Jugend ohne Got CARLIJN CLAASSEN JOHN GESON MERLIJN ZUIDERWIJK
De vragen 20 a,b,c Het geloof 1 a,b,c 2 3 4 a t/m g
Opdracht 20 A) Wie representeert de "Klub" Een groep van 5 die netals de leraar denken over hoe de wereld zou moeten zijn en ze lezen verboden literatuur. B)Op eens zijn alle leden van de "Klub" ziek waarom? Ze bespioneren T > verdachte moord, en om Eva vrij te krijgen. C)Welke politieke opvatting hebben de leden van de "Klub" Slogan van de Klub is: wij willen waarheid en gerechtigheid, ze zijn tegen de nazi's.
Het geloof Opdracht 1 Welke houding heeft de “Lehrer” tot het geloof. A) Aan het begin van de handeling? Gelooft niet in God B) Aan het eind van de handeling? Gelooft in God C) Waardoor is zijn houding veranderd? Door de ‘Klub’ die een groep oprichten voor gelijkheid en rechtvaardigheid waardoor de Lehrer het goede van god weer ziet
Opdracht 2 Welke houding heeft de “Pfarrer” tot het geloof? De Pfarrer is de priester die voor straf naar het dorp is overgeplaatst waar het kamp is. Hij ziet God in de manier waarop de mensen met elkaar omgaan en biedt de Lehrer op het einde aan om naar Afrika te emigreren voor een baan.
Opdracht 3 God komt meerdere keren in het verhaal ter sprake. In welke hoedanigheid(figuur)verschijnt god en wanneer? noem twee tekstfragmenten. God verscheen toen de houthakkers vertelde dat ze N dood hadden gevonden. als houthakker?
Opdracht 4 Wie zegt wat? Noteer achter elk citaat of het van de ‘’Lehrer-L’’ of van de ‘’Pfarrer-P’’ is. Ze staan niet in chronologische volgorde. A) Ich glaube nicht an Gott. - L B) Gott ist das schrecklichste auf dieser Welt. - P C) Die Reichen regieren immer auf Seiten der Reichen. - P D) Die arbeitenden Kinder sind verhetzt, weil sie hungern. – L E) Die Kirch Steht immer auf Seiten der Reichen. - L F) Die Kirche muss auf der Seite des Staates stehen, weil der Staat naturnotwendig, dass heisst gottgewollt ist. - L G) Die reichen werden immer gewinnen. - P