De verlichting Paragraaf 2.

Presentatie over: "De verlichting Paragraaf 2."— Transcript van de presentatie:

1 De verlichting Paragraaf 2

2 Waarom belangrijk? Basis westers denken Wat zijn westerse waarden?

3 Wie? Ik denk dus ik besta! Rene Descartes Zocht bewijs bestaan god
Gelooft niet in kennis door waarneming Overal is aan te twijfelen Maar niet aan dat ik twijfel Wat is waarheid? Als God bestaat moet de werkelijkheid bestaan.

4 Wie? Jean-Jacques Rousseau Eerste pedagoog
Geloofde dat kinderen op “natuurlijke”wijze opgevoed moesten worden. Liet zijn eigen 5 kinderen naar het vondelingehuis brengen. Was voor de vrijheid van mensen.

5 Wie John Locke Sociaal contract Gelijkwaardigheid Tabula Rasa
Empirisme

6 Wie Montesquieu Trias politica Wetgevende macht Uitvoerende macht
Rechterlijke macht

7 De samenleving wetenschappelijk onderzoeken
Verlichters vonden dat mensen in de duisternis zaten. Net zoals de natuur Mensen moesten eerst nadenken en dan bepalen of ze iets of iemand geloofden.

8 Gelijkheid, vrijheid en een menswaardig bestaan voor iedereen!
Verlichters vonden dat mensen recht hadden op gelukkig leven op aarde. Alle mensen horen gelijk te zijn Alle mensen hebben recht op vrijheid Iedereen heeft recht op een menswaardig bestaan.

9 Het volk hoort de macht in de staat te hebben.
Niet een koning of de kerk hoort de macht te hebben. Er moet een grondwet komen waar iedereen zich aan moet houden.

10 Verering van de natuur Voorbeeld nemen aan de natuur
Zo zou er einde komen aan slecht bestuur, onverdraagzaamheid en onwetendheid.

11 Twijfel of de eigen kijk op de wereld de enige juiste is
Middeleeuwen : Ongelijkheid wil van god In de 18de eeuw ging men twijfelen Men kon ook van andere culturen leren Hoe kon je weten welke kijk de juiste was?

12 Verbreiding Ecyclopedie van diderot Salons en koffiehuizen
Schrijvers, boeken en tijdschriften Toneel Verlichte despoten

13 Frederik de Grote De vorst moet steeds bedenken, dat hij maar een mens is, net als zijn onderdanen. Als hij de belangrijkste rechter, de belangrijkste generaal, de belangrijkste minister en de rijkste van zijn land is, dan moet hij daar iets goeds mee doen. Hij is alleen maar de eerste dienaar van de staat."

14 Op zoek naar de ideale samenleving
Blz 48/49 23 wb