© 2008 Universitair Ziekenhuis Gent1 HandelingsGerichte Diagnostiek (HDG) – N. Pameijer
22 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Handelingsgerichte diagnostiek N. Pameijer & N. Draaisma (2011 )
33 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Diagnostiek is samen puzzelen, maar hoeveel stukjes heb je nodig ? Naar Boer (2002)
44 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Handelingsgerichte diagnostiek: de 6 uitgangspunten HGD is doelgericht HGD richt zich op behoeften van kind en opvoeders HGD hanteert transactioneel referentiekader HGD acht samenwerken met cliënten/patiënten cruciaal HGD besteedt aandacht aan beschermende factoren HGD verloopt systematisch en transparant N. Pameijer en N. Draaisma, 2011
55 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Aanmelding Doorverwijzen 1. Intakefase3.Onderzoeksfase Interventie 4. Integratie/ aanbevelingsfase 2. Strategiefase 5.Adviesfase en evaluatie Handelingsgerichte diagnostiek: de 5 fasen N. Pameijer en N. Draaisma, 2011
66 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Typen diagnostische vragen Onderkennende vragen: wat is er aan de hand ? Om welk type probleem gaat het ? Verklarende vragen: waarom zijn deze problemen er ? Welke factoren van het clientsysteem en de omgeving houden deze in stand ? Adviserende vragen: welke doelen streven we na ? Welke interventies zijn wenselijk en haalbaar Evaluerende vragen: welke doelen zijn behaald en welke nog niet ? N. Pameijer en N. Draaisma, 2011
77 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Handelingsgerichte diagnostiek de intakefase in stappen Voorbereiden van het intakegesprek Reden van aanmelding, hulpvragen, wensen en verwachtingen Problemen en zorgen Positieve kenmerken Relevantie voorgeschiedenis, genomen maatregelen en effecten Attributies, doelen en oplossingen Inschatten van de veiligheid Afronding van de intakefase: werkafspraken N. Pameijer en N. Draaisma, 2011
© 2008 Universitair Ziekenhuis Gent8 Psychodiagnostiek bij kinderen met enuresis nocturna en urinaire incontinentie
99 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Nefrologie Urologie Urogym Pediatrische Psychologie VPK
10 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Pediatrisch Urologisch en Nefrologisch Centrum = PUNC-team Bestaat uit artsen, psychologen, kinesisten en verpleegkundigen ter behandeling van enuresis en incontinentie 1. Multidisciplinair = eigen deskundigheid 2. Interdisciplinair = optelsom van expertise 3. transdisciplinair = vakgebied overschrijdend
11 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Intake Screening Kindernefrologie + kinderurologie 1ste + 2de consultatie: Medische screening ev. blaasfunctie-onderzoek Psychologische screening Diagnosestelling (medisch + psychologisch) Behandeling (medisch + psychologisch)
12 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Diagnosestelling Medisch + psychologisch Type 1: teveel urineproductie ‘s nachts Type 2: blaasfunctiestoornis klein blaasvolume zenuwachtige blaas =contracties dysfunctioneel plassen Type 3: majeure psychologische problemen Type 4: cognitieve type
13 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Psychiatrische classificatie DSM-IV-TR / ICD-10 Enuresis nocturna Enuresis diurna Fenomenologische aspecten: leeftijd, frequentie, duur,… Mono-symptomatische enuresis Non-monosymptomatische enuresis met urinaire incontinentie Pathofysiologische aspecten: aan- of afwezigheid van blaasfunctiestoornis Medische classificatie ICCS Toren van Babel…
14 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent A. Herhaaldelijk lozen van urine in bed of kleding (onwillekeurig of intentioneel) B. Leeftijd tenminste vijf jaar (of een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau) C. De klacht is van klinische betekenis, wat blijkt uit een frequentie van minstens tweemaal per week gedurende 3 achtereenvolgende maanden, of het optreden van aanzienlijk psychisch leed of van beperkingen in het sociale, schoolse (of beroepsmatige) en overige functioneren D. De klacht is niet het directe gevolg van een algemene somatische ziekte (bijv. diabetes, spina bifida of epilepsie) DSM-IV-TR
15 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Definitie ‘monosymptomatische’ enuresis : International Children’s Continence Society (ICCS)-terminologie “ een onwilleurige volledige blaaslediging op een onaangepaste of sociaal onaanvaardbare tijd of plaats, op een leefijd waarop blaascontrole verwacht wordt” “ lekkage van urine (> 1 ml) tenminste 1 keer per week bij een kind ouder dan 5 jaar tijdens de dag of gecombineerd overdag en ‘s nachts ” Definitie ‘urinaire incontinentie’:
16 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent enuresis diurna volledige blaaslediging urinaire incontinentie lekkage van urine (> 1 ml) Psychiatrische classificatie DSM-IV-TR / ICD-10 Medische classificatie ICCS
17 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Oorzaken monosymptomatische enuresis Functionele blaascapaciteit = hoeveelheid urine die uitgescheiden wordt nadat de plas zo lang mogelijk werd opgehouden (formule = (leeftijd in jaren x 30)+ 30; in ml) Nachtelijke urineproductie (anti-diuretisch hormoon, ADH) ‘Arousal’ probleem Onevenwicht tussen 3 parameters
18 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Oorzaken monosymptomatische enuresis Hjälmas et al. (2004). Nocturnal enuresis: an international evidence based management strategy. Journal of Urology, 171,
19 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Oorzaken non-monosymptomatische enuresis Verhoogde kans op urineweginfecties ‘Overactieve’ blaas of ‘instabiele’ blaas: gekenmerkt door drangincontintentie (urge) en pollakisurie (= frequent plassen overdag) ‘Disfunctioneel’ plassen: overactiviteit van sluitspieren en bekkenbodemspieren staccato plassen gefractioneerd plassen ‘luie blaas’
20 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Uroflowmetrie Plascomputer Electronisch bepalen van de hoeveelheid geplaste urine per tijdseenheid ml/sec - diagnostisch = opsporingsmethode - therapeutisch = uroflowbiofeedback Steeds postmictioneel residu bepalen na uroflowmetrie
21 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
22 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
23 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
24 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Wat is oorzaak…wat is gevolg…?? Enuresis Psychologische problemen ? Gemeenschappelijke risicofactoren: leeftijd, geslacht, SES, neurobiologisch
25 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Gouden regel: Psychologische assessment wordt altijd voorafgegaan door medische assessment door de nefroloog of uroloog!!
26 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent A) Subklinische symptomen = begrijpbare, adequate reacties B) Primaire psychopathologie = klinisch, significante afwijking internaliserende problemen externaliserende problemen gezinsdisfunctioneren C) Psychiatrische stoornissen (DSM-IV of ICD-10 diagnose) Psychologische factoren ICCS Document K – Psychological and psychiatric issues in urinary and fecal incontinence, 2010
27 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Psychologische factoren A) Subklinische symptomen (kind) Negatief zelfbeeld / Quality of life Stress-reacties Schaamtegevoelens Geen kampen of ergens anders gaan slapen Ontkenning Motivatieproblemen Slechte relatie tussen ouders - kind
28 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Signalen van motivatieprobleem Wegstoppen van natte broekjes Ongeïnteresseerde indruk Niet naar de dokter/kine/psycholoog willen komen Huiswerkopdrachten niet ingevuld “Vergeten” van medicatie “Vergeten” van drinken …
29 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Psychologische factoren A)Subklinische symptomen (ouder) ‘ Maternal intolerence’ (Butler): extra was, financiële aspect,… Ouderlijke attributies (intern, stabiel, oncontroleerbaar) Ouderlijke stress Negatieve interacties ouders – kind Cave: straffen (ook cultureel bepaald) Cfr. Turkse studie: 42 % werd gestraft 13 % werd geslagen ICCS Document K – Psychological and psychiatric issues in urinary and fecal incontinence, 2010
30 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent B) Primaire psychopathologie: algemeen Epidemiologische studies: % (2 tot 4 keer hoger) Klinische studies: 29 – 34 % Zeer grote variatie in onderzoeksresultaten door methodologische verschillen (vb. gebrek aan standaardisatie) Risicofactoren: ↑ leeftijd, mannelijk geslacht, lage SES, tertiaire populatie, secundaire E.N. (75 %) en non- monosymptomatische enuresis ICCS Document K – Psychological and psychiatric issues in urinary and fecal incontinence, 2010
31 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent B) Primaire psychopathologie: non-monosymptomatische enuresis Externaliserende stoornissen: ↑ prevalentie Comorbiditeit met ADHD: 9.3 % (ICD-10) – 13.5 % (ICD-10 + DSM-IV) UZG (tertiair): 28.3 % community-based: 10.3 % (D. Baeyens) Comorbiditeit met ODD, CD, emotionele problemen ICCS Document K – Psychological and psychiatric issues in urinary and fecal incontinence, 2010
32 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent B) Primaire psychopathologie: urinaire incontinentie overdag Epidemiologische studie (7 ½ - 9 j): Separatie-angst: 11.4 % ADD: 24.8 % Oppostioneel gedrag: 10.9 % Gedragsproblemen: 11.8 % Epidemiologische studie (4 - 9j): Ontwikkelingsvertraging Moeilijk temperament Moederlijke depressie/angst ICCS Document K – Psychological and psychiatric issues in urinary and fecal incontinence, 2010
33 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent B) Primaire psychopathologie: andere… ‘Urge incontinentie’: vooral internaliserende symptomen ‘Voiding postponement’ (uitstelgedrag): vooral externaliserende stoornissen en gezinsfunctioneren ‘Dysfunctional voiding’: seksueel misbruik en deprivatie ‘Giggle incontinence’ (lachincontinentie): sociale problemen Encopresis: combinatie internaliserend/externaliserend geen verschil met/zonder constipatie ICCS Document K – Psychological and psychiatric issues in urinary and fecal incontinence, 2010
34 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent B) Primaire psychopathologie Gezinsdisfunctioneren: Symbiotische relatie ‘Kluwen gezin’ vs. ‘open zand’ gezin Gebrek aan openheid voor gevoelens Gebrek aan pedagogische vaardigheden Relatieproblemen ouders / scheiding Negatieve feedback ouders-kind (Seksueel) misbruik – Munchausen syndroom
35 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent C) Psychiatrische stoornissen DSM-IV-criteria: Attention Deficit Hyperactive Disorder (ADHD) Autismespectrumstoornis Syndroom van Gilles de La Tourette Persoonlijkheidsstoornis Depressieve stoornis Angststoornis
36 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent WIE komt met WAT net NU naar HIER? “WIE”: wie is dit kind en zijn gezin? “WAT”: welke problemen zijn er? “NU”: waarom komen ze op dit moment? “HIER”: waarom komen ze naar onze dienst?
37 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Exploratie plas- en/of stoelgangprobleem Nachtelijke problemen (frequentie, grootte,…) Urine- en/of stoelgangverlies overdag Primair of secundair Blaasvolume + plasstraal Mogelijke invloeden Plas- en stoelgangschema Drinkschema Zindelijkheidstraining Vorige behandelingen
38 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Plas- en drankschema
39 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Baseline drankschema
40 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Baseline plasschema
41 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Blaasvolume? De BVT vindt overdag plaats Het kind wordt gestimuleerd om meerdere glazen na elkaar te drinken, het plassen uit te stellen en het blaasvolume te meten
42 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent 425 ml 400 ml 375 ml 350 ml 325 ml 300 ml 275 ml 250 ml 225 ml 200 ml 175 ml 150 ml 125 ml 100 ml 75 ml 50 ml
43 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Beleving bij het kind Invloed / gevolgen voor het kind: zelfbeeld, schuld- en / of schaamtegevoelens, angst dat probleem ontdekt wordt, angst om op te staan om naar het toilet te gaan, sociaal vermijden van activiteiten (vb. logeren bij anderen, kampen) Reacties gezinsleden: wat zegt / doet mama / papa / broers / zus na een natte nacht ? Geheimhouding: wie weet het ? Motivatie: waarom droog worden ? Wat is er vervelend aan het probleem ? Wat zijn positieve en negatieve aspecten van het plasprobleem ?
44 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
45 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
46 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent
47 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Gevoelenscirkel Buitenbeentje Verdrietig Als jonger behandeld Meer aandacht Schaamte Waarom ik? Boos Stijn Zelfmedelijden Maakt mij zelfstandig Volwassener geworden minderwaardig Bang voor toekomst onzeker
48 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Exploratie andere problemen Omschrijving van de problemen Oorzaak van het probleemgedrag Duur en frequentie van het probleemgedrag Antecedente en consequente factoren Invloed van het probleemgedrag op alle familieleden
49 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Exploratie andere problemen Hypothese van de familieleden betreffende de oorzaak van het probleemgedrag Vorige hulpverlening Verwachtingen naar de huidige therapeut
50 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Ontwikkeling en context Algemene ontwikkeling: zwangerschap, geboorte, eerste levensmaanden, relationele ontwikkeling, schools functioneren Leergeschiedenis van het probleem Context: interacties, levensloop van de ouders, fysisch en psychologisch welbevinden van de ouders, affectief en pedagogisch functioneren
51 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Categoriale benadering (DSM-V) = Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (APA, 1994) # diagnostische instrument = classificatiesysteem (5 assen) As I = klinische stoornissen (of syndromen) As II = persoonlijkheidsstoornissen As III = lichamelijke ziekten en aandoeningen As IV = psychosociale moeilijkheden en omgevingsfactoren As V = Global Assessment of Functioning (GAF)
52 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Categoriale benadering (DSM-V) Gebaseerd op afspraken tussen specialisten Observatie van waarneembare symptomen Bepaalde combinatie van klachten stoornis: Ja/Nee vb. gedragsstoornis: 3/15 symptomen Belangrijke vraag: lijdt dit kind (en zijn gezin) onder de stoornis ? (cfr. As V) Co-morbiditeit: frequent bij kinderen
53 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Categoriale benadering (DSM-IV) Diagnostisch interview Gestandardiseerd vragen Gebaseerd op DSM-classificaties Vb.1: Diagnostic Interview Schedule of Children (DISC) Vb.2: Amsterdams Diagnostisch Interview voor Kinderen en Adolescenten (ADIKA)
54 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Dimensionele benadering Bepaald kenmerk meten (vb. IQ, gedragingen,..) Vergelijking met leeftijdsgenoten Meer of minder psychische problemen Cut-offs: percentielscores ( categorie) Vb.1: Child Behavior Checklist (CBCL) Vb.2: Hiërarchische Persoonlijkheidsvragenlijst voor kinderen (HiPIC)
55 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Psychosociale testings Globaal: Gedragsbeoordelingsvragenlijst ( CBCL- TRF-YSR, Achenbach, 1996) Hiërarchische Persoonlijkheidslijst voor Kinderen (HiPIC, Mervielde & De Fruyt, 1999) Dimensional Personality Symptom Itempool (DIPSI) (De Clercq & De Fruyt, 2003) Strengths and Difficulties Questioinnaire (SDQ) (Van Leeuwen, 2006)
56 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Dimensionele benadering Child Behavior Checklist (CBCL; Achenbach, 1999) = Gedragsbeoordelingsvragenlijst (Verhulst, 1998) Subschalen 1. Teruggetrokken 2. Lichamelijke klachten INTERNALISEREND 3. Angstig/depressief 4. Denkproblemen 5. Sociale problemen 6. Aandachtsproblemen 7. Delinquent gedrag 8. Agressief gedrag EXTERNALISEREND
57 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Dimensionele benadering Child Behavior Cheklist (CBCL) 120 items Leeftijdscategorieën: 1,5 – 5 jaar / 6 – 18 jaar / > 18 jaar Multi-informant: Ouder (CBCL) / leerkracht (Teacher Report Form; TRF) / jongeren (vanaf 11j; Youth Self Report (YSR)) T-scores (M = 50; SD = 10): T-score 67 = sub-klinisch T-score 70 = klinisch
58 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Dimensionele benadering Voordelen CBCL: Sluit beter aan bij ontwikkelingspsychopathologie Vragenlijstmethode sluit beter aan bij snel wisselende en verder ontwikkelende vaardigheden bij kinderen Geen harde criteria voor psychische stoornissen Wat is ‘normaal’ en ‘abnormaal’ ? vb. druk gedrag Wie beoordeelt ?
59 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Dimensionele benadering Nadelen CBCL: Enkel internaliserende / externaliserende problemen Geen oog voor zeldzame stoornissen vb. autisme, encopresis, selectief mutisme,… Voordeel DSM-IV Wereldwijde communicatie tussen hulpverleners
60 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Dimensionele benadering Hiërarchische Persoonlijkheidsvragenlijst voor Kinderen (HiPIC; Mervielde & De Fruyt, 1999) Gebaseerd op de Big Five of het VijfFactorenModel (VFM; Costa & Mc Crae, 1992) 6-12 jaar: structuur vrije ouderlijke beschrijvingen 5 factoren: Extraversie Welwillendheid Consciëntieusheid 18 facetten Neuroticisme Vindingrijkheid Stanine-scores (gem = 5; SD = 2)
61 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Dimensionele benadering Hiërarchische Persoonlijkheidsvragenlijst voor Kinderen (HiPIC; Mervielde & De Fruyt, 1999) VFM = representatie vd normale variatie aan persoonlijkheidsverschillen Dimensionele benadering = extreme variant vd normale persoonlijkheid Onderzoek structuur maladadptieve trekken en hun relatie tot adaptieve trekken Vakgroep Ontwikkelings- en Persoonlijkheids- psychologie (UGent; Mervielde, De Fruyt, De Clercq, Van Leeuwen,…)
62 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Dimensionele benadering Hiërarchische Persoonlijkheidsvragenlijst voor Kinderen (HiPIC; Mervielde & De Fruyt, 1999) Substantiële correlaties tussen HiPIC-CBCL HiPIC CBCL neuroticisme extraversie welwillendheid consciëntieusheid welwillendheid consciëntieusheid INTERNALISEREND EXTERNALISEREND
63 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent HiPICCBCL E Verlegenheid Expressivtiteit Optimisme Energie Intern. Teruggetrokken Lichamelijke klachten Angstig/depressief W Egocentrisme Irritabiliteit Gehoorzaamheid Dominantie Altruïsme Extern. Delinquent gedrag Agressief gedrag C Prestatiemotivatie Orderlijkheid Concentratie Doorzettings- vermogen Denkproblemen55
64 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent HiPICCBCL N Angst Zelfvertrouwen 7272 Sociale problemen 65 V Creativiteit Nieuwsgierigheid Intellect Aandachtsproblemen60 Totale probleemscore 70 Noot: E = Extraversie; W = Welwillendheid; C = Consciëntieusheid; N = Neuroticisme; V = Vindingrijkheid CBCL: T-score: gem. = 50; SD = 10; 67 = sub-klinisch; 70 = klinisch HiPIC: Stanine: gem. = 5; SD = 2
65 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Psychosociale testings Specifiek: Beleving enuresis/incontinentie Pediatric Incontinence Questionnaire (PinQ, W. Bower, 2006) Pediatric Enuresis Module Quality of Life (PEMQOL, Landgraf, 2004, 2007) Depressie Specifiek: bv. CDI, DVK Gerelateerd: bv. zelfbeeld (CBSK/CBSA) Angst: bv. VAK, ZBV-k, SAS-k ADHD: bv. AVL, VvGK
66 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Validering van enuresisgerelateerde meetinstrumenten 1. PinQ: Pediatric Incontinence Questionnaire Peilt naar gedachten, gevoelens en hanteringsgedrag omtrent het plasprobleem Kindversie en ouderversie 21 items (vink aan: □ NOOIT □ BIJNA NOOIT □ SOMS □ VAAK □ ALTIJD) Nog niet gevalideerd voor Vlaamse normen Evt. korte versie ontwerpen?
67 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent PinQ Kindversie: enkele voorbeelditems 1. Ik draag kleren waarin plasongelukjes niet te zien zijn. 2. Ik ben beschaamd over mijn plasprobleem. 3. Mijn familie behandelt me anders door mijn plasprobleem. 4. Ik ben bang dat mensen denken dat mijn kleren naar urine ruiken. 5. Ik denk dat mijn plasprobleem niet zal verbeteren. 6. Mijn vader en moeder zijn bezorgd om me door mijn plasprobleem. Validering van enuresisgerelateerde meetinstrumenten
68 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent PinQ Ouderversie: enkele voorbeelditems 1. Het plasprobleem van mijn kind maakt hem/haar zenuwachtig. 2. Mijn kind denkt dat wij soms een beetje humeurig zijn door zijn/haar plasprobleem. 3. Mijn kind blijft liever niet slapen bij andere mensen of op een of ander kamp door zijn/haar plasprobleem. 4. Mijn kind heeft een negatief beeld van zichzelf door zijn/haar plasprobleem. 5. Mijn kind wordt ‘s nachts wakker door zijn/haar plasprobleem. 6. Mijn kind doet aan bepaalde activiteiten niet mee door zijn/haar plasprobleem. Validering van enuresisgerelateerde meetinstrumenten
69 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent 2. Ouderlijke Attributies Vraagt ouders waarom zij denken dat hun kind onvoldoende therapietrouw is Ouderversie 7 items (Gelieve te omcirkelen in welke mate u oordeelt dat de vooropgestelde reden voor uw kind een aanleiding is om de medische adviezen niet op te volgen: □ helemaal niet □ een beetje □ tamelijk □ heel sterk) Nog niet gevalideerd Validering van enuresisgerelateerde meetinstrumenten
70 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent 1. Mijn kind vindt het probleem niet belangrijk genoeg om aan te werken of is te lui 2. Mijn kind vindt het medisch advies ongepast voor zijn/haar probleem 3. Aandachtsproblemen, afleidbaarheid, vergeetachtigheid 4. Onvermogen om met tijd rekening te houden om alle adviezen op te volgen 5. Gebrek aan opvolging van ons, ouders, of van de leerkracht 6. Omwille van de taboesfeer rond plasproblemen en de sociale druk, voert mijn kind een aantal adviezen niet uit 7. Zijn/haar jonge leeftijd Validering van enuresisgerelateerde meetinstrumenten
71 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent 3. ESVO: Enuresis Stress Vragenlijst voor Ouders Peilt naar ouderlijke stress en ergernis omtrent de medische behandeling van hun kind Ouderversie 20 items (vink aan: 1 = helemaal geen stress; 2 = een beetje stress; 3 = tamelijk veel stress; 4 = heel veel stress) Nog niet gevalideerd Validering van enuresisgerelateerde meetinstrumenten
72 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent ESVO: enkele voorbeelditems 1.De kosten van de behandeling van het plasprobleem lopen snel op 2.Mijn kind moet school missen voor de artsenconsultaties in het UZ 3.Omwille van het plasprobleem is er veel extra wasgoed ( bv. kleren, linnengoed, …) 4. Omwille van het plasprobleem is het moeilijker om op reis te gaan. 5.Mijn kind gaat gebukt onder de gevolgen van het plasprobleem Validering van enuresisgerelateerde meetinstrumenten
73 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Psychosociale testings Specifiek: Internaliserend: Depressie Specifiek: bv. CDI, DVK Gerelateerd: bv. zelfbeeld (CBSK/CBSA) Angst: bv. VAK, ZBV-k, SAS-k Externaliserend ADHD: bv. AVL, VvGK, semigestructureerd interview
74 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent Psychosociale testings Specifiek: Gezinsfuntioneren: Schaal Ouderlijk Gedrag (SOG; Va Leeuwen, 2002) Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (NOSI, de Brock, 2002) Sociaal atoom
75 © 2008 Universitair Ziekenhuis Gent