Genesis, de ecologische crisis en een theologie van de schepping Didachè 2016 Terug naar waar het begon. Het boek Genesis herlezen. 24 augustus 2016 Francis Van den Noortgaete
Ecologische crisis Crisis? Griekse krinein: onderscheiden in vraag stellen beslissen
Ecologische crisis Onderscheiden (krinein) omvang van de uitdaging? Recente schattingen uitsterven soorten keer sneller dan achtergrondwaarde waarschijnlijk nog onderschatting IUCN (International Union for Conservation of Nature)² momenteel van de bekende soorten ruim 800 als uitgestorven beschouwd ruim bedreigd ruim kritiek in gevaar 1 S. L. Pimm, C. N. Jenkins, R. Abell, T. M. Brooks, J. L. Gittleman, L. N. Joppa, P. H. Raven, C. M. Roberts, J. O. Sexton, The biodiversity of species and their rates of extinction, distribution, and protection, in Science (30 May 2014) ², Witkoplangoer met jong - CR
Ecologische crisis Wat kan het boek Genesis vandaag betekenen?
Scheppingsverhaal (Gen 1-3) Eén ontstaansmythe tussen vele?
Scheppingsverhaal (Gen 1-3) Ecologisch verantwoord? Genesis 1 [26] En God zei: ‘Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt.’ [27] En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. [28] God zegende hen, en God sprak tot hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, en over al het gedierte dat over de grond kruipt.’
Scheppingsverhaal (Gen 1-3) Dominantie? Antropocentrisme? Dualisme? verzen buiten beschouwing laten? verontschuldiging?
Interpretatie Belang van context afzonderlijke (voorkeurs)verzen uit Bijbel selecteren Oud-testamentische tijd Kerkvaders “De Bijbel legt de Bijbel uit” Algemeen principe van interpretatie
Interpretatie Belang van context Scheppingsverhaal (ecologisch) beschouwen: in zijn volledigheid (Gen 1-3) binnen Oude Testament binnen de gehele Bijbel en vanuit perspectief Nieuwe Testament
Interpretatie Laudato Si’ (2015) 10 verwijzingen naar scheppingsverhaal menselijk bestaan gebaseerd op 3 relaties: o met God o met naaste o met aarde
Twee verhalen? 2 afzonderlijke teksten (Gen 1,1-2,3 en Gen 2,4-3,24) opgesteld in verschillende o periode o achtergrond o stijl onderling op bepaalde punten in tegenspraak “naad” tussen twee teksten zichtbaar gelaten
Twee verhalen? Gen 2,1-2 Zo werden de hemel en de aarde voltooid, en alles waarmee ze toegerust zijn. Op de zevende dag bracht God het werk dat Hij verricht had tot voltooiing. Gen 2,4-5 Toen de HEER God aarde en hemel maakte, waren er op aarde nog geen wilde planten en groeide er geen enkel veldgewas, want de HEER God had nog geen regen op de aarde laten vallen en er was nog geen mens om de grond te bebouwen,
Twee verhalen? Genesis 1 [11] En God zei: ‘Het land moet zich tooien met jong groen gras, zaadvormend gewas en vruchtbomen die ieder naar zijn soort hun vruchten dragen, met zaad erin.’ (...) [13] Het werd avond en het werd ochtend; dat was de derde dag. [27] En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. (...) Het werd avond en het werd ochtend; dat was de zesde dag. Genesis 2 [4] Toen de HEER God aarde en hemel maakte, [5] waren er op aarde nog geen wilde planten en groeide er geen enkel veldgewas (...). [7] Toen boetseerde de HEER God de mens uit stof dat Hij van de aarde nam, (...). [8] Daarna legde de HEER God een tuin aan in Eden, ergens in het oosten, en daarin plaatste Hij de mens die Hij geboetseerd had. [9] De HEER God liet uit de grond allerlei bomen opschieten, aanlokkelijk om te zien en heerlijk om van te eten.
Twee verhalen? letterlijke lezing niet bedoeld als feitelijk verslag “verklaring” van ontstaan schepping
Twee verhalen? Eén scheppingsverhaal in twee delen kosmische ‘scheppingsouverture’ in 7 dagen (Gen 1,1-2,3) meer aards deel over relatie tussen God, mens en schepping (Gen 2,4-3,24) aanvullend
Eerste deel scheppingsverhaal (Gen 1,1-2,3) [11] God zei: ‘Overal op aarde moet jong groen ontkiemen: zaadvormende planten en allerlei bomen die vruchten dragen met zaad erin’ (...) God zag dat het goed was. [20] God zei: ‘Het water moet wemelen van de levende wezens, en boven de aarde, langs het hemelgewelf moeten vogels vliegen.’ (...) En God zag dat het goed was. God zegende ze met de woorden: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk en vul het water van de zee. En ook de vogels moeten talrijk worden, overal op aarde.’ [24] God zei: ‘De aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren.’ (...) En God zag dat het goed was.
Eerste deel scheppingsverhaal (Gen 1,1-2,3) Voor de mens ter sprake komt: Planten en dieren krijgen plaats om te leven en talrijk te worden God ziet telkens dat het goed is: waardering God zegent deze schepselen God spreekt wensen uit voor alle levende wezens Mens wordt niet geschapen in lege ruimte “Heersen”: geen carte blanche Mens krijgt geen aparte dag in schepping (!)
Eerste deel scheppingsverhaal (Gen 1,1-2,3) Mens wordt geschapen en opgedragen te “heersen” (radah) binnen de contouren van Gods (expliciete) wensdroom voor elk wezen Elk van deze levende wezens krijgt ruimte om te leven en talrijk te worden. Geen afbakening van habitats: de volledige aarde behoort allen toe
Eerste deel scheppingsverhaal (Gen 1,1-2,3) Gods (expliciete) wensdroom voor elk wezen Verstoring / vernietiging habitats Verandering klimaat Schepselen tot objecten herleid Crisis als oproep tot onderscheiding
Eerste deel scheppingsverhaal (Gen 1,1-2,3) Paus Franciscus in Laudato Si’ : ‘Wij zijn God niet. De aarde was er al voordat wij er waren en zij werd aan ons gegeven.” (LS 67) Doorheen het Oude Testament: ‘Aan de Heer behoort de aarde en al wat zij omvat’ (Ps 24) ‘het land behoort aan Mij; u bent er vreemdelingen en gasten’ (Lev 25,23).
Eerste deel scheppingsverhaal (Gen 1,1-2,3) Mens als “beeld van God” Griekse Septuagint: κατ’ ε ἰ κ ό να θεο ῦ = als “icoon” van God: “reflectie in een spiegel” delen in de wensdroom van God en die weerspiegelen “heersen” op Gods manier
Eerste deel scheppingsverhaal (Gen 1,1-2,3) Mens als “beeld van God” Gods scheppende activiteit komt voort uit liefde ‘alles wat bestaat hebt U lief en U verafschuwt niets van wat U gemaakt hebt; als U iets zou haten, zou U het niet geschapen hebben.’ (Wijsh 11,24)
Eerste deel scheppingsverhaal (Gen 1,1-2,3) Mens als “beeld van God” God blijft zich ontfermen over de schepping ‘Goed is de Heer voor alles en allen, hij ontfermt zich over heel zijn schepping.’ (Ps 145) ‘U spaart echter alles, omdat het van U is, U, Heer, die alles wat leeft bemint’ (Wijsh 11,26).
Eerste deel scheppingsverhaal (Gen 1,1-2,3) Jezus Christus volkomen getrouw ‘beeld van God’ (Kol 1,15; 2 Kor 4,4) Wijst er op dat het kleinste schepsel belangrijk is in Gods ogen ‘Vijf mussen kosten maar twee stuivers, nietwaar? Toch wordt niet één daarvan door God vergeten,’ (Lc 12,6) ‘Kijk naar de vogels van de hemel: ze zaaien niet en maaien niet en oogsten niet, je hemelse Vader voedt ze. Zijn jullie niet meer waard dan vogels?’ (Mt 6,26)
Eerste deel scheppingsverhaal (Gen 1,1-2,3) Maar wat met “onderwerpen” (kabash, in Gen 1,28)? ‘Wie is een God als u, die schuld vergeeft en aan zonde voorbijgaat? U blijft niet woedend op wie er van uw volk nog over zijn liever toont u hun uw trouw. Opnieuw zult u zich over ons ontfermen en al onze zonden tenietdoen. [Statenvertaling: dempen] Onze zonden werpt u in de diepten van de zee.’ (Micha 7,18-19)
Eerste deel scheppingsverhaal (Gen 1,1-2,3) “onderwerpen” (kabash, in Gen 1,28) tenietdoen, dempen wat leven wegneemt, wat de harmonieuze relatie met God, naaste en aarde in de weg staat (“zonde”) ‘Iedere rank aan mij die geen vrucht draagt snijdt hij weg, en iedere rank die wel vrucht draagt snoeit hij bij’ (Joh 15,2) Maar: concreet, in relatie tot de schepping?
Tweede deel scheppingsverhaal (Gen 2,4-3,24) Kosmos Down-to-earth Mens en dieren uit zelfde stof, aarde (‘adamah) humilitas, nederigheid Mensen en dieren in OT aangeduid met nefesh hayyah: een levend (beademd) wezen verwantschap, eerder dan verschil of hiërarchie relativeert verder het “heersen” uit Genesis 1
Tweede deel scheppingsverhaal (Gen 2,4-3,24) mens: opgave de tuin die God hem heeft toevertrouwd te “bewerken” en te “beheren” (Gen 2,15) “bewerken” (abad) o uitgesproken nuance van “dienen” o “heersen” en “onderwerpen” uit Genesis 1 (!) o tegenspraak? ‘Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen’ (Mat 20,26)
Tweede deel scheppingsverhaal (Gen 2,4-3,24) “beheren” (shamar) instandhouden, zorgen voor ook: onderhouden & vieren (~Sabbat) (Deut 5:12; Lev 19:3,30; 26:2) link naar zevende dag in eerste deel scheppingsverhaal o voltooiing van schepping door God o dag van rust
Tweede deel scheppingsverhaal (Gen 2,4-3,24) Sabbat: vieren van de schepping dankbaarheid om gave verleden, heden en toekomst dag waarop werk wordt gestaakt, ook door dieren Sabbatjaar: waarin het gehele land (de aarde) sabbat houdt ‘Zes jaar kunt u uw land inzaaien en de opbrengst oogsten. Maar tijdens het zevende jaar moet u het niet bebouwen en het braak laten liggen. Dan kunnen de behoeftigen van uw volk ervan eten. Wat zij overlaten is voor de dieren die in het wild leven. Dat geldt ook voor uw wijngaard en uw olijftuin.’ (Ex 23,10-11; zie ook Lev 25,7)
Tweede deel scheppingsverhaal (Gen 2,4-3,24) Naamgeving Toen boetseerde de HEER God uit de aarde alle dieren op het land en alle vogels van de lucht, en bracht die bij de mens, om te zien hoe hij ze zou noemen: zoals de mens ze zou noemen, zo zouden ze heten. De mens gaf dus namen aan alle tamme dieren en aan alle vogels van de lucht, en aan al de wilde beesten (Gen 2,19-20a)
Tweede deel scheppingsverhaal (Gen 2,4-3,24) “noemen” (qara): ook bij naamgeving van Adams vrouw (Gen 2,23; 3,20) Noemen in Genesis 2,19: geven van soortnamen? Adam en God als (amateur)biologen? of geven van individuele namen? een band aangaan met
Tweede deel scheppingsverhaal (Gen 2,4-3,24) Individuele naam geven aan dieren? vb. huisdieren: betrokkenheid, relatie proefdieren, industriële landbouw: nummers, codes
Tweede deel scheppingsverhaal (Gen 2,4-3,24) “Naamloos” zijn: anonimiteit ongekend onbetrokken onverschillig? wens van God voor de schepping: benoemd, relationeel, individueel gewaardeerd Zien we de ander (medemens, medeschepsel) als uniek individu?
Gods vragen aan Job God over de menselijke ambities m.b.t. de schepping: ‘Wie heeft de wilde ezel losgelaten, zijn boeien verbroken? Ik gaf hem de woestijn tot stal, de steppe tot verblijfplaats. Hij heeft maling aan de schreeuwers van de stad, hij luistert niet naar tierende drijvers; het bergland is zijn wei, daar snuffelt hij naar alles wat groen is.’ (Job 39,5-8)
Gods vragen aan Job God over de menselijke ambities m.b.t. de schepping: ‘De wilde stier, is hij bereid voor u te werken, en slaapt hij ’s nachts in uw stal? Houdt u hem in de teugels om voren te trekken en loopt hij achter u aan om de dalgrond te ploegen? Durft u op zijn grote kracht te vertrouwen en hem het werk te laten doen? Bent u er zeker van dat hij uw oogst op de dorsvloer bijeenbrengt?’ (Job 39,9-12)
Gods vragen aan Job God over de menselijke ambities m.b.t. de schepping: ‘Zie het nijlpaard dat ik heb geschapen, net als jou; het eet gras als een rund. (...) Hij slurpt een rivier leeg zonder zich te haasten; hij blijft kalm wanneer de Jordaan zijn muil in golft. Wie kan oog in oog met hem staan en een ring door zijn neus halen?’ (Job 40, )
Gods vragen aan Job God over de menselijke ambities m.b.t. de schepping: ‘Kun jij met een haak de krokodil op de kant trekken en zijn tong met een touw beteugelen? (...) Zou hij jou bidden en smeken en vriendelijke woorden tot je richten? Zou hij een verbond sluiten met jou, zodat jij hem voortaan als knecht kunt hebben? Kun je met hem spelen als met een vogel, hem aan een touw houden, voor je dochters?’ (Job 40,25,27-29)
Gods vragen aan Job Jobs antwoord: “Inderdaad, U kunt alles, voor U is niets onuitvoerbaar. Hoe durft onze kortzichtigheid uw plan te verdoezelen? En ik maar spreken zonder iets te weten, over wondere dingen die ik niet begreep, (...) Alles herroep ik, ik buig mij, zoals ik hier zit in het stof en het vuil” (Job 42,1-3,6) Gaspare T RAVERSI - Job
Samenvattend Genesis 1-3: één scheppingsverhaal in twee complementaire delen Lijkt niet bedoeld als ontstaansmythe of verklaring Wensdroom van God voor elk schepsel (individueel) en voor de schepping als geheel (gemeenschap)
Samenvattend Toont God die: o liefdevol schept o waardeert o uitgesproken wens heeft voor elk levend wezen o zegent o zich ontfermt Opgave aan mens om dit “beeld van God” te reflecteren in Christus: volkomen, getrouw beeld (icoon) van God
Samenvattend Genesis 1: “heersen” en “onderwerpen”? niet op menselijke manier, maar naar (voor)beeld van God zeer sterk genuanceerd binnen scheppingsverhaal als geheel (Gen 2: zorgen, dienen, vieren – sterk relationeel) wordt verder bevestigd en verdiept o doorheen Oude Testament (Leviticus, Psalmen, Wijsheid, Job) o in woorden van Jezus in Nieuwe Testament
Voor leerkrachten Toekomst van Bijbelverhalen in de Actuele Samenleving Interpretatie Bijbelteksten vanuit toekomstperspectief: een (nieuwe) wereld zoals God die heeft bedoeld The Green Bible: passages over aarde, natuur,... in groen Deze presentatie of
Dank u