Burgerschap – H. 1 Sociaal Maatschappelijke Dimensie – 1.5 Jij en ik zijn gelijk
Waarom is er een grondwet?
Ga naar en gebruik de code
Artikel 1 van de Grondwet “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” Oftewel: recht op gelijke behandeling.
Lezen + vragen Lees het rode kader op blz. 28 van je werkboek. Maak daarna de opdracht. Hoe: zelfstandig Tijd: 5 min
Discriminatie Bekijk de film “zet een streep door discriminatie.” “Discriminatie is het daadwerkelijk anders (nadelig) behandelen van een persoon omdat deze persoon tot een bepaalde groep behoort.” Discriminatie is wettelijk verboden Heb jij je wel eens gediscrimineerd gevoeld?
Vooroordelen Discriminatie heeft vaak te maken met vooroordelen. “Een vooroordeel is een mening over iemand of een groep mensen, die niet op feiten is gebaseerd en vaak niet (volledig) overeenkomt met de werkelijkheid”.
Ken jij nog meer vooroordelen?
Film Bekijk de film ‘Wat zijn vooroordelen en stereotypen’. Een vooroordeel is een oordeel dat voorafgaat aan de feitelijke waarneming. Berust meestal op een gebrek aan kennis. Berust voor een deel op emoties.
Opdracht Maak opdracht 11, blz. 30 en 31 van je werkboek. Hoe: zelfstandig (overleggen in duo’s mag) Tijd: ong. 10 min.
Diversiteit Diversiteit = alle aspecten waarop mensen van elkaar verschillen. De zichtbare dingen - ‐ zoals leeftijd en huidskleur - ‐ en de minder zichtbare dingen als culturele en sociale achtergrond, competenties en werkstijlen. Waarom is diversiteit goed voor een samenleving? En waarom voor een bedrijf? Lees de theorie op blz. 32, beantwoord daarna de vragen.
Positieve discriminatie Je maakt onderscheid Je gebruikt die om een bepaalde groep voor te trekken. Zo krijgt die groep extra kansen Bijvoorbeeld: ‘bij gelijke geschiktheid, nemen we de vrouwelijke kandidaat aan’.
Positieve discriminatie Zitten er ook nadelen aan positieve discriminatie?
Opdracht Maak opdracht 12, blz. 33 van je werkboek. Observeer de mensen die je ziet. Schrijf op wat je ziet. Probeer je bewust te worden van vooroordelen en stereotypen die vanzelf in je opkomen. Schrijf die ook op. Bedenk of je oordeel klopt.