Werkpakket 1: Polycentrisme Polycentrisme als leidend concept voor analyse en toekomstig ruimtelijk beleid dr. Veronique Van Acker (promotor: prof. dr. Frank Witlox) Universiteit Gent Vakgroep Geografie
Definitie van polycentrisme Polycentrisme versus monocentrisme Monocentrisme is een manier van denken over het functioneren van een stedelijk systeem dat stamt uit: 1.historische, geïsoleerde en militair verdedigbare steden (compacte stad) 2.stadseconomische modellen (“urban economics”): Von Thünen (1826), Alonso (1964), Muth (1969) en Mills (1967)
Begrip polycentrisme is gebaseerd op de evolutie van de volgende fenomenen: 1.interstedelijke pendel- en migratiestromen (Reilly, 1931) 2.gradaties in niveau van dienstencentra (Christaller, 1933) 3.landschap van vastgoedprijzen (Van Nuffel, 2005)
Polycentrisme -> dispersie Nog een stap verder is de ultieme spreiding van de stedelijke ontwikkeling: monocentrisme -> polycentrisme -> dispersie (Gordon en Richardson, 1996; Frank Lloyd Wright, 1932) - Polycentrischer ≠altijd beter; hoeveel polycentrisme is duurzaam?
Verschillende schaalniveaus Davoudi (2003) besteedt uitgebreid aandacht aan het onderscheid tussen de verschillende schaalniveaus: –intrastedelijk –interstedelijk –Interregionaal Hoe hoger het schaalniveau: –hoe meer het een planologisch visieconcept wordt –hoe meer twijfel als verklarend concept.
Intrastedelijk Subcentra (Anas, 1998): –oude dorpskernen die in de agglomeratie worden opgenomen –nieuwe zaken- en winkelcentra langs transportinfrastructuur (“edge cities”) –nieuwe concentraties van werkgelegenheid of van diensten op randstedelijke bedrijventerreinen Indicatoren: –dichtheid, omvang, korrel –aantal/dichtheid van jobs –aantal/dichtheid van voorzieningen –vastgoedprijzen –aanwezigheid van (openbaar-)vervoerknopen
Interstedelijk Een polycentrische stedelijke regio gekenmerkt door onderscheiden steden of nederzettingen die in belangrijke mate interactie vertonen (Dieleman en Faludi, 1998), en elkaars grootte delen (Alonso 1973) Daardoor kan dynamiek in de tussenruimte ontstaan: Zwischenstadt (Sieverts 1997), Nevelstad (Dehaene 2003) Voorbeelden uit de literatuur: Randstad, Vlaamse Ruit, Rijn-Ruhr, Padua-Treviso-Venetië
Interregionaal Voorbeelden uit de literatuur: megalopolis, ecumenopolis, ‘Blauwe banaan’, Europese Pentagon. Polycentrisme als een ruimtelijke planningstrategie: European Spatial Development Perspective: een instrument om geografisch evenwichtige economische ontwikkeling te bevorderen
Onderzoek Werkpakket 1 1.Intrastedelijk polycentrisme en dagelijkse verplaatsingen: prof. Frank Witlox, dr. Kobe Boussauw 2.Interstedelijk en interregionaal polycentrisme: economische clustervorming en stedelijke netwerken: prof. Frank Witlox, Michiel Van Meeteren 3.Regionale woonmarkten: prof. Bruno De Meulder 4.Infrastructuur: prof. Dirk Lauwers, Dominique Gillis Vier thema’s (coördinatie: dr. Kobe Boussauw):
1. Intrastedelijk polycentrisme en dagelijkse verplaatsingen Een intrastedelijke polycentrische structuur wordt geassocieerd met een duurzamer verplaatsingspatroon Analyse van bestaand beleid in functie van het versterken van de ruimtelijke nabijheid Op zoek naar indicatoren (concentraties aan dienstverlening, concentraties aan werkgelegenheid, prijskegels in vastgoed, knooppunten van het openbaar vervoer) Analyse van bestaand patronen Variaties in ritlengtes, modale keuze en keuze van bestemming in functie van de omvang van de agglomeratie.
2. Interstedelijk en interregionaal polycentrisme: economische clus- tervorming en stedelijke netwerken -Relatie tussen bedrijf en omgeving speelt voor verschillende functies op een verschillend schaalniveau -Mate van polycentrisme op die schaalniveaus kan van invloed zijn -Waar mogelijk in kaart brengen van die relatie op basis van bestaande datasets en nieuwe methoden -Onderzoek naar „ruimtelijke voetafdruk“ voor verschillende (arche)typen bedrijven in Vlaanderen
3. Regionale woonmarkten...
4. Infrastructuur Het infrastructuurvraagstuk: netwerkvormen – functietoekenning – gebruik –Verrastering van netwerken (bv. GEN vs Brabantnet – boomstructuren versus rasternetwerken) –Ontvlechting versus bundeling (bv. fiets-o-strades) –Geïntegreerd individueel-openbaar (bv. ‘koppelsnelwegen’, shared mobility) –Verknoping van netwerken