Parasjah Wajikra Lev. 1:1-5:26
Leviticus 1 : 1-9 1De HEERE riep Mozes en sprak tot hem vanuit de tent van ontmoeting: 2Spreek tot de Israëlieten en zeg tegen hen: Wanneer iemand van u de HEERE een offergave wil aanbieden, moet u uw offergave aanbieden van het vee, van de runderen en van het kleinvee.
Leviticus 1 : 1-9 3Als zijn offergave een brandoffer van runderen is, moet hij een mannetje zonder enig gebrek aanbieden. Hij moet dat bij de ingang van de tent van ontmoeting aanbieden om een welgevallen voor zich te vinden voor het aangezicht van de HEERE.
Leviticus 1 : 1-9 4Daarna moet hij zijn hand op de kop van het brandoffer leggen, zodat het hem ten goede zal komen door verzoening voor hem te bewerken. 5Dan moet hij het jonge rund slachten voor het aangezicht van de HEERE. En de zonen van Aäron, de priesters, moeten het bloed aanbieden en het bloed sprenkelen rondom op het altaar dat bij de ingang van de tent van ontmoeting is.
Leviticus 1 : 1-9 6Daarna moet hij de huid van het brandoffer afstropen en het in stukken verdelen. 7Vervolgens moeten de zonen van de priester Aäron vuur maken op het altaar en hout op het vuur schikken, 8en dan moeten de zonen van Aäron, de priesters, de stukken, de kop en het vet schikken op het hout dat op het vuur van het altaar ligt.
Leviticus 1 : 1-9 9Maar zijn ingewanden en zijn poten moet men met water wassen, en de priester moet dat alles op het altaar in rook laten opgaan. Het is een brandoffer, een vuuroffer, een aangename geur voor de HEERE.
Efeze 5 : 1-2 en 8 1Wees dan navolgers van God, als geliefde kinderen, 2en wandel in de liefde, zoals ook Christus ons liefgehad heeft en Zichzelf voor ons heeft overgegeven als een offergave en slachtoffer, tot een aangename geur voor God. 8Want u was voorheen duisternis, maar nu bent u licht in de Heere; wandel als kinderen van het licht
Romeinen 12 :1-2 1Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst. 2En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word innerlijk veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.