Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdJonathan Sebastiaan van der Berg Laatst gewijzigd meer dan 6 jaar geleden
1
Werkvoorbereiding & uitvoer
Uitvoer & Bestek Ontwerp & planvorming Ecologie & Water Communicatie & Maatschappij Civiel & techniek Bodem & Landschap Beplanting, gras en nat. begroeiingen Bedrijfsvoering & oranisatie AVO-verbreding Thema’s
2
Uitwerking begrippen burgerschap. Economisch.
De toets bestaat uit 60 meerkeuze vragen. De datum van de toets is in week 51 (2017) (18, 19, 20, 21, 22 dec.) op je lesuur.
3
Werknemer De werknemer is (in Nederland) de contractuele wederpartij van de werkgever bij de arbeidsovereenkomst.
4
Werkgever De werkgever geeft werk aan de werknemer. De werkgever is niet noodzakelijk een natuurlijke persoon maar vaak een organisatie, een onderneming.
5
Arbeidsmarkt De arbeidsmarkt is een economische en sociologische benaming voor de interactie tussen vraag naar en aanbod van arbeidskrachten.
6
Vacature Een baan waar een werkgever iemand voor zoekt.
7
Arbeidsovereenkomst . Een arbeidsovereenkomst is een overeenkomst tussen een werknemer en een werkgever waarbij zij zich verplichten arbeid te verrichten voor salaris..
8
Onbepaalde tijd Een vaste baan.
9
Bepaalde tijd Een arbeidscontract voor bepaalde tijd bij hetzelfde bedrijf en voor hetzelfde werk mag niet vaker dan 2 keer worden verlengd. Dus wanneer een arbeidscontract voor een derde keer wordt verlengd, heeft u van rechtswege een arbeidscontract voor onbepaalde tijd (tenzij in de cao hiervan is afgeweken). Een baan voor een vooraf vastgestelde periode. Het gaat eigenlijk om een tijdelijke baan.
10
CAO Collectieve arbeidsovereenkomst, een overeenkomst die geldt voor alle werknemers binnen een bepaalde beroepsgroep.
11
Collectief Gezamenlijk, gemeenschappelijk.
12
doel of taak binnen een geheel van een systeem of apparaat
Taakomschrijving een te verrichten werk Functieomschrijving doel of taak binnen een geheel van een systeem of apparaat
13
Ontslag op staande voet
Ontslag op staande voet kan alleen gegeven worden als er een dringende reden is. Jouw daden of gedrag moeten de oorzaak van deze reden zijn. Voorbeelden van situaties die een dringende reden kunnen opleveren zijn: geweld. crimineel gedrag, zoals diefstal en fraude. ernstige onbekwaamheid voor het uit te voeren werk. werkweigering. schending van de geheimhoudingsplicht.
14
Proeftijd In een arbeidsovereenkomst staat vaak een proeftijd. Verplicht is dit niet. Een proeftijd kan niet worden opgenomen als de arbeidsovereenkomst 6 maanden of korter duurt. Een proeftijd is een soort kennismakingsperiode waarin u en uw werkgever de arbeidsovereenkomst direct kunnen opzeggen.
15
Ontslag tijdens proeftijd
Het stoppen met werken binnen de proeftijd, dit kan zowel van de werknemers als de werkgever uit gaan.
16
Onstlagvergunning De toestemming om een werknemer te ontslaan.
17
Ongewild/onvrijwillig ontslag
Ontslag waar je niet achter staat.
18
Opzegtermijn De periode die je nog verplicht moet werken nadat je ontslag hebt genomen.
19
Loonstrook Maandelijks bewijs waarop staat hoeveel loon je hebt ontvangen en wat je hebt betaald aan belastingen.
20
Brutoloon Het salaris dat je krijgt voordat er belasting en sociale verzekeringen af zijn gehaald. (vuil loon)
21
Nettoloon Het salaris dat je over houdt als de belasting en de sociale verzekeringen er af zijn gehaald. (schoon loon)
22
De periode waarbinnen je loon ontvangt.
Loonperiode De periode waarbinnen je loon ontvangt. Maandelijks, per vier weken, per week
23
Minimum jeugdloon Het laagste loon voor jongeren dat is toegestaan.
24
Loonheffing De afspraak dat er een bepaald bedrag op het loon van werknemers wordt ingehouden voor belastingen.
25
Loonbelasting Belasting die een werknemer over zijn loon betaalt.
26
Jaaropgave Jaarlijks bewijs waarop staat wat je het afgelopen jaar hebt verdiend en hoeveel belasting je hebt afgedragen.
27
Werknemersverzekeringen
Verzekeringen die gelden voor alle werknemers.
28
ARBO Arbeidsomstandigheden
29
Arbeidsinspectie Houdt toezicht op de naleving van de wetten die de arbeidstijden, werkomstandigheden en dergelijke regelt.
30
Arbeidsomstandigheden
De omstandigheden waaronder jij je werk doet, bijvoorbeeld de mate van veiligheid.
31
Arbowet Wet die regels geeft voor de arbeidsomstandigheden in bedrijven, vooral op het gebied van de gezondheid van werknemers en het bewaken van de veiligheid.
32
Manieren om voor bescherming te zorgen.
Bechermingsmiddelen Manieren om voor bescherming te zorgen.
33
Ergonomie Streeft ernaar dat gezondheid en veiligheid van de werknemers verzekerd wordt.
34
BHVér Persoon binnen een organisatie die de cursus Bedrijfshulpverlening heeft gevolgd.
35
Preventie De dingen die je doet om te voorkomen dat er iets vervelends gebeurt.
36
Sociale beschermingswetten
Hierbij worden werkgevers onder andere door financiële prikkels gestimuleerd tot verbetering van de arbeidsomstandigheden om het stijgende ziekteverzuim en de groeiende arbeidsongeschiktheid aan het eind van de jaren tachtig tegen te gaan.
37
Seksuele intimidatie Seksuele intimidatie is een vorm van ongewenst gedrag en varieert van een seksueel geladen werksfeer, seksistische opmerkingen en hinderlijk gedrag tot aanranding en verkrachting.
38
Ongewenste intimiteiten
Elk ongewenst gedrag dat afbreuk doet aan de waardigheid van de betrokkene. Ook non-verbaal gedrag valt daaronder. Wanneer wederzijds respect niet meer aanwezig is in de werksfeer, kan er ruimte ontstaan voor ongewenste intimiteiten.
39
Vertrouwenspersoon Tussenpersoon die voor een van de partijen in een kwestie of conflict de belangen behartigt.
40
Privacy De mogelijkheid om alleen te zijn, zonder dat anderen je zien of alles van je weten.
41
Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekering.
UWV Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekering.
42
Vakbond Organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers die lid zijn.
43
Werkgeversbond Organisatie die opkomt voor de belangen van werkgevers.
44
Medezeggenschap Het recht om deel te nemen aan de besluitvorming in een organisatie of bedrijf.
45
OR/MR Ondernemersraad/Medezeggenschapsraad.
Inspraakorgaan in een bedrijf waarin al het personeel is vertegenwoordigd, zowel werkgevers als werknemers.
46
Formeel overleg Een officieel overleg.
47
Informeel overleg Vrijblijvend overleg, niet in overeenstemming met de voorgeschreven vorm.
48
Werkoverleg Gezamenlijk overleg over het uit te voeren werk
49
Functioneringsgesprek
Een gesprek tussen leidinggevende en een ondergeschikte over het functioneren van beiden. (tweezijdig)
50
Beoordelingsgesprek Een gesprek waarbij de leidinggevende beoordeelt of een werknemer zijn werk goed doet. (éénzijdig)
51
Een overzicht van hoe een organisatie in elkaar zit.
Organogram Een overzicht van hoe een organisatie in elkaar zit.
52
Collegialiteit Kameraadschap onder collega’s.
53
Ethiek De leer van wat goed en kwaad is.
54
Ethisch handelen Handelen volgens de leer van het goed en kwaad.
55
Integer handelen De persoonlijke karaktereigenschap van een individu die inhoudt dat de persoon eerlijk en oprecht is en niet omkoopbaar. Eerlijk en betrouwbaar handelen.
56
Dilemma een moeilijk keuze tussen dingen die gelijkwaardig zijn
57
Bio-industrie Het houden van bijvoorbeeld kippen, koeien en varkens in een zeer kleine ruimte.
58
Biologische industrie
een verzamelnaam voor landbouwmethoden en voedingsmiddelen die voldoen aan bepaalde eisen op het gebied van milieu, natuur en landschap, het welzijn van dieren en productiemethoden
59
Normen Wat volgens de afspraak normaal is en waarnaar andere dingen beoordeeld worden.
60
Waarden Iets wat belangrijk wordt geacht.
61
Sociale zekerheid Het gaat hierbij om verzekeringen die door de overheid worden ingesteld door middel van sociale verzekeringswetten.
62
Premie Op bepaalde tijden door een verzekerde voor zijn premie te betalen bedrag.
63
Bonus-malusregeling Een systeem van bonus- en strafpunten dat de hoogte van de premie bepaalt.
64
Draagkracht Meer betalen als je meer verdient en minder betalen als je minder verdient.
65
Uitkering Geld dat je krijgt omdat je er recht op hebt, vooral van de overheid.
66
Bijstand Geld dat je van de overheid krijgt als je zelf geen geld hebt.
67
Sociale verzekeringen
Verzekeringen ten behoeve van loontrekkenden die niet meer kunnen werken.
68
Werknemersverzekering
Een verzekering voor werknemers.
69
Volksverzekering Op deze verzekeringen kan iedereen in Nederland een beroep doen. Iedereen met een inkomen betaalt hiervoor premies via de loon- en inkomstenbelasting.
70
Verplichte verzekeringen
Een verzekering die verplicht is, je moet deze afsluiten.
71
Vrijwillige verzekering
Een verzekering die niet verplicht is, je mag zelf weten of je deze afsluit.
72
Motorrijtuigenbelasting
Een verzekering voor ongelukken met een motorrijtuig
73
Reisverzekering Een verzekering tegen kosten als er iets vervelends gebeurt terwijl je op reis bent.
74
Inboedelverzekering Een overeenkomst dat je geld krijgt als de dingen in jouw huis gestolen worden of kapotgaan door een groot ongeluk zoals brand.
75
Opstalverzekering Een overeenkomst dat je geld krijgt als er schade is aan je huis en waarvoor je regelmatig een bedrag betaalt.
76
Zorgverzekering Een verzekering die (een deel van) de medische kosten vergoedt.
77
Zorgtoeslag De toeslag van de overheid om de premie van de zorgverzekering te betalen.
78
WA-verzekering Verzekering voor Wettelijke Aansprakelijkheid, een verplichte verzekering die betaalt voor de schade die je maakt.
79
Standaarddekking Datgene wat vergoed wordt voor alle verzekerden.
80
Burger service nummer Je persoonlijk identificatienummer, voorheen sofinummer.
81
Producent Iemand die iets maakt en weer verkoopt.
82
Consument Iemand die geld betaalt voor een product of dienst.
83
Consumptiepatroon De manier van consumeren.
84
Duurzaam Duurzame dingen zijn van goede kwaliteit en gaan lang mee. Milieubewust
85
Fair trade Eerlijke handel.
86
Ontwikkelingslanden Landen die door rijke landen worden geholpen om sociaal en economisch te groeien.
87
Welvaart De toestand dat het economisch en maatschappelijk goed gaat.
88
Begroting Een voorlopige bepaling hoeveel iets gaat kosten.
89
Buget voorlichting Vertellen hoe je het beste met je geld om kunt gaan.
90
NIBUD Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) geeft consumenten informatie en advies over geldzaken.
91
Consumentenorganisatie
Organisatie die belangen van consumenten behartigt.
92
Nationale ombudsman Door de overheid aangestelde persoon om klachten van burgers over het handelen van de overheid te toetsen.
93
Einde
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.