Hfst 31 t/m 36 Externe verslaggeving Activa Passiva Resultatenrekening Liquiditeit en cashflow Overige kengetallen
31 Externe verslaggeving Interne balans en resultatenrekening = sturingsinformatie voor managers van bedrijf zelf (gedetailleerd) Fiscale balans en resultatenrekening = specifiek opgesteld tbv de belastingdienst Externe balans en resultatenrekening: = voor (toekomstige) aandeelhouders en andere belanghebbenden om te kunnen beoordelen hoe het bedrijf ervoor staat. Externe verslaggeving bestaat uit: Jaarrekening = Balans + Resultatenrekening + Toelichting op beide (waarderingsgrondslagen activa, salarissen van bestuurders,) Jaarverslag = In woorden de stand van zaken van de onderneming, gebeurtenissen na balansdatum en toekomst v/h bedrijf Overige gegevens = accountantsverklaring
32 Activa Vaste activa Materiële vaste activa: Grond/gebouw/machines/ transportmiddelen Immateriële vaste activa: Vergunningen/ concessies/goodwill (aankoopprijs-balanswaarde)/ kosten onderzoek&ontwikkeling Financiële vaste activa: Deelnemingen in bedrijven en effecten die onderneming > 1 jaar in bezit wil houden; bijv. aandelen van een overgenomen onderneming
Vlottende activa Voorraden: grondstoffen/hulpstoffen/halffabrikaten/ eindproduct/onderhanden werk) Debiteuren Overlopende activa (transitorische posten= te ontvangen bedragen + vooruitbetaalde bedragen) Effecten, sommige spaarrekeningen Liquide middelen Rekening-courantkrediet Valutategoeden Kas Ook weten: afschrijven + aanschafwaarde + boekwaarde + fifo/lifo/vvp
33 Passiva Eigen vermogen Maatschappelijk aandelenvermogen (statutair) - Aandelen in portefeuille = Geplaatst aandelenvermogen Reserves Algemene reserve Agioreserve Herwaarderingsreserve (Bestemmingsreserve/dividendreserve) Onverdeelde nettowinst (vorig boekjaar)
Voorzieningen (hoort bij vreemd vermogen lang) = verplichtingen waarvan de omvang redelijk te schatten is, maar het moment van betalen niet; vaak ook bedoeld om kosten over een aantal jaren te verspreiden. bijvoorbeeld: groot onderhoud/pensioen/belasting/calamiteiten De opbouw van de voorziening vindt plaats door deze als maandelijkse kosten op te voeren op resultatenrekening Vreemd vermogen lang Hypothecaire lening Obligatielening (ook converteerbare) Onderhandse leningen Vreemd vermogen kort Deel van VVL dat komend jaar vervalt (betaald moet worden) Overlopende passiva = transitorische posten = te betalen bedragen (belastingen/dividend/e.a.). + vooruitontvangen bedragen Rekening-courantkrediet
34 Resultatenrekening Netto-omzet (Bruto omzet – kortingen) - Inkoopwaarde v/d omzet (eventueel incl. inkoopkosten) = Bruto-omzetresultaat - Algemene kosten - Verkoopkosten (Overheadkosten) - Overige kosten = Netto-omzetresultaat - Interestlasten +Interestbaten +/- (= Financieringsresultaat) = Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening - Vennootschapsbelasting = Nettowinst uit gewone bedrijfsuitoefening
35 Liquiditeitskengetallen en cashflow Liquiditeit = heeft de onderneming voldoende liquide middelen om de schulden op korte termijn te kunnen betalen? Heeft een onderneming onvoldoende liquide middelen, dan bestaat de kans op een faillissement. Beoordelen liquiditeit gebeurt op 2 manieren: Current ratio Quick ratio Current ratio = VLA + LM / VVK = vlottende activa + liquide middelen / schulden op korte termijn Als antwoord ≥ 2 is, dan is het goed
Quick ratio = (VLA-voorraad) + LM / VVK = (vlottende activa – goederenvoorraad) + liquide middelen / schulden op korte termijn. Antwoord moet ≥ 1 zijn, dan is het goed Let op: het kan zijn dat debiteuren en de goederenvoorraad niet op korte termijn is geld zijn om te zetten. Dan spreken we van een ‘debiteurenkern’ en van een ‘ijzeren voorraad’. Als dit bekend is dan moeten deze buiten de berekening worden gehouden! Cashflow = het verschil tussen de inkomende en uitgaande geldstroom in een onderneming = bedrag waarmee de liquide middelen toenemen = nettowinst + afschrijvingen
36 Overige kengetallen Solvabiliteit = de mate waarin een onderneming in staat is haar al schulden af te lossen (bijv. bij opheffing). Dit is vooral van belang voor degenen die vreemd vermogen aan een onderneming verschaffen, waant hieraan kan men zien welk risico de verschaffers van vreemd vermogen lopen. Solvabiliteit = Totale vermogen / Vreemde vermogen x 100% = TV/VV x 100% Antwoord moet ≥ 200%, dan is het goed Solvabiliteit = eigen Vermogen / Vreemd Vermogen x 100% = EV/VV x 100% Antwoord moet ≥ 100%, dan is het goed
Voorbeeld: TV/VV x 100% = 800/300x100% = 267% = goed (≥ 200%) EV/VV x 100% = 500/300x100% = 167% = goed (≥ 100%)
Rentabiliteit = mate van winstgevendheid 1. RTV = Rentabiliteit van het totale vermogen = resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening + interest x 100% gemiddeld totaal vermogen Lees uit de resultatenrekening het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening en de betaalde interest af Het is ook mogelijk deze gegevens uit de balans te halen: nettowinst staat op balans en met behulp van gegevens over de leningen en bijbehorende rentepercentages op de balans, kun je de betaalde interest uitrekenen. Bereken m.b.v. de balans het gemiddelde totale vermogen 2. REV = Rentabiliteit van het Eigen Vermogen = nettowinst / gemiddeld eigen vermogen x 100% Deze gegevens haal je uit de balans en de resultatenrekening. Als het goed is, moet REV groter zijn dan RTV.
Voorbeeld: RTV = resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening + interest x 100% gemiddeld totaal vermogen RTV = (60 + 20) + (190x5%) + 8 / 920 x 100% = 97,5 / 920 x 100% = 10,6%
Voorbeeld: REV = nettowinst / gemiddeld eigen vermogen x 100% REV = 60 / 555 x 100% = 10,8%
Je kan ook kijken naar het rendement dat de onderneming oplevert voor verschaffers van vreemd vermogen: IVV = Interestvoet Vreemd Vermogen = interest / gemiddeld vreemd vermogen x 100% IVV moet lager zijn dan REV en RTV Om de winst te kunnen vergelijken kun je ook, en soms beter, naar de cashflow kijken: bedrijven kunnen door anders af te schrijven de nettowinst kunstmatig verlagen of verhogen. Door naar de cashflow van een onderneming te kijken, voorkom je dat probleem.