De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Parasjah Ki Tavo Deut. 26:1 – 29:8 Zegeningen en vervloekingen.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Parasjah Ki Tavo Deut. 26:1 – 29:8 Zegeningen en vervloekingen."— Transcript van de presentatie:

1 Parasjah Ki Tavo Deut. 26:1 – 29:8 Zegeningen en vervloekingen

2 Onderwerpen parasjah-gedeelte Het offer van de eerstelingen De driejarige tienden De oprichting van gedenkstenen Zegeningen en vervloekingen Vernieuwing van het verbond

3

4 Deut. 27 : 9 - 14 9Verder sprak Mozes, samen met de Levitische priesters, tot heel Israël: Zwijg en luister, Israël! Op deze dag bent u tot een volk geworden voor de HEERE, uw God. 10Daarom moet u de stem van de HEERE, uw God, gehoorzaam zijn, en Zijn geboden en Zijn verordeningen die ik u heden gebied, doen.

5 Deut. 27 : 9 - 14 11En Mozes gebood het volk op die dag: 12Wanneer u de Jordaan overgestoken bent, moeten de volgende stammen op de berg Gerizim gaan staan om het volk te zegenen: Simeon, Levi, Juda, Issaschar, Jozef en Benjamin. 13En de volgende stammen moeten op de berg Ebal gaan staan voor de vervloeking: Ruben, Gad, Aser, Zebulon, Dan en Naftali.

6 Deut. 27 : 9 - 14 14De Levieten moeten het woord nemen en tegen alle mannen van Israël zeggen met luide stem:

7 Joz. 8 : 30 - 35 30Toen bouwde Jozua een altaar voor de HEERE, de God van Israël, op de berg Ebal, 31zoals Mozes, de dienaar van de HEERE, aan de Israëlieten geboden had, overeenkomstig wat in het wetboek van Mozes geschreven staat: een altaar van hele stenen die men niet met een ijzeren voorwerp bewerkt had. Daarop brachten zij brandoffers aan de HEERE. Ook brachten zij dankoffers.

8 Joz. 8 : 30 - 35 32Vervolgens schreef hij daar op stenen een afschrift van de wet van Mozes, die hij geschreven heeft voor de ogen van de Israëlieten.

9 Joz. 8 : 30 - 35 33Heel Israël met zijn oudsten, beambten en rechters stond aan deze en aan de andere zijde van de ark, vóór de Levitische priesters, die de ark van het verbond van de HEERE droegen, zowel vreemdelingen als ingezetenen. Eén helft daarvan stond tegenover de berg Gerizim en één helft daarvan stond tegenover de berg Ebal, zoals Mozes, de dienaar van de HEERE, vroeger geboden had om het volk Israël te zegenen.

10 Joz. 8 : 30 - 35 34Daarna las hij al de woorden van de wet voor, de zegen en de vloek, in overeenstemming met alles wat in het wetboek geschreven staat. 35Er was niet één woord van alles wat Mozes geboden had, dat Jozua niet voorlas voor heel de gemeente van Israël, de vrouwen, de kleine kinderen en de vreemdelingen die in hun midden meetrokken.

11

12 Deut. 27 : 18 18Vervloekt is wie een blinde laat verdwalen op de weg! En heel het volk moet zeggen: Amen.

13 Deut. 28 : 4 en 18 4Gezegend zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw land en de vrucht van uw vee, de dracht van uw koeien en de jongen van uw kleinvee. 18Vervloekt zal zijn de vrucht van uw schoot en de vrucht van uw land, de dracht van uw koeien en de jongen van uw kleinvee.

14 Ex. 23 : 26 26Geen vrouw in uw land zal een miskraam hebben of onvruchtbaar zijn. Ik zal het aantal van uw dagen vol maken.

15 Deut. 7 : 14 14Gezegend zult u zijn boven al de volken; onder u zal geen man of vrouw onvruchtbaar zijn, onder uw dieren evenmin.

16 Ex. 23 : 25 25U moet de HEERE, uw God, dienen.

17 Deut. 7 : 11 11 En daarom moet u de geboden, verordeningen en bepalingen die ik u heden gebied, in acht nemen door ze te houden.

18 Deut. 28 : 53 53U zult de vrucht van uw schoot eten, het vlees van uw zonen en van uw dochters, die de HEERE, uw God, u gegeven zal hebben, tijdens de belegering en in de nood waarin uw vijanden u doen verkeren.

19

20 2 Kon. 6 : 29 29Toen hebben wij mijn zoon gekookt en opgegeten, maar toen ik de volgende dag tegen haar zei: Geef uw zoon, dan zullen wij hém opeten, heeft zij haar zoon verborgen.

21 Klaagl. 4 : 10 10De handen van barmhartige vrouwen hebben hun eigen kinderen gekookt. Zij zijn hun tot voedsel geworden bij de ondergang (letterlijk: breuk) van de dochter van mijn volk.

22 Jer. 31 : 31 - 34 31Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, 32niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ík hen getrouwd had, spreekt de HEERE.

23 Jer. 31 : 31 - 34 33Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn.

24 Jer. 31 : 31 - 34 34Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken.

25 Luk. 10 : 28b 28….. Doe dat en u zult leven.

26 Gal. 3 : 12 12Maar voor de wet is het niet: uit geloof, maar: De mens die deze dingen doet, zal daardoor leven.

27 Gal. 1 : 6 6 Ik verwonder mij erover dat u zich zo snel afwendt van Hem Die u in de genade van Christus geroepen heeft, naar een ander evangelie,

28 Gal. 1 : 9 9 Zoals wij al eerder gezegd hebben, zo zeg ik ook nu weer: Als iemand u een evangelie verkondigt anders dan wat u ontvangen hebt, die zij vervloekt.

29 Hebr. 8 : 13 13Als Hij spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmee het eerste voor verouderd verklaard. En wat oud is verklaard en wat veroudert, staat op het punt te verdwijnen.

30 Jer. 3 : 8 8Maar Ik zag, toen Ik vanwege alles waarin het afvallige Israël overspel had gepleegd, haar weggestuurd had en haar een echtscheidingsbrief gegeven had, dat Juda, haar trouweloze zuster, niet bevreesd werd. Zij ging zelf ook hoererij bedrijven.

31 Gal. 2 : 15 en 16 15Wij, die van nature Joden zijn, en geen zondaars uit de heidenen, 16weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus. En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet. Immers, uit werken van de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd.

32 Gal. 3 : 13 13Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: Vervloekt is ieder die aan een hout hangt,

33

34 Gen. 3 : 17 17En tegen Adam zei Hij: Omdat u geluisterd hebt naar de stem van uw vrouw en van die boom gegeten hebt waarvan Ik u gebood: U mag daarvan niet eten, is de aardbodem omwille van u vervloekt; met zwoegen zult u daarvan eten, al de dagen van uw leven;

35

36 Job 1 : 21a 21De HEERE heeft gegeven en de HEERE heeft genomen; de Naam van de HEERE zij geloofd!?

37

38 Hebr. 11 : 13 13Deze allen zijn in het geloof gestorven. Zij hebben de vervulling van de beloften niet verkregen, maar hebben die vanuit de verte gezien en geloofd en begroet, en zij hebben beleden dat zij vreemdelingen en bijwoners op de aarde waren.

39 Hebr. 11 : 39 en 40 39En deze allen hebben, hoewel zij door het geloof een goed getuigenis van God gekregen hebben, de vervulling van de belofte niet verkregen, 40daar God met het oog op ons iets beters voorzien had, opdat zij zonder ons niet tot de volmaaktheid zouden komen.

40

41 Joh. 9 : 2 1En in het voorbijgaan zag Hij iemand die blind was van de geboorte af. 2En Zijn discipelen vroegen Hem: Rabbi, wie heeft er gezondigd, hij of zijn ouders, dat hij blind geboren zou worden? 3Jezus antwoordde: Hij heeft niet gezondigd en zijn ouders ook niet, maar dit is gebeurd, opdat de werken van God in hem geopenbaard zouden worden.

42 1 Kor. 11 : 17 - 34 17Maar in wat ik nu beveel, prijs ik u niet, omdat u, wanneer u samenkomt, er niet beter, maar slechter van wordt. 18Want ten eerste hoor ik dat er als u samenkomt in de gemeente verdeeldheid onder u is, en ten dele geloof ik dat.

43 1 Kor. 11 : 17 - 34 19Want er moeten ook afwijkingen in de leer onder u zijn, opdat wie beproefd blijken te zijn, in uw midden openbaar komen. 20Zoals u nu bij elkaar samenkomt, is dat niet het eten van het Avondmaal van de Heere.

44 1 Kor. 11 : 17 - 34 21Want bij het eten gebruikt iedereen van tevoren al zijn eigen avondmaal en dan heeft de één honger, terwijl de ander dronken is. 22Hebt u dan geen huizen om er te eten en te drinken? Of minacht u de gemeente van God en beschaamt u hen die niets hebben? Wat moet ik nu tegen u zeggen? Zal ik u hierin prijzen? Ik prijs u niet.

45 1 Kor. 11 : 17 - 34 23Want ik heb van de Heere ontvangen, wat ik u ook heb overgeleverd, dat de Heere Jezus in de nacht waarin Hij werd verraden, brood nam, 24en nadat Hij gedankt had, brak Hij het en zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis.

46 1 Kor. 11 : 17 - 34 25Evenzo nam Hij ook de drinkbeker, na het gebruiken van de maaltijd, en zei: Deze drinkbeker is het nieuwe verbond in Mijn bloed. Doe dat, zo dikwijls als u die drinkt, tot Mijn gedachtenis. 26Want zo dikwijls als u dit brood eet en deze drinkbeker drinkt, verkondig de dood van de Heere, totdat Hij komt.

47 1 Kor. 11 : 17 - 34 27Daarom, wie op onwaardige wijze dit brood eet of de drinkbeker van de Heere drinkt, is schuldig aan het lichaam en bloed van de Heere. 28Maar laat ieder mens zichzelf beproeven en laat hij zó eten van het brood en drinken uit de drinkbeker.

48 1 Kor. 11 : 17 - 34 29Want wie op onwaardige wijze eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, omdat hij het lichaam van de Heere niet onderscheidt. 30Daarom zijn er onder u veel zwakken en zieken, en velen zijn ontslapen. 31Want als wij onszelf zouden beoordelen, zouden wij niet geoordeeld worden.

49 1 Kor. 11 : 17 - 34 32Maar als wij geoordeeld worden, worden wij door de Heere bestraft, opdat wij niet met de wereld veroordeeld zouden worden. 33Daarom, mijn broeders, als u samenkomt om te eten, wacht op elkaar.

50 1 Kor. 11 : 17 - 34 34Maar als iemand honger heeft, laat hij thuis eten, opdat u niet tot een oordeel samenkomt. Wat betreft de overige zaken zal ik opdracht geven wanneer ik kom.

51 Jac. 3 : 8 - 12 8Maar de tong kan geen mens temmen. Ze is een niet te bedwingen kwaad, vol dodelijk vergif. 9Door haar loven wij God en de Vader, en door haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis van God gemaakt zijn. 10Uit dezelfde mond komen zegen en vervloeking voort. Dit behoort niet zo te zijn, mijn broeders.

52 Jac. 3 : 8 - 12 11Laat soms een bron uit dezelfde ader zoet en bitter water opwellen? 12Kan ook, mijn broeders, een vijgenboom olijven voortbrengen, of een wijnstok vijgen? Evenmin kan een bron zout én zoet water voortbrengen.

53 Joz. 6 : 26 26In die tijd liet Jozua het volk zweren: Vervloekt is die man voor het aangezicht van de HEERE die opstaat om deze stad Jericho te herbouwen. Laat hij haar fundering leggen op zijn eerstgeboren zoon en haar poorten oprichten op zijn jongste zoon!

54 1 Kon. 16 : 34 34In zijn dagen bouwde Hiël uit Bethel Jericho weer op. Op zijn eerstgeboren zoon Abiram legde hij de fundamenten ervan, en op zijn jongste zoon Segub richtte hij de poorten ervan op, overeenkomstig het woord van de HEERE, dat Hij gesproken had door de dienst van Jozua, de zoon van Nun.

55 Gen. 27 : 12 en 13 12Misschien betast mijn vader mij; dan zal ik in zijn ogen als een bedrieger zijn en zal ik een vloek over mij brengen en geen zegen. 13Maar zijn moeder zei tegen hem: Laat je vloek mij dan maar treffen, mijn zoon. Luister nu maar naar mijn stem en ga ze voor mij halen.

56 Gen. 31 : 32 32 Degene bij wie u uw goden vindt, zal niet in leven blijven. Onderzoek zelf, ten overstaan van onze familieleden, wat ik bij me heb, en neem wat van u is terug. Jakob wist echter niet dat Rachel ze gestolen had.

57 Gen. 35 : 18 en 19 18En het gebeurde, toen haar ziel het lichaam verliet, want zij stierf, dat zij hem de naam Ben-oni gaf. Zijn vader gaf hem echter de naam Benjamin. 19Zo stierf Rachel en zij werd begraven langs de weg naar Efrath, dat is het tegenwoordige Bethlehem.

58 2 Sam. 1 : 21 21Bergen van Gilboa, laat geen dauw of regen meer op u zijn, op de hooggelegen velden; want daar is het schild van de helden smadelijk weggeworpen, het schild van Saul, niet meer gezalfd met olie.

59

60 Ps. 109 : 28 28Laten zíj vloeken, als Ú maar zegent,

61 Matth. 5 : 44 44Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen;

62 Luk. 6 : 28 28Zegen hen die u vervloeken, en bid voor hen die u belasteren.

63 Rom. 12 : 14 14Zegen wie u vervolgen. Zegen hen en vervloek hen niet.

64 1 Kor. 4 : 12b 12…. Worden wij uitgescholden, dan zegenen wij. Worden wij vervolgd, dan verdragen wij.

65 1 Petr. 3 : 9 9Vergeld geen kwaad met kwaad of laster met laster, maar zegen daarentegen, omdat u weet dat u daartoe geroepen bent, opdat u zegen zult beërven.

66 Lev. 5 : 1 1Als een persoon zondigt doordat hij een uitgesproken vervloeking hoort en hij dus getuige is, of dat hij het gezien heeft of het te weten gekomen is, als hij het niet vertelt, dan draagt hij zijn ongerechtigheid. 5:1 uitgesproken vervloeking - Letterlijk: de stem van een vervloeking.

67

68 Matth. 25 : 34 34Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechter hand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld.

69 Matth. 25 : 41 41Dan zal Hij ook zeggen tegen hen die aan de linker hand zijn: Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is.

70 Openb. 22 : 3 3En geen enkele vervloeking zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daar zijn, en Zijn dienstknechten zullen Hem dienen,


Download ppt "Parasjah Ki Tavo Deut. 26:1 – 29:8 Zegeningen en vervloekingen."

Verwante presentaties


Ads door Google