Download de presentatie
GepubliceerdTessa Timmermans Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
xxxxxxxxxxxxxxx 4/4/2017 Inleiding onderzoeksleer Helleke Hendriks docent werktuigbouwkunde voormalig productonderzoeker bij Consumentenbond xxxxxxxxxxxxx
2
xxxxxxxxxxxxxxx 4/4/2017 Meten is weten maar…. xxxxxxxxxxxxx
3
Meten is weten maar….dan moet je wel weten:
xxxxxxxxxxxxxxx 4/4/2017 Meten is weten maar….dan moet je wel weten: - wat je precies wilt weten - en hoe je dat kunt meten - En hoe je hetgene wat je meet omzet in hetgene wat je wilt weten xxxxxxxxxxxxx
4
Wat betekent onderzoek?
‘Iets wat mensen ondernemen om iets op een systematische manier uit te zoeken, waardoor hun kennis toeneemt’ Saunders et al. (2011) Kenmerken: Gegevens worden systematisch verzameld Gegevens worden systematisch geïnterpreteerd Het doel is om iets te ontdekken Methoden en technieken van onderzoek, 5e editie, Mark Saunders, Philip Lewis, Adrian Thornhill, Marije Booij en Jan Pieter Verckens
5
Wat maakt iemand een goede onderzoeker?
6
Wat maakt iemand een goede onderzoeker?
!!! Houding: Kritisch, nieuwsgierig, logisch en methodisch werken !!! Kennis : vakkennis, onderzoekskennis, zelfkennis Je hoeft niet alles te weten, maar: Je moet wel weten wat je niet weet!
7
Fasen Onderzoeksopzet/onderzoeksplan Formuleren doel van onderzoek
Probleemdefinitie/probleemstelling: precies geformuleerde vraag (daarvoor is het vaak nodig kennis te verzamelen) Kiezen van werkwijze/ soort onderzoek Operationaliseren van je variabelen en onderzoeksopstelling Meten Verzamelen data Analyseren Data analyse Concluderen Interpretatie en conclusies
8
Doel van het onderzoek Wat wil je met de resultaten bereiken/ wat is de functie van je onderzoek?
9
Probleemstelling Een probleemstelling is een vraag!
Bevat alle belangrijke begrippen/variabelen Is volledig! Samenhang met het doel: wat wil je bereiken Kan worden uitgesplitst in (gestructureerde) deelvragen De vraag moet volledig met de verzamelde gegevens beantwoord kunnen worden Probleemstelling bepaalt in hoge mate welk type onderzoek wordt gekozen
10
Komende week: maak een onderzoeksopzet/-plan
Geeft antwoord op vragen: “wat wil je weten”, “waarom wil ik dat weten”,”hoe kom ik dat te weten” Beschrijf in je plan doel van het onderzoek de probleemstelling welke kennis je nog nodig hebt en waarom de onderzoeksmethode de variabelen die je wilt onderzoeken/ hoe je ze wilt operationaliseren De meetopstelling Mailen uiterlijk donderdag uur
11
Gebruik waar nodig kennis van internet of uit boeken
Beoordeel bronnen kritisch! Let wel: Onderzoeksmethodologie gaat vaak over: Theoretisch wetenschappelijk onderzoek Vaak sociaal-wetenschappelijk onderzoek Weinig informatie beschikbaar over praktisch/toegepast technisch onderzoek Maar: ook toegepast onderzoek moet (zo veel mogelijk) wetenschappelijk verantwoord worden aangepast
12
Doel v/h maken onderzoeksopzet
Je ideeën gestructureerd organiseren en uitwerken Realiseren waar je allemaal op moet letten/wat je uit moet zoeken De lezer meenemen/overtuigen
13
Onderzoeksmethoden Een voorbeeld
Bron:
14
Een voorbeeld Stel: we willen weten hoe dik de HU-student is
Hoe zou je dat kunnen aanpakken?
15
Verschillende vormen van onderzoek en diverse indelingen
Een aantal veel voorkomende: Experimenteel onderzoek - theoretisch Survey onderzoek - toegepast/praktijkgericht Literatuuronderzoek - Kwantitatief - explorerend - Kwalitatief - toetsend - vergelijkend - etc.
16
Experimenteel onderzoek
Manipulatie van de werkelijkheid Onderzoeker in staat om onder gecontroleerde omstandigheden waarnemingen te doen Vaak gericht op het bevestigen of verwerpen van hypothesen
17
Survey onderzoek Kenmerkend voor een survey is dat de gegevens worden verzameld bij een steekproef uit de te onderzoeken groep Vaak grootschalige gegevensverzameling Meestal geen gecontroleerde omstandigheden
18
Literatuuronderzoek Vaak basis voor iedere andere vorm van onderzoek
Nagaan wat de huidige kennis op dit gebied al is
19
Generaliseerbaarheid
Wat is dat?
20
Generaliseerbaarheid
Generaliseerbaarheid zegt iets over of de conclusie over de steekproef ook geldig is voor de populatie waaruit de steekproef afkomstig is. Afhankelijk van manier van steekproef trekken Afhankelijk van de grootte van de steekproef Generaliseerbaarheid wordt ook wel externe validiteit genoemd
21
Bias Diverse vormen, veel voorkomend (vooral bij surveys):
Selectie bias: een bepaald deel van de populatie heeft meer kans om opgenomen te worden in de steekproef Respons bias: diverse vormen, bijv. sociaal wenselijke antwoorden Non-respons bias: de groep die wel/niet deelneemt aan je onderzoek, beinvloedt de uitkomst
22
Operationaliseren Ook wel operationele definitie genoemd
Je werkt je begrippen uit tot meetbare variabelen/handelingen die de onderzoeker moet doen om de variabele te meten Soms eenvoudig, denk aan de operationele definitie van het begrip “temperatuur van het lichaam” Soms veel lastiger, denk aan de operationele definitie van bijv. “bruikbaarheid van een product”
23
Nog een voorbeeld Stel: we willen weten welke stofzuiger het best zuigt Hoe zou je dat kunnen aanpakken?
24
Een paar belangrijke begrippen
xxxxxxxxxxxxxxx 4/4/2017 Een paar belangrijke begrippen Validiteit: Geldigheid = werkelijk meten wat je bedoelt te meten. Betreft verschil tussen de variabele-zoals-bedoeld en de variabele-zoals-gemeten Verstoring door structurele fouten Betrouwbaarheid: Herhaalde metingen van een object in dezelfde toestand moet steeds dezelfde meetwaarde opleveren. Verstoring door toevallige fouten xxxxxxxxxxxxx
25
Validiteit en betrouwbaarheid
xxxxxxxxxxxxxxx 4/4/2017 Validiteit en betrouwbaarheid Xo= Xw + Xs + Xt Xo = gemeten waarde (bijv. Je gemeten gewicht) Xw = werkelijke waarde (bijv. je echte gewicht) Xs = systematische fout (bijv.: je hebt nog kleding en schoenen aan, de weegschaal heeft een structurele afwijking) Xt= toevallige fout(de weegschaal geeft de ene keer het ene aan, de andere keer het andere, zonder dat je de overige condities verandert) xxxxxxxxxxxxx
26
Toevallige meetfouten
gaan dan weer de ene, dan weer de andere kant op zijn min of meer het resultaat van het toeval zitten als ‘ruis’ in meetgegevens besloten benadelen de betrouwbaarheid van een meting zijn (zo goed als) altijd aanwezig heffen elkaar gemiddeld op: over veel objecten is hun gemiddelde nul
27
Systematische meetfouten:
zijn fouten in dezelfde richting heffen elkaar niet op hoeven niet aanwezig te zijn tasten niet de betrouwbaarheid aan verminderen wel de geldigheid (= validiteit) van de meting
28
Niet betrouwbaar, Niet valide Hoge betrouwbaarheid Niet valide Betrouwbaarheid & valide
29
Betrouwbaarheid is een voorwaarde voor validiteit
Validiteit hangt af van de gekozen operationalisatie
30
Meetinstrumenten validiteit: meet het instrument wat je wil meten? Betrouwbaarheid: is de date reproduceerbaar met hetzelfde meetinstrument? Zijn er standaard proefopstellingen/tests etc. of moet je zelf ontwikkelen?
31
Volgende week Volgende week: Causaliteit Meetschalen
Bespreking van 1e informatie uit jullie onderzoeksopzet
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.