Het lied van Ora een kerstverhaal
Ara, Era en Ora waren drie zusjes, alle drie op dezelfde dag geboren, precies één jaar en één minuut na elkaar.
Ara hield veel van lezen. Ze las alles wat ze te pakken kon krijgen, van de eerste hoofdletter tot en met de laatste punt. Ze wilde alles, en het liefst nóg meer weten.
Era was heel anders. Era had zelfs een hekel aan lezen, omdat ze dan niet met andere mensen kon praten. Dat deed ze veel liever. Waar ze ook was en wie ze ook tegenkwam – altijd maakte ze een praatje. Zelfs de meest zwijgzame mensen konden het niet laten om met haar in gesprek te gaan.
Ora hield van dansen en van zingen. Alle liederen kende ze en zong ze mee: het ruisen van de bladeren en van het riet, het lied van vink en lijster, en het lied van de lentebries en de najaarsstorm. En niemand had haar het dansen of zingen geleerd.
Zo groeiden Ara, Era en Ora op – samen gingen ze hun eigen weg.
Op een dag besloot Ara weg te gaan. ‘Ik heb het gevoel dat ik nog niet alles weet, maar dat ik hier niets nieuws meer kan leren.’
Ze kwam in andere landen en leerde andere talen spreken. Ze sprak met wijze en geleerde mensen over het licht en het donker. Ze ontdekte dat iedereen weer andere verhalen kende over licht en leven.
Zo kwam ze terecht in het Laatste Land, waar de dagen korter waren, de nachten langer en de vragen groter. ‘Wat ze ook vroeg, de mensen antwoordden haar met een andere vraag..... ?
Ara was ten einde raad, uit het veld geslagen door de vragen die zij als antwoord kreeg. Ze kende nog lang niet alle vragen, wat zou ze dan zoeken naar antwoorden?.... ? ? ? ? ?
Eén jaar en één minuut na Ara ging ook Era op zoek. ‘Ver weg zijn mensen met verdriet en honger.’
Lang hoefde Era niet te zoeken en ver hoefde ze niet te reizen. Bijna overal waar ze kwam, waren mensen in gevechten verwikkeld, met woorden of met vuisten.
Toen kwam ze terecht in het Stille Land, het land waar niet gesproken werd en geen taal van mensen was. Er waren wel vogels maar ze zongen niet, er waren wel bladeren maar er was geen wind die er speels doorheen ritselde.
Zelfs Era, die altijd wel een praatje gereed had, wist niets meer te zeggen en werd er helemaal stil van.
Eén jaar en één minuut na Era ging Ora op weg, op zoek naar nieuwe liederen en dansen. Zo kwam ze in andere landen met andere zeeën terecht. Ze leerde dansen alsof ze de acht armen van een inktvis had. Ora zong en danste de dag en de nacht, de warmte en de kou.
Toen kwam ze in het Koude Land terecht, waar het zo koud was dat elke beweging bevroor. Er groeide niets, er bewoog niets.
Ora probeerde haar zachtste lied en liefste dans, maar alle klanken en bewegingen bleven bevroren in de koude lucht hangen.
Daar zaten de drie zusjes. Era was alleen en wist niets meer te zeggen, ver weg in het Stille Land. Ara zat zonder antwoorden en met veel vragen in het Laatste Land. Ora bewoog zich niet meer in het Koude Land.
Ora staart stil voor zich uit. Eén grote ijskoude vlakte ziet ze om zich heen. Maar uit de grond, of is het uit het ijs, steekt een heel klein takje omhoog, nog kleiner dan een sneeuwvlok.
Ze gaat erbij zitten en zingt bijna fluisterend één van haar zachtste liedjes. Ze wiegt haar hoofd voorzichtig op en neer, het kleine takje beweegt met haar mee.
Ze zingt iets harder en het takje wordt iets groener. Ze gaat rechtop staan en het takje komt uit de grond of het ijs omhoog.
‘Groei, bloei. Groei naar het sterrengeflonker, groei uit het donker, uit het donker van de grond. Groei, bloei. Bloei want het licht is geboren, in de stralen van de zon.’
Overal schieten nu kleine groene takken uit de grond. Ze nemen het lied van Ora over en groeien.
Het lied bereikt ook het Stille Land waar nog steeds geen woord wordt gesproken. Era hoort het zachte geluid dat dichterbij komt en de toppen van de bomen bereikt. Die zingen en bewegen met het lied mee.
De bomen strekken hun takken uit om de mensen aan te raken en de mensen strekken hun armen uit om de bomen aan te raken: ‘Groei, bloei…’
Era hoeft niet meer te praten, ze heeft genoeg aan dit lied dat zelfs het donker in licht kan vertalen.
Het lied van Ora, nu ook door Era gezongen, gaat verder en bereikt het Laatste Land waar Ara nog altijd op zoek is naar de ene vraag die alle andere vragen overbodig maakt. ? ? ? ? ?
Ara verstaat in het lied die ene grote vraag: de vraag om te leven. Langzaam en onwennig neemt ze de klanken en bewegingen over, zoals ze andere mensen ziet doen. ? ? ? ? ?
Ara hoeft niets meer te weten, ze heeft genoeg aan dit lied: ‘Groei uit het donker, uit het donker van de grond…’ ? ? ? ? ?
Tenslotte komt het lied terug bij de eerste boom die door Ora tot leven is gezongen.
De boom groeit nu boven de aarde uit tot aan de hemel die openbreekt.
De boom groeit nu boven de aarde uit tot aan de hemel die openbreekt. En al het licht dat tijdenlang in de hemel wachtte, valt naar beneden over de hele aarde.
Misschien zetten daarom mensen in deze tijd, nu het buiten koud en kil wordt, een groene boom in hun huis.
Misschien zingen daarom mensen in deze tijd, nu woorden niet kunnen zeggen wat hen beweegt, hun liederen rondom deze boom.
Misschien zijn daarom mensen in deze tijd liever op zoek naar elkaar dan naar grote antwoorden.
Omdat zij ook het lied van Ora hebben verstaan, dat het licht kan worden...
Tekst Marcel Zagers Presentatie Olaf van Amelsvoort ©