De vraag is je beste vriend

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Spelling en Schrijven en formuleren hoofdstuk 1,2&3
Advertisements

Algemene Weetjes Over Tekst verklaren en het CSE.
HET CSE NEDERLANDS. Je spreekt toch al jaren
Sudoku puzzels: hoe los je ze op en hoe maak je ze?
Citeren, verwijzen, voetnoten, paginanummering … GIP
Mijn gegevens op het web!?
Zakelijk lezen Nederlands.
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
Intensief lezen Lees de tekst grondig door en duid kernwoorden en/of –zinnen aan. Doe dit zo. Hoe doe je dit? Volg de pijl en dan zie je het symbooltje.
Een werkstuk maken.
Stappenplan Samenvatten
De dag van het solliciteren Blok 1
Samenvatting Havo 5.
Samenvatten Klas 4A de Foorakker.
De dag vóór het examen Schrijf de data en uren waarop je examen moet doen op een groot vel papier en hang het goed zichtbaar op! Leg alles wat je voor.
Blz. 98 Blok 4 5. Schrijfvaardig.
Hoe gebruik ik -d & -t? Leren en oefenen Maar eerst…….
Leesvaardigheid Hoofdstuk 1 t/m 3
Tekstverklaring Hoe doe je dat?.
Rekendag 19 januari 2016.
Kiezen voor keuzedelen
Woordjes leren.
Powerpoint presentatie.
Hoe maak je een werkstuk? Begin op tijd!!. Kies een leuk onderwerp  Denk aan een hobby, sport, beroep, stad of onderwerp uit een van de lesboeken van.
Leesvaardig Examentraining.
Het schrijven van een betoog
TAAL BIJ TOETSEN Extra uitleg bij een aantal lastige kwesties.
Centraal Examen Nederlands
Effecten van taal Onderzoek naar wat woorden, zinsconstructies en tekststructuren doen met de ontvanger.
STAPPENPLAN VOOR HET MAKEN VAN EEN LEESTOETS LEESRONDE 1 - ORIENTEREND: -Lees titel, tussenkopjes etc. -Lees eerste en laatste alinea -Formuleer hoofdgedachte.
Leesvaardigheid Lezen en leestoetsen. ▪ 1. Gouden tip voor leestoetsen ▪ 2. Hoe pak je leestoetsen aan? ▪ 3. Wat doe je bij onbekende woorden? ▪ 4. Hoe.
Hoe maak je een presentatie die mensen kan overtuigen van jouw idee.
Uitleg bij de vragenlijst Veiligheidsbeleving
8 Samengestelde Redeneringen identificeren
Meest voorkomende vragen bij examenteksten.
Werkstuk nask In de week van 23 januari 2017 (week 04) voor vrijdag 27 januari 12:15, inleveren Daarna: elke werkdag te laat: 5 punten (van de 100) van.
Meest voorkomende vragen bij examenteksten.
De samengestelde zin.
Lezen 1.2 Leesstrategieën, tekstverband/signaalwoorden onderwerp en hoofdgedachte.
Leesvaardigheid 2 Klaar voor je toekomst!.
Lezen H1 t/m H3 In deze PowerPoint: Op onderwerp: Op leesstrategie:
Essay Een essay is een beschouwende tekst over een literair, maatschappelijk of wetenschappelijk onderwerp, met een duidelijk persoonlijke inslag. Een.
Een beschouwing schrijven
H1, H2, H3 Nieuw nederlands Klas 3
Onderwerp Het onderwerp van een tekst geeft in één of enkele woorden aan waar de tekst over gaat. Het onderwerp van een tekst is niet hetzelfde als de.
Lezen samenvatten.
Thema 4 : wat voor een type ben jij?
NSCCT Instructie groep 4
Door Roos K, Roos V, Lianne, Yosta en Marlijne
Hoe schrijf je een recensie?
Recensie schrijven Klas 1e , RSFN.
Spreken en gesprekken 2.2 en 2.3 Schrijven 1.5 en 1.6 Grammatica 3.3
Ik heb mijn boek uit… Wat nu?.
(week 045) voor vrijdag 02 januari 12:15, inleveren
Nederlands Tekstbegrip Onderwerp, deelonderwerp en hoofdgedachte
NSCCT Instructie groep 5
NSCCT Instructie groep 7
Davidsfonds JUNIOR JOURNALIST-wedstrijd
NSCCT Instructie groep 6
3 vmbo-KGT Samenvatting Hoofdstuk 10
Betoog 1e versie Woensdag 19 oktober 2016 SCHM.
Een (informatief) Artikel schrijven
De zakelijke brief – schrijven 3.3
De leesstrategie voor begrijpend lezen
NSCCT Instructie groep 4
NSCCT Instructie groep 5
NSCCT Instructie groep 6
NSCCT Instructie groep 7
volgende bladzijde terug
Examen samenvatten 2010 II Hoe luidt de beoordeling van de samenvatting? Hoe ziet de samenvatting eruit?
Transcript van de presentatie:

De vraag is je beste vriend Examenvragen maken De vraag is je beste vriend

De vraag is je beste vriend Je kunt alleen maar tot een goed antwoord komen als je de vraag helemaal snapt, als je alle elementen belangrijk vindt en als je al die informatie gebruikt om een goed antwoord te geven. Analyseer de vraag goed. Begin pas met antwoorden als je weet wat alle verwijzingen in de vraag betekenen. De samenstellers van het examen willen maar één antwoord goed rekenen. Daartoe hebben ze echt alle informatie die jij nodig hebt in de vraag gestopt. Gebruik die informatie secuur, want echt: de vraag is je beste vriend. De vraag is je beste vriend

De vraag is je beste vriend Lezen = Puzzelen Alle antwoorden staan in het examen, in de teksten of in de vragen, maar echt alle antwoorden heb je op je tafel liggen. Ze zijn goed verstopt, maar jij kunt ze vinden als je er je best voor doet. Echt waar. Je zit niet voor niks in die examenklas en voor Nederlands kun je echt minstens een 7 halen. Alle antwoorden staan immers in het examen. Besteed al je tijd, daar heb je plezier van. De vraag is je beste vriend

De vraag is je beste vriend Meerkeuzevragen De beste manier om een meerkeuzevraag aan te pakken is: Lees de vraag. Bedenk zelf een antwoord. Kijk of jouw antwoord bij de mogelijkheden staat. Dan niet meer twijfelen, het antwoord invullen (HOOFDLETTER), en door naar de volgende vraag. De vraag is je beste vriend

De vraag is je beste vriend Meerkeuzevragen Helaas is Nederlands een vak waarbij je niet het goede antwoord moet kiezen, maar HET BESTE. Examenmakers willen geen gezeur. Zij zijn er dus zeker van dat sommige antwoorden die goed lijken, ECHT FOUT zijn. Kun je niet goed kiezen tussen 2 of 3 antwoorden, ga dan op zoek naar datgene wat een antwoord fout maakt. Dat is gemakkelijker dan bepalen wat het beste antwoord is. OEFEN HIERMEE. De vraag is je beste vriend

De vraag is je beste vriend Analyseer de vraag Blijkbaar ziet de examenmaker alinea 11-14 als een geheel, die gebruik je dus ook helemaal. Zonder de tekst te lezen heb ik nu een voorkeur voor A of C. Aanleiding en verschijnsel lijken op elkaar en de vraag wil me laten denken. Ik zie 4 alinea’s en in de antwoorden 3 onderdelen; blijkbaar is een van die elementen verspreid over twee alinea’s. Hier vind je de tekst bij deze vraag De vraag is je beste vriend

De vraag is je beste vriend Hoofdgedachte Kijk alleen naar Titel Inleiding Slot De vraag is je beste vriend

De vraag is je beste vriend Welk kopje past boven… Ze kunnen allemaal. Zoek de beste. Welke elementen herken je in de antwoorden? Alinea’s/zinnen tellen. De vraag is je beste vriend

De vraag is je beste vriend Open vragen Spelfouten en formuleerfouten "Er zijn open vragen zijn waarbij de kandidaat niet hoeft te antwoorden in volledige zinnen. Te denken valt dan aan bijvoorbeeld een opsomming van verschillende kenmerken. In zo´n geval wordt niet de grammaticaliteit van het antwoord beoordeeld, maar wordt er wel gelet op fouten in de spelling.“ Maak je het maximale aantal fouten (6), dan verlies je ongeveer een punt. MAAK GEEN FOUTEN. De vraag is je beste vriend

De vraag is je beste vriend Open vragen Als in de vraag staat: Gebruik maximaal 20 woorden, dan is dat een echt maximum. FOUT: Uitspraak verrassend, want tekst kritisch. (“Telegramstijl” / “krantenkoppenstijl” Voor dit soort antwoorden krijg je sowieso NUL punten. Woorden die je herhaalt uit de vraag tellen niet mee. Gemakkelijk één of twee woorden minder: haal de voltooide deelwoorden weg: Hij werd weggevoerd door de ME. (6) De ME voerde hem weg. (5) Ze hebben hem gestraft. (4) Ze straften hem. (3) De vraag is je beste vriend

De vraag is je beste vriend Taalgebruik Volledige zinnen Als in de vraag staat dat je in volledige zinnen moet antwoorden, dan moet je in volledige zinnen antwoorden. Je doet dat heel gemakkelijk als je een deel van de vraag herhaalt. Voorbeeld: VRAAG: Leg uit waarom deze uitspraak verrassend is. GOED ANTWOORD (met onvolledigezinfout): Omdat de tekst over het algemeen kritisch is.  GOED ANTWOORD: Deze uitspraak is verrassend omdat de tekst over het algemeen kritisch is. Belangrijk: Beide goede antwoorden tellen voor evenveel woorden; de woorden die je herhaalt uit de vraag tellen namelijk niet mee. De vraag is je beste vriend

De vraag is je beste vriend Analyseer de vraag Voor deze vraag kun je drie punten behalen. Als ik de vraag lees, krijg ik die punten voor: Hoe de schrijver van T2 de boodschap heeft opgevat (1) Hoe de schrijver van T3 de boodschap heeft opgevat (1) Het antwoord in maximaal 35 woorden geven (1) Ik noteer alvast: De schrijver van tekstfragment 2… De schrijver van tekstfragment 3… En deze 2 zinnen vul ik aan met het antwoord. De woorden die ik hierboven al heb staan, tellen niet mee in de 35 woorden (herhaling van de vraag) De vraag is je beste vriend

die = de visie op het belang van onderwijs Open vragen Voornaamwoorden zijn valkuilen Vul ze in vóór je gaat antwoorden. Begin pas met antwoorden als je weet wat de vraag is. die = de visie op het belang van onderwijs De vraag wordt dan: Er was kort na de Tweede Wereldoorlog een visie op het belang van onderwijs. Er is nu (“huidige”) een visie op het belang van onderwijs. Beschrijf beide visies. Het antwoord wordt dan: Kort na de Tweede Wereldoorlog (denk aan de hoofdletters) vond men … Tegenwoordig vindt men … De vraag is je beste vriend

De vraag is je beste vriend Citeren Citeren mag je doen door de eerste twee en de laatste twee woorden van je citaat op te schrijven met 3 puntjes ertussen. Tussen haakjes zet je om welk(e) regelnummer(s) het gaat: "Het lijkt ... kritisch is." (r. 201-205) Citeer een ZIN: Je citaat loopt van hoofdletter tot punt. Citeer een ZINSGEDEELTE: Je citaat loopt ZEKER NIET van hoofdletter tot punt. Citeer een TEKSTDEEL: Je citaat bestaat uit meerdere zinnen. Mogelijk gebruikt de examenmaker nog andere woorden dan deze. Zorg dat je antwoord geeft op de vraag. De vraag is je beste vriend

De vraag is je beste vriend Eigen woorden Als je een antwoord "in eigen woorden" moet geven, dan hoef je niet zelf de woorden uit de tekst te vervangen, die mag je gewoon gebruiken. De zin die je bouwt mag alleen echt geen citaat zijn. Het mooie van woorden uit de tekst gebruiken, is dat je geen spelfouten hoeft te maken. DOE DAT DAN OOK NIET. De vraag is je beste vriend

De vraag is je beste vriend Vergelijk ed. Als je twee verschijnselen / teksten / alinea's met elkaar moet vergelijken, noem dan beide elementen + de verschillen/overeenkomst(en). Het verschil tussen Máxima en Willem-Alexander is niet dat zij een vrouw is. Een correct antwoord is: Willem-Alexander is een man en Máxima is een vrouw. Fout: Máxima is een vrouw. Ook fout (onvolledig): Willem-Alexander is een man en Máxima niet/het omgekeerde/het tegenovergestelde. De vraag is je beste vriend