Informatieavond Geschiedenis in de bovenbouw
Waarom geschiedenis? Ben je nieuwsgierig naar de samenhang tussen heden en verleden? Wil je je verdiepen in de achtergronden van historische gebeurtenissen? Bij Geschiedenis zoek je naar verklaringen voor ontwikkelingen in het heden en het verleden. Ook leer je hoe verschillende gebeurtenissen met elkaar samenhangen. Lijnen trekken tussen toen en nu. Je leert dieper te graven en kritische vragen te stellen. Je leert kritisch met informatie om te gaan, je mening ook (historisch) te onderbouwen. Je leert goed lezen, en goed te formuleren. Je leert een ‘vogelperspectief’ (helicopterview) aan te nemen = overzicht te krijgen over complexe zaken Inleven in en begrijpen van anderen (mensen, culturen, tijden)
Handig bij (toekomstige) beroepen? Ja….om wat te noemen - Politiek - Diplomatie - Internationale betrekkingen / Internationale organisaties en bedrijven - Journalistiek - Europese Unie - (Internationale) Recht - Elke baan in buitenland vraagt gevoel voor taal, cultuur en geschiedenis
Wat moet je straks kunnen? plaatsen in de periodes Prehistorie, Oudheid, Middeleeuwen, Vroegmoderne Tijd en Moderne Tijd; - uitleggen dat de indeling in perioden en tijdvakken een westers perspectief op de geschiedenis vertegenwoordigt en wat de beperkingen en bezwaren daarvan kunnen zijn. - in historische processen de samenhang tussen veranderingen en continuïteit beschrijven; - de betekenis van historische gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen voor het heden aangeven; - in historische processen de samenhang tussen veranderingen en continuïteit beschrijven; - een vraag en een daarop aansluitende hypothese formuleren; - voor een vraag bruikbaar bronnenmateriaal verwerven en gegevens eruit selecteren - onderscheid maken tussen verschillende soorten oorzaken en gevolgen
De kandidaat kan: het onderscheid tussen feiten en meningen maken; - tijd- en plaatsgebondenheid van interpretaties en oordelen afkomstig van personen uit het verleden en afkomstig van hedendaagse personen, onder wie hij zelf; - de rol van waardepatronen in heden en verleden; - het ondersteunen van uitspraken met behulp van argumenten.
De kandidaat kan de volgende tijdvakken met bijbehorende tijdsgrenzen in chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken:
De kandidaat kan - de kenmerkende aspecten voor ieder tijdvak noemen; [Poster + Van Empel] - bij elk kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken; - uitleggen hoe kennis van het betreffende tijdvak de oriëntatie op de hedendaagse werkelijkheid beïnvloedt; - uitleggen dat de betekenis die aan tijdvakken wordt toegekend mede afhangt van de tijd, plaats en omstandigheden waarin mensen zich met het verleden bezighouden.
KERNPUNTEN De acht sleutelcompetenties zijn: 1.Communicatie in de moedertaal: de vaardigheid concepten, gedachten, gevoelens, feiten en meningen te uiten en interpreteren, zowel mondeling als schriftelijk. 2.Communicatie in vreemde talen: als bovenstaande, maar inclusief bemiddelingsvaardigheden (d.w.z. samenvatten, anders verwoorden, tolken of vertalen) en intercultureel begrip. 3.Wiskundige competentie en basiscompetentie op het gebied van exacte wetenschappen en technologie: degelijke beheersing van rekenvaardigheid, begrip van de natuurlijke wereld en de vaardigheid kennis en technologie toe te passen om menselijke behoeften vast te stellen (bijvoorbeeld op het gebied van gezondheidszorg, vervoer of communicatie). 4.Digitale competenties: de vertrouwdheid met en het kritische gebruik van informatie- en communicatietechnologieën voor werk, in de vrije tijd en voor communicatie. 5.Leercompetenties: het vermogen om het eigen leerproces te organiseren, zowel individueel als in groepen. 6.Sociale en burgerschapscompetenties: het vermogen op een efficiënte en constructieve manier deel te nemen aan het sociale en beroepsleven, tot actieve en democratische participatie, met name in toenemend gediversifieerde samenlevingen. 7.Ontwikkeling van initiatief en ondernemerschap: het vermogen om ideeën in daden om te zetten via creativiteit, innovatie en het nemen van risico's, alsook het vermogen om projecten te plannen en verwezenlijken. 8. Cultureel bewustzijn en culturele expressie: het vermogen het belang van de creatieve expressie van ideeën, ervaringen en emoties te erkennen in diverse vormen, waaronder muziek, literatuur en beeldende kunsten.
Naast de grote lijn van de geschiedenis (= de 10 tijdvakken / 49 Kenmerken) ook 3 (4) onderwerpen
En De Opstand [ VWO ook Verlichting]
Om 1 van de vaardigheden in beeld te krijgen: 2 x opgave 1 van een Centraal examen.