De (groei)indicatoren 8.2 en 2.1 en wat vraagt de Inspectie van het Onderwijs
LeerlingenzorgOnderwijsleerprocesKwaliteitszorg Toezicht arrangement normindicatoren*: 2.1, 2.2, 2.3, 2.4 normindicatoren*: 3.1, 3.3, 4.2, 5.2, 6.1, 6.2, 6.3 en 7.5 normindicator*: of meer voldoende & 6 of meer voldoende niet betrekken bij bepalen toezichtarrangement BASIS 3 of meer voldoende & 5 of minder voldoende niet betrekken bij bepalen toezichtarrangement ZWAK 1 of 2 voldoende&6 of meer voldoende&voldoendeBASIS 1 of 2 voldoende&6 of meer voldoende&onvoldoendeZWAK 1 of 2 voldoende&5 of minder voldoende&voldoendeZWAK 1 of 2 voldoende&5 of minder voldoende&onvoldoendeZEER ZWAK 0 voldoende& 6 of meer voldoende & ZWAK 0 voldoende& 6 of meer voldoende & onvoldoendeZEER ZWAK 0 voldoende& 5 of minder voldoende niet betrekken bij bepalen toezichtarrangement ZEER ZWAK
Indicator 8.2.: De school evalueert jaarlijks de leerresultaten van de leerlingen.
Indicator 8.2.: De school evalueert jaarlijks de leerresultaten van de leerlingen. Gefaseerde opbouw: In schooljaar dient de jaarlijkse evaluatie te bestaan uit een overzicht van de onderwijsprestaties minimaal in termen van uitstroombestemmingen van de leerlingen. Het gaat hierbij in ieder geval om de gegevens van het afgelopen schooljaar.
Indicator 8.2.: De school evalueert jaarlijks de leerresultaten van de leerlingen. In schooljaar is er naast een overzicht van de onderwijsprestaties van de leerlingen gericht op de uitstroombestemming en het uitstroomniveau ook een vergelijking met eerder gestelde doelen door de school, gekoppeld aan een analyse.
Indicator 8.2.: De school evalueert jaarlijks de leerresultaten van de leerlingen. In schooljaar vindt de beoordeling plaats op basis van de voorgaande criteria, aangevuld met de beoordeling van de consequenties die de school trekt uit de analyse voor het behoud of de verbetering van de inrichting van het onderwijs.
Indicator 8.2.: De school evalueert jaarlijks de leerresultaten van de leerlingen. onderwijsprestaties minimaal in termen van uitstroombestemmingen van de leerlingen + het uitstroomniveau een vergelijking met eerder gestelde doelen door de school gekoppeld aan een analyse + de beoordeling van de consequenties die de school trekt uit de analyse voor het behoud of de verbetering van de inrichting van het onderwijs
Indicator 2.1: De school stelt bij plaatsing voor iedere leerling binnen zes weken een ontwikkelingsperspectief vast. Uitstroombestemming Uitstroomniveau Leerroute
Indicator 2.1: De school stelt bij plaatsing voor iedere leerling binnen zes weken een ontwikkelingsperspectief vast. Schooljaar : Ontwikkelingsperspectief bestaat minimaal uit de vermelding van een uitstroombestemming. Schooljaar : Ontwikkelingsperspectief bestaat naast de uitstroombestemming minimaal uit het uitstroomniveau. Het uitstroomniveau geeft in doelstellingstermen weer wat de leerling moet kunnen en kennen als eindniveau van de opleiding die hij op de school heeft gevolgd.
Indicator 2.1: De school stelt bij plaatsing voor iedere leerling binnen zes weken een ontwikkelingsperspectief vast. Schooljaar : Ontwikkelingsperspectief bestaat naast de uitstroombestemming en het uitstroomniveau minimaal uit de leerroute die de school met de leerling volgt. De leerroute is belangrijk als referentiekader voor het beoordelen van de ontwikkeling die de leerling doormaakt. Dat betekent dat het van belang is dat de leerroute ook een fasering in leerjaren bevat.
jaarIndicator 2.1 OPPIndicator 8.2 evaluatie opbrengsten Vermelding uitstroombestemmingOnderwijsprestaties in termen van uitstroombestemmingen van de lln Uitstroombestemming + uitstroomniveauUitstroombestemming + Uitstroomniveau + Vergelijking met eerder gestelde doelen + Gekoppeld aan een analyse Uitstroombestemming + uitstroomniveau + de leerroute Beoordeling consequenties voor behoud of verbetering inrichting van het onderwijs
2.1 De school stelt bij plaatsing voor iedere leerling binnen zes weken een ontwikkelingsperspectief vast. - De commissie voor de begeleiding adviseert het bestuur over het ontwikkelingsperspectief van de leerling. - De commissie voor de begeleiding vormt een diagnostische beeld: de IQ-gegevens; een niveaubepaling op de leerlijnen van de kernvakken; (het onderwijs) belemmerende en bevorderende factoren de kenmerken van de (psychiatrische) stoornis. integrale analyse van de gegevens - Aansluitend op het diagnostisch beeld bepaalt de commissie voor de begeleiding een ontwikkelingsperspectief van de leerling: leerroute (bundeling van leerlijnen [en fasering in leerjaren]); uitstroomniveau; uitstroombestemming; binnen zes weken. - De vaststelling van het ontwikkelingsperspectief komt tot stand na op overeenstemming gericht overleg met de ouders. - Uitgangspunt is dat de school de leerling bij dit overleg betrekt. De school bespreekt met de leerling zijn leerdoelen op sociaal-emotioneel - en cognitief gebied De bespreking is gericht op het bevorderen van het inzicht bij de leerling.