afhankelijk. Het ontwikkelt een zelfbewustzijn en ontdekt dat het anderen ook iets te bieden heeft. Was de gehechtheid tot dan toe voornamelijk gericht op de vervulling van eigen behoeften, nu zoekt het kind ook contact om de ander een plezier te doen. En daarna De babytijd is een intense ontwikkelingsfase die een enorme impact op ons leven kan hebben, maar er is meer. In de verdere jeugd worden er nog steeds belangrijke paden in de hersenen gevormd, zeker tot de leeftijd van zeven jaar. in de vroege puberteit is er nog een intens moment van reorganisatie van de hersenen d ie pas rond het vijfentwintigste jaar zijn volgroeid. Doordat het leven een proces van voortdurende aanpassingen is, gaan veranderen en ontwikkelingen ook daarna nog door, alleen veel langzamer dan in het begin⁴. Conclusie Hechting is universeel. Ieder kind wordt in principe geboren met de mogelijkheid en behoefte zich te hechten. Het is de taak van de ouders om die hechting veilig tot bloei te laten komen. Daarbij zijn de eerste drie jaar van groot belang. Maar de houding die nodig is voor veilige hechting, is ook daarna broodnodig om kinderen te helpen opgroeien tot volwassenen die vol vertrouwen in het leven staan⁵.
Uitingen van onveilige hechting Kinderen met een onveilige hechting kunnen zich op verschillende manieren uiten geremd gedrag overdreven waakzaam het kind speelt zonder plezier reageert afwijzend op sociaal contact teruggetrokken en lusteloos ongeremd gedrag zoekt veel contact, allemansvriend Druk Impulsief Ongeconcentreerd grensoverschrijdend gedrag leert weinig uit ervaringen snel gefrustreerd laat zich niet troosten Kinderen met een onveilige hechting kunnen zich op verschillende manieren uiten: Kenmerken van het geremde type: Overdreven waakzaam. Reageert afwijzend op sociaal contact. Het kind speelt mee zonder plezier. Teruggetrokken en lusteloos. Lijkt op ASS. Daarom moet ASS eerst uitgesloten zijn voordat een kind getest wordt op een hechtingsstoornis. Kenmerken van het ontremde type: Zoekt veel contact, is een allemansvriend. Grensoverschrijdend gedrag. Snel gefrustreerd. Druk, impulsief en ongeconcentreerd. Leert weinig uit ervaringen. Laat zich niet troosten. Lijkt op ADHD. Daarom moet ADHD eerst uitgesloten zijn voordat een kind getest wordt op een hechtingsstoornis.
Huilbaby Welke invloed heeft dit op het hechtingsproces Huilbaby Welke invloed heeft dit op het hechtingsproces? Huilbaby’s/ moeilijkere baby’s worden minder snel opgepakt en geknuffeld waardoor het nog moeilijkere baby’s worden en een vicieuze cirkel ontstaat. Veel huilen is aspect van prikkelbare baby, vaak ontroostbaar. Er niet op reageren zal het huilen alleen maar versterken omdat behoeft van het kind niet wordt vervuld. Ouders worden hierdoor vaak onzeker en weten niet hun kind nodig heeft en hoe ze moeten reageren, hierdoor leren ouder en kind niet op elkaar af te stemmen. Wanneer het kind huilt, is het belangrijk dat de verzorger meteen hierop reageert met aangepaste gezichtsexpressie en stemgeluiden, om zo het kind te troosten. Op die manier schept de verzorger duidelijkheid in de chaos en reguleert de emoties van het kind. Wanneer dit consistent gedaan wordt, zal er een veilige hechting tussen de verzorger en kind gevormd worden. Moeilijkere baby’s worden vaak minder snel opgepakt en geknuffeld waardoor het nog moeilijkere baby’s worden en een vicieuze cirkel ontstaat Veel huilen is een aspect van een prikkelbare baby. Deze baby’s huilen ontroostbaar en er niet op reageren zal ertoe leiden dat het enkel versterkt wordt. Deze baby’s zijn snel van slag en hebben moeite met verandering. Hun gedrag is vaak onvoorspelbaar. Zij hebben extra behoefte aan structuur en duidelijkheid, rust en regelmaat en continuïteit in de zorg! Als de signalen van het kind genegeerd worden dan zal het huilen dus toenemen uit frustratie en ongeduld. De baby wordt vervolgens overheerst door de behoefte als deze niet wordt vervuld. Als dit systematisch gebeurd leert de baby dat het geen invloed heeft op zijn omgeving, waardoor zijn zelfvertrouwen afneemt. Kinderen die veel huilen zonder een aanwijsbare reden bezorgen ouders veel onzekerheid omdat ze niet weten wat hun kind nodig heeft en hoe te reageren op het huilen van hun kind. Ouder en kind leren niet op elkaar af te stemmen, waardoor de relatie onvoorspelbaar wordt en de veilige hechting niet ten goede komt. Het is vaak ook moeilijk voor ouders om zich af te stemmen op een kind dat niet voldoet aan de verwachtingen.
Invloed op het volwassen leven Er zijn 4 grondpatronen van gehechtheidsgedrag bij volwassenen, vanuit een onveilige hechting in de kindertijd. Angstige gehechtheid: volwassenen klampt zich aan de ander vast, verlangt naar liefde en zorg die hij zelf in de kindertijd niet heeft gehad, geen gelijkwaardige relatie, bang de ander kwijt te raken. Dwangmatig zelfvertrouwen: wil geen liefde en zorg van andere, houdt zich groot en sterk, uiteindelijk vaak burn- out of depressie, angst opnieuw afgewezen te worden. Dwangmatig verzorgen: altijd de rol om andere te verzorgen, behoefte aan erkenning/bewondering, dit heeft hij in zijn jeugd gemist Vermijdende gehechtheid: niet in staat nabijheid en contact te zoeken, bang voor afwijzing/teleurstelling, dit kan leiden tot geïsoleerde levenswijze en eenzaamheid. Vier grondpatronen van gehechtheidsgedrag bij volwassenen Dit zijn de vier belangrijkste grondpatronen van gehechtheid bij volwassenen die het gevolg zijn van een onveilige hechting in de kindertijd. Het is duidelijk dat door deze afwijkende patronen van gehechtheidsgedrag, het vermogen intieme relaties aan te gaan of op te bouwen ernstig geblokkeerd wordt. Gelukkig hebben mensen de kracht en de mogelijkheden te veranderen en dat wat ze niet kunnen veranderen, te accepteren. Angstige gehechtheid De volwassene klampt zich in relaties aan de ander vast en stelt zich heel afhankelijk op. Naast dit 'kleefgedrag', dat voortkomt uit de angst de ander kwijt te zullen raken, voelt hij een sterk latent verlangen naar liefde en zorg, iets dat hij in zijn kindertijd niet heeft gekend. In een relatie kan dit tot uiting komen door een voortdurende vraag om liefde en zorg. Hij verlangt eigenlijk van de ander dat die steeds een veilige basis voor hem is, een soort verzorger. Het is een verlangen naar de veiligheid en geborgenheid die hij vroeger niet heeft gehad van zijn verzorger(s). Er is geen sprake van een gelijkwaardige relatie: hij zal zelf geen veilige basis kunnen zijn voor de ander. Hij heeft de angst om de ander te verliezen. Dwangmatig zelfvertrouwen Deze persoon zoekt de liefde en zorg van anderen niet, maar houdt zich groot en sterk en staat er op onder alle omstandigheden zijn eigen boontjes te doppen. Zo'n persoon vroeg of laat bezwijken onder stress, een burn-out of een depressie. Of hij ontwikkelt allerlei psychosomatische klachten, waarmee hij na lang aandringen van zijn omgeving op het spreekuur van de huisarts komt. Deze persoon vertoont een reactiepatroon op de onveilige gehechtheid; zij onderdrukken gehechtheidsgevoelens en -gedrag en ontkennen elk verlangen naar een hechte band. Ze hebben de angst om opnieuw afgewezen te worden. Dwangmatig verzorgen Iemand die dit patroon vertoont zal doorgaans vele relaties aangaan, maar steeds in de rol van degene die de zorg geeft en nooit van degene die de zorg ontvangt. Vaak een hulpeloos slachtoffer dat de over hem uitgestorte zorg voor een poosje best op prijs stelt. De dwangmatig verzorger verlangt in ruil voor zijn geven veel bewondering en erkenning. Zijn behoefte hieraan is echter onverzadigbaar omdat hij nu de aandacht en de liefde opeist die hij als kind heeft moeten missen. De kenmerkende jeugdervaring van zulke mensen is een verzorger die, vanwege een depressie, langdurige bedlegerigheid, of om een andere reden, niet voor het kind kon zorgen, maar wel graag zelf verzorgd werd en wellicht zelfs verlangde dat de jongere broertjes en zusjes door hem geholpen en verzorgd werden. Vermijdende gehechtheid Deze persoon heeft een sterk geactiveerd gehechtheidssysteem maar is niet in staat nabijheid en contact te zoeken, omdat het door ervaringen in het verleden - emotionele verwaarlozing - teleurstelling, afwijzing of frustratie verwacht. Bijvoorbeeld: een kind die op zijn vriendelijk toenaderingspogingen naar zijn verzorgers toe consequent met afwijzing wordt ontvangen, kan zich gaan terugtrekken van sociale interacties. Wanneer dit langere tijd doorgaat, kan hij het vervolgens moeilijk gaan vinden intieme relaties aan te gaan. Zijn cognitieve werkmodel houdt hem voor: 'Mensen wijzen mij toch alleen maar af'. Deze terugtrekking kan leiden tot een geïsoleerde levenswijze en eenzaamheid. Alcoholmisbruik ligt op de loer, aangezien alcohol de sociale omgang bevordert en remmingen helpt te overwinnen.
Wat zegt ons beleid 2.3.5 Wenmomenten en wendagen Het is belangrijk dat het kind en de ouders/verzorgers de tijd en gelegenheid krijgen om vertrouwd te worden met jou kinderopvang en zich op hun gemak gaan voelen. Vertrouwen krijgen en op je gemak voelen gaat langzaam en stukje bij beetje. Met name voor het kind is het een grote stap, omdat hij weggehaald wordt uit zijn bekende omgeving van thuis en in de volledige onbekende omgeving van de kinderopvang binnen komt waar al een bestaande groep met voor hem nieuwe kinderen en pedagogisch medewerkers is. 2.3.5 Wenmomenten en wendagen Het is belangrijk dat het kind en de ouders/verzorgers de tijd en gelegenheid krijgen om vertrouwd te worden met jou kinderopvang en zich op hun gemak gaan voelen. Vertrouwen krijgen en op je gemak voelen gaat langzaam en stukje bij beetje. Met name voor het kind is het een grote stap, omdat hij weggehaald wordt uit zijn bekende omgeving van thuis en in de volledige onbekende omgeving van de kinderopvang binnen komt waar al een bestaande groep met voor hem nieuwe kinderen en pedagogisch medewerkers is. Het doel van de vaste wenmomenten en wendagen is het kind de mogelijkheid bieden om een gevoel van emotionele veiligheid op de kinderopvang te geven. Proffessor J.M.A. Riksen- Walraven (2000), pedagoog en schrijfster, stelt hierover het volgende: Jonge kinderen moeten zich veilig en beschermd voelen. Als een kind zich onveilig voelt staat het niet open voor speelgoed of het leren van vaardigheden. Alle energie gaat dan zitten in de stress en het op zijn hoede zijn. Zich veilig voelen is echt een basisbehoefte. Het gevoel van veiligheid in de kinderopvang wordt bepaald door de groepsleiding, de ruimte/omgeving en het contact met andere kinderen.
Vervolg 2. 3.5 Het doel van de vaste wenmomenten en wendagen is het kind de mogelijkheid bieden om een gevoel van emotionele veiligheid op de kinderopvang te geven. Proffessor J.M.A. Riksen- Walraven (2000), pedagoog en schrijfster: Jonge kinderen moeten zich veilig en beschermd voelen. Als een kind zich onveilig voelt staat het niet open voor speelgoed of het leren van vaardigheden. Alle energie gaat dan zitten in de stress en het op zijn hoede zijn. Zich veilig voelen is echt een basisbehoefte. Het gevoel van veiligheid in de kinderopvang wordt bepaald door de groepsleiding, de ruimte/omgeving en het contact met andere kinderen
Pedagogen Steven Pont Kinderen die dieren in hun omgeving hebben zijn weerbaarder dan kinderen die dat niet hebben. Bovendien zijn ze psychisch gezonder. Dat komt onder andere omdat er van het aaien van dieren een hormonaal effect uitgaat, waardoor kinderen kalmer worden. Ook bieden dieren (als een kind het eventjes moeilijk heeft) woordloze troost. Voor het nog niet zo op taal gerichte kind, is dat een plus. De onvoorwaardelijke liefde van een dier en ook de logische beschikbaarheid ervan op een agrarische kinderopvang, zijn dus goed voor de opbouw van een aantal belangrijke psychologische (leer)processen van een kind.
Emmi Pikler Gerichte aandacht voor het kind uit respect voor de behoefte aan een stabiele persoonlijke band. De dagelijkse verzorging - eten, wassen, verschonen en aankleden - is een belangrijke bezigheid. Het is het moment om werkelijk samen te zijn en elkaar te leren kennen. Als de volwassene de tijd neemt om zich aan het tempo van het kind aan te passen, krijgt het kind de kans zich op de handelingen in te stellen en mee te doen aan het samenspel. Daardoor ervaart het, zo jong als het is, dat het invloed kan uitoefenen op situaties waar hij deel aan heeft. Dat vertrouwen vormt de basis voor zijn eerste sociale contacten. Het kind kan hierdoor leren en telkens weer ervaren dat het veilig en geliefd is, wat belangrijke pedagogische voorwaarden zijn voor een goede en gezonde ontwikkeling.
Stelling Wennen is niet belangrijk voor hechting op ´t dagverblijf Wennen is alleen belangrijk bij oudere kinderen Ons kind hoeft geen wendag ! Discussie aan gaan
Hoe zien de wenmomenten bij jullie er uit?
Hoe staat het in ons handboek Wenmoment 1 – Kennismakingsgesprek Wenmoment 2- plaatsingsgesprek Wenmoment 3 – De eerst uurtjes op de kinderopvang Wenmoment 4- De eerste keer meedraaien op de groep Ook staat in het handboek beschreven hoe de wendagen eruit zien en waar de eerste paar weken opgelet kan worden. Er word na 6 weken natuurlijk ook nog een evaluatie gedaan met de ouders van de wenperiode. Wenmoment 1 – Het kennismakingsgesprek: Het kind krijgt samen met de ouder(s)/verzorger(s) een rondleiding op de kinderopvang en komt voor de eerste keer in contact met de pedagogisch medewerkers en de kinderen op de kinderopvang. Besteed tijdens de hele rondleiding aandacht aan het kind, hoe klein het ook is, en laat het kind bewust en specifiek contact maken met de pedagogisch medewerkers en de kinderen. Als het kind het wil, kan het eventueel op de groep blijven als met de ouder(s)/verzorger(s) het kennismakingsgesprek wordt gehouden. Wenmoment 2 - Het plaatsingsgesprek: Het tweede gedeelte van het plaatsingsgesprek heeft indien mogelijk op een rustig plaatse op de groep plaats. Tijdens dit gedeelte van het gesprek worden de ouder(s)/verzorger(s) en het kind bij voorkeur door de toekomstige pedagogisch medewerker opgevangen. Dit gedeelte van het gesprek zou maximaal 1 uur mogen duren. Voorafgaand aan het gesprek is tussen de pedagogisch medewerkers afgesproken wie de ouder(s)/verzorger(s) en het kind opvangt en wie de groep begeleid. Het kind krijgt op deze manier de mogelijkheid om in de nabijheid van de ouder(s)/verzorger(s) en op eigen tempo langzaam de groep te verkennen. Wenmoment 3 – De eerste uurtjes op de kinderopvang: Dit is de eerste keer dat de ouder(s)/verzorger(s) speciaal voor de opvang van hun kind naar de kinderopvang komen. Ontvang het kind en de ouder(s)/verzorger(s) zoals dat normaal bij het brengen van de kinderen wordt gedaan. Laat de ouder(s)/verzorger(s) plaats nemen op dezelfde plaats in de groep als tijdens het tweede gedeelte van het plaatsingsgesprek en biedt ze iets te drinken aan. Spreek duidelijk af met de ouder(s)/verzorger(s) dat ze hun kind vanaf het moment van binnenkomst zijn eigen weg laten gaan zoeken (misschien heeft het al interesse in de andere kinderen of een bepaald speeltje of wil het naar buiten). Als ouder(s)/verzorger(s) en het kind eraan toe zijn, zal de pedagogische medewerker hun helpen om een kort en duidelijk afscheidsritueel te ontwikkelen. Sommige kinderen willen zwaaien bij het raam of aan de deur, anderen willen alleen een kus en gewoon verder spelen. Dit wordt aan het kind zelf gelaten. Wij hechten er waarde aan dat ouders altijd afscheid nemen door tenminste op een rustige manier aan te geven dat zij nu even weggaan en dat zij later terug komen om het kindje weer op te halen. Het spreekt voor zich dat ouder(s)/verzorger(s) tijdens de opvang, maar zeker ook tijdens het wennen, goed rekening moeten houden met hun bereikbaarheid. Als het echt niet wil en een kind kan zijn draai niet vinden, moet onmiddellijk contact kunnen worden opgenomen met de ouder(s)/verzorger(s). Vergeet niet om dit duidelijk te communiceren naar de ouder(s)/verzorger(s), zodat zij weten dat zij hierop kunnen rekenen. Laat de ouder(s)/verzorger(s) het kind na 1 à 2 uur weer komen halen. Dezelfde pedagogisch medewerker neemt de tijd om uitgebreid en in rust te kunnen vertellen hoe het is gegaan en om eventueel ervaringen uit te wisselen. Laat verder het halen net zo verlopen als normaal. Handboek VAK, Deel III, Hoofdstuk 2: Aanmelden, plaatsen, afscheid 1.4 - 18 augustus 2014 16 Wenmoment 4 – De eerste keer meedraaien op de groep Wenmoment 4 is optioneel en met name bij baby’s wordt geadviseerd dit wenmoment in de plaats van wenmoment 3 te laten komen. Tijdens wenmoment 4 is het de bedoeling dat het kind een halve dag meedraait op de groep en de mogelijkheid krijgt om deel te nemen aan (een) activiteit(en) en een maaltijd. Nog steeds krijgen het kind en de ouder(s)/verzorger(s) extra aandacht van één van de pedagogisch medewerkers, met name bij het brengen en halen en afscheid nemen van elkaar. Ook staat in het handboek beschreven hoe de wendagen eruit zien en waar de eerste paar weken opgelet kan worden. Er word na 6 weken natuurlijk ook nog een evaluatie gedaan met de ouders van de wenperiode.
Een leuke filmpjes en presentatie om (thuis) te bekijken https://www.youtube.com/watch?v=R1svFpiJ9Sg https://www.youtube.com/watch?v=o5F3W7_Xfhw https://www.youtube.com/watch?v=8Yo3xYjkEyQ
Wat nemen we mee naar huis? Aan het einde van deze middag is het denk ik leuk om met elkaar even na te gaan wat er van deze middag als bagage mee naar huis gaat. Even horen hoe de middag is ervaren en of er nog tips zijn voor de volgende keer.
Geef de pit in je eigen team! Erg belangrijk!