Les7 voor 14 november
Oorzaken voor de val van Juda: Leugen en trots (Jeremia 9) Afgoderij (Jeremia 10:1-15) Hoe de val te voorkomen: Een oproep tot bekering (Jeremia 26:1-6) Juda’s reactie: Een doodsbedreiging (Jeremia 26:7-15) Jeremia wordt vrijgesproken (Jeremia 26:16-24) 2
“Och, was mijn hoofd maar water en mijn oog een bron van tranen, ik zou dag en nacht wenen over de gesneuvelden bij de dochter van mijn volk!” (Jeremia 9:1) Waarom was Jeremia zo bedroefd? Jeremia weende omdat Juda zou worden veroordeeld. De mensen konden die veroordeling voorkomen als zij zich van hun zonden zouden bekeren. Maar Jeruzalem wilde niet naar zijn boodschap luisteren. (Lukas 19:41-44). Wat waren de zonden van Juda? “Eenieder bedriegt zijn naaste, zij spreken niet de waarheid; Zij leren hun tong leugens te spreken; zij vermoeien zich met onrecht doen.” (Jeremia 9:5).“Eenieder bedriegt zijn naaste, zij spreken niet de waarheid; Zij leren hun tong leugens te spreken; zij vermoeien zich met onrecht doen.” (Jeremia 9:5). “Laat een wijze zich niet beroemen op zijn wijsheid, laat de held zich niet beroemen op zijn sterkte, laat een rijke zich niet beroemen op zijn rijkdom.” (Jeremia 9:23).“Laat een wijze zich niet beroemen op zijn wijsheid, laat de held zich niet beroemen op zijn sterkte, laat een rijke zich niet beroemen op zijn rijkdom.” (Jeremia 9:23). 3
“God is de bron van alle wijsheid. Hij is oneindig wijs en rechtvaardig en goed. Behalve Christus, kunnen de wijste mensen die ooit hebben geleefd, Hem niet begrijpen. Zij mogen beweren wijs te zijn; zij mogen zich beroemen in wat zij hebben bereikt; maar louter intellectuele kennis, los van de grote waarheden die in Christus gecentreerd zijn, is als niets. 'Laat de wijze zich niet beroemen op zijn wijsheid,....maar laat wie zich beroemt, zich daarop beroemen dat hij begrijpt en Mij kent dat Ik de HEERE ben, Die goedertierenheid bewijs, recht en gerechtigheid op de aarde doe’”...(Jeremia 9:23, 24). E.G.W. (Counsels to Parents, Teachers, and Students; deel 2; hoofdstuk 9; pagina 66) (Raadgevingen aan Ouders, Onderwijzer, en Studenten) 4
“Zo zegt de HEERE: ‘U mag de weg van de heidenvolken niet aanleren, en u niet ontstellen door de tekenen aan de hemel, omdat de heidenvolken zich daardoor ontstellen. Want de gebruiken van die volken zijn onzinnig: het is immers een stuk hout, iemand heeft het uit het bos gekapt, werk van de handen van een vakman met de bijl’”. (Jeremia 10:2-3). Groot in macht (v.6)Groot in macht (v.6) Geducht (v. 7)Geducht (v. 7) Waarachtig (v. 10)Waarachtig (v. 10) De levende God (v. 10)De levende God (v. 10) Voor Zijn toorn beeft de aarde (v. 10)Voor Zijn toorn beeft de aarde (v. 10) Door Zijn kracht heeft Hij de wereld gemaakt (v. 12)Door Zijn kracht heeft Hij de wereld gemaakt (v. 12) Hij heerst over de Schepping met Zijn stem (v. 13)Hij heerst over de Schepping met Zijn stem (v. 13) Nutteloos (v. 8, 15)Nutteloos (v. 8, 15) Vreest niet voor hen (v. 5)Vreest niet voor hen (v. 5) Leugenaars (v. 14)Leugenaars (v. 14) Zij zullen vergaan (v. 15)Zij zullen vergaan (v. 15) Zij kunnen noch goed noch kwaad doen (v. 5)Zij kunnen noch goed noch kwaad doen (v. 5) Zij hebben de hemelen niet geschapen (v. 11)Zij hebben de hemelen niet geschapen (v. 11) Zij kunnen niet spreken (v. 5)Zij kunnen niet spreken (v. 5) God’s volk kopieerde alles wat de heidense naties deden (misschien doen ze nog hetzelfde). Is het de moeite waard om gewoontes die geen doel dienen, na te volgen, in plaats van de enige ware en machtige God te vertrouwen en gehoorzamen? 5
“Misschien zullen zij luisteren en zich bekeren, zij allen van hun slechte weg. Dan zal Ik berouw hebben over het kwade dat Ik hun denk aan te doen vanwege hun slechte daden..” (Jeremia 26:3) Door de Bijbel heen, is er een duidelijke boodschap: Heb oprecht berouw; God zal u vergeven en u verlossen (2Chr. 6:37-39; Ez. 14:6; Mt. 3:2; Lk. 24:47; Hand. 17:30). Wij hebben allen gezondigd en verdienen de dood. Desondanks heeft God een weg voor ons gebaand om gered te zijn door het kruis. God is vandaag nog steeds geduldig en barmhartig jegens ons. God is vandaag nog steeds geduldig en barmhartig jegens ons. E.G.W. (De Grote Strijd, hoofdstuk. 26, pg. 458) 6
“Het gebeurde zodra Jeremia geëindigd had uit te spreken alles wat de HEERE geboden had tot heel het volk te spreken, dat de priesters, de profeten en heel het volk hem grepen en zeiden: U zult zeker sterven!=’” (Jeremia 26:8) Jeremia herbevestigde zijn profetie en riep het volk nogmaals op om zich te bekeren (v ). Met een rein geweten wachtte hij het ‘oordeel’ van de rechters af. Als zij hem zouden doden, dan zouden zij onschuldig bloed vergieten (v ). Wij zouden dezelfde moed moeten tonen wanneer mensen ons beschuldigen vanwege ons geloof. Jeremia profeteerde over de vernietiging van de tempel en Jeruzalem, daarom werd hij met de dood bedreigd. Een vonnis tegen de profeet uitgesproken (v. 10 en 11). 7
“Toen zeiden de vorsten en heel het volk tegen de priesters en tegen de profeten: Deze man heeft niet de doodstraf verdiend, want hij heeft in de Naam van de HEERE, onze God, tot ons gesproken.’” (Jeremia 26:16) Sommige mensen hadden nog steeds een gezond geweten. Zij begrepen, dat niet Jeremia, maar God, verantwoordelijk was voor zijn dreigende boodschap. Daarom vroegen zij de rechters om de profeet vrij te laten. Zij beargumenteerden dat andere profeten in het verleden ook dergelijke zaken hebben geprofeteerd. Enkele eeuwen later verdedigde Gamaliël de apostel. Hij concludeerde met deze woorden: “maar als het van God afkomstig is, kunt u dat niet afbreken, opdat u niet misschien ook tegen God blijkt te strijden.” (Handelingen 5:39). 8
“Wat moet de boodschapper der waarheid dan doen? Moet hij tot de conclusie komen, dat de waarheid niet gebracht hoeft te worden, omdat ze er vaak toe leidt dat de mensen zich aan de eisen van de waarheid onttrekken of er zich tegen verzetten? Nee. Hij heeft niet meer redenen dan de hervormers in het verleden om Gods Woord te onderdrukken omdat het verzet uitlokt. Het geloof dat de heiligen en martelaren hebben beleden, is neergeschreven voor de mensen die na hen zouden komen. Deze levende voorbeelden van heiligheid, vastberadenheid en onkreukbaarheid zijn bewaard om meer moed te schenken aan hen die nu geroepen worden om voor God te getuigen. Zij hebben de genade en de waarheid niet alleen voor zichzelf ontvangen. Ze moeten de kennis van God ook aan anderen doorgeven. Heeft God zijn boodschappers in deze tijd kennis geschonken? Dan moeten zij die ook aan de wereld meedelen..” E.G.W. (De Grote Strijd, hoofdstuk. 26, pg. 459) 9