1 Tessalonisenzen 5:23 En moge de God van de vrede Zelf u geheel en al heiligen, en mogen uw geheel oprechte geest, de ziel en het lichaam onberispelijk bewaard worden bij de komst van onze Heere Jezus Christus. Genesis 2: 6-7 Een damp steeg op uit de aardbodem en bevochtigde heel de aardbodem. Toen vormde de Heere God de mens uit het stof van de aardbodem en blies de levensadem (levensgeest) in zijn neusgaten; zo werd de mens tot een levend wezen (ziel).
Genesis 2: 8-9 Ook plantte de Heere een hof in Eden, in het oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij gevormd had. En de Heere God liet allerlei bomen uit de aardbodem opkomen, begerenswaardig om te zien en goed om van te eten; ook de boom des levens, in het midden van de hof, en de boom van de kennis van goed en kwaad.
Genesis 3: 4-6 Toen zei de slang tegen de vrouw: U zult zeker niet sterven. Maar God weet dat op de dag dat u daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden en dat u als God zult zijn, goed en kwaad kennend. En de vrouw zag dat die boom goed was om ervan te eten en dat hij een lust was voor het oog, ja een boom die begerenswaardig was om er verstandig door te worden; en zij nam van de vrucht en at; en zij gaf ook wat aan haar man die bij haar was, en hij at ervan.
De Geest Zelf getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn. Romeinen 8: 15-16 Want u hebt niet de Geest van slavernij ontvangen, die opnieuw tot angst leidt, maar u hebt de Geest van aanneming tot kinderen ontvangen, door wie wij roepen; Abba, Vader! De Geest Zelf getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn.