Vlaams Parlement – 17 sept 2010
Vlaanderen moet plaats vinden voor nog eens huishoudens. Er wordt in de publieke opinie nu al geklaagd dat er bouwgronden te kort zijn en dat de bouwgrondprijzen – en bij afleiding alle woonprijzen – stijgen. Tegelijkertijd stellen we vast dat op de bestaande bestemmingsplannen in theorie nog meer potentiële kavels beschikbaar zijn. Om bouwgronden versneld op de markt te krijgen heeft het Vlaams parlement het grond- en pandendecreet goedgekeurd. Daar zijn intussen nogal wat bezwaren tegen geformuleerd: te log, te bureaucratisch; in strijd met het RSV. Feit is dat het decreet niet de eerste stap is in het loslaten van de principes van het RSV (zie eerder de Atlas van de woonuitbreidingsgebieden; zie ook de Codes RO) Kwestie van aantallen
De stadsvernieuwing boekte in Vlaanderen de laatste jaren heel wat successen. 19 de -eeuwse gordels, stationsomgevingen en brownfields worden aangepakt. Er komen in de stad woningen en huishoudens bij. Toch vinden vooral jonge gezinnen in de stad maar moeilijk een betaalbare en geschikte woning. Gent is te duur, zo stelde een jong koppel deze zomer in De Morgen. In hun zoektocht naar een betaalbare woning naar hun smaak zijn ze uiteindelijk net over de taalgrens in het Henegouwse Eghezée beland. Een van de voornaamste doelstellingen van het RSV was het tegengaan van de suburbanisatie. De suburbanisatie is echter verder gegaan en lijkt zelfs te zijn versneld. Feit is dat de doelstelling van het RSV niet wordt gehaald en dit niettegenstaande in de steden toch behoorlijke inspanningen zijn geleverd om zowel de woning- als de woonomgevingskwaliteit te verhogen. Dit doet de vragen rijzen over de stad als woonmilieu. Feit is dat louter bekeken vanuit het prijsoogpunt alle woningprijzen een piramidale structuur vertonen: hoog in de centra van de steden, dalend weg van de stad waardoor de suburbanisatie zich ook steeds verder weg van de steden – die school- en tewerkstellingsconcentraties zijn – voordoet. Dit ondergraaft niet allen het draagvlak van de stedelijke voorzieningen, maar verhoogt ook de pendel en de ermee gepaard gaande ongemakken. Kwestie van waar
De afgelopen decennia is de vraag naar woningen zoals het VROM rapport ‘Wonen in tijd en ruimte’ (basis lezing A. Reijndorp) toont, sterk gedifferentieerd. Het kerngezin is immers niet langer dominant. Het aantal klassieke gezinnen ‘vader-moeder-kinderen’ daalt zelfs, terwijl het totale aantal huishoudens blijft toenemen. De toegenomen differentiatie heeft te maken met de vergrijzing (mensen leven langer, eerst met twee en later alleen; nieuwe woonmodellen voor ouderen worden aangeboden), met een steeds meer gedifferentieerde en mondiale migratie, en met de opmars van nieuwe samenlevingsvormen (alleenstaande ouders; weder samengestelde gezinnen). De toegenomen differentiatie heeft ook te maken met de toegenomen welvaart: steeds meer huishoudens hebben meer dan een woning. En ook de tijdelijkheid van wonen lijkt toe te nemen omdat ook de tewerkstelling vaker tijdelijk is geworden. Tevens lijkt deze differentiatie gepaard te gaan met de wens om ‘onder gelijken’ te wonen, terwijl de overheid zowel in Vlaanderen als Nederland de sociale hoog in haar vaandel draagt. Kwestie van hoe