Retorische analyse
Voor de docent (niet op het scherm) Analyse van de retorische middelen: Ondoenlijk en zinloos om álle middelen te (her-)kennen. Risico is dat de leerling het effect en de evaluatie van het taalgebruik negeert en alleen bezig is met aanwijzen van stijlmiddelen. Effecten van stijlmiddelen verschillen, afhankelijk van de context en de intentie van de schrijver. Dus: Startvraag: welke intentie lijkt de schrijver/spreker te hebben? Welke middelen ondersteunen die intentie? Is de poging geslaagd?
Analyse vanuit de schrijversintentie Wat denk je dat de schrijver voor effect wil bereiken op het niveau van pathos en ethos? Analyseer welke taal bijdraagt aan het bereiken van de intenties: Beeldspraak Gekleurd woordgebruik (connotatie) Bijvoeglijke naamwoorden Ironie: hoe? Met welke retorische middelen? Andere retorische middelen (tegenstelling, opsomming, herhaling, andere stijlfiguren)
Evalueer het effect: Heeft de schrijver/spreker zijn doel bereikt naar jouw idee? Zou iemand anders het anders interpreteren? Is de geuite of opgeroepen emotie gerechtvaardigd of te bekritiseren? Op het niveau van ethos: hoe presenteert de schrijver zichzelf en de eventuele ander en hoe gerechtvaardigd of te bekritiseren is deze presentatie?
Waar kun je op letten? Gebruikt de schrijver beeldspraak? De schrijver gebruikt niet voor niets een vergelijking. Het beeld drukt een extra betekenis uit. Er kan ook sprake zijn van framing. Gebruikt de schrijver woorden die een bepaalde connotatie hebben? Sommige woorden klinken positief, andere negatief. Vergelijk: gelukszoeker of vluchteling. Gebruikt de schrijver veel bijvoeglijke naamwoorden? Dit is de makkelijkste manier voor een schrijver om de tekst een bepaalde sfeer te geven.
Waar kun je op letten? (2) Andere veel voorkomende stijlfiguren zijn opsomming, climax, herhaling, tegenstelling, woordspeling, overdrijving, anafoor. Gebruikt de schrijver ironie/humor? Door ironie speelt de schrijver onder één hoedje met de lezer, die immers moet begrijpen dat het om ironie gaat. ‘Het Nederlands elftal heeft het echt voortreffelijk gedaan dit jaar.’
Wat is ironie? Drie vormen: Je zegt het tegenovergestelde van wat je bedoelt: Nee, dat vind ik echt leuk. Je overdrijft een bepaalde kwaliteit met het duidelijke doel te spotten (op milde wijze) of je benoemt een bepaalde zaak op een mildspottende wijze: Zo, daar hebben we onze topvoetballer! Je gebruikt zelfspot. De luisteraar/lezer moet voldoende kennis hebben van de context of de betrokken personen om de ironie op waarde te kunnen schatten.