Europa na Napoleon Congres van Wenen ( )

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
De tijd van de wereldoorlogen
Advertisements

Hoofdstuk 5: Nationalisme.
8.6 Het moderne imperialisme
Hoofdstuk 6 Democratisering
Communisme in Rusland..
6.1 & 6.2, Op weg naar de Grote Confrontatie
Russische revolutie en SU: revolte en revolutie in Rusland ( )
Het socialisme Paragraaf 7..
Imperialisme 12.
IJzeren gordijn gaat open
Paragraaf 1 Russische revolutie
Paragraaf 2.5 Sovjetunie.
Opmars naar de Eerste Wereldoorlog
Een communistische grootmacht
Een communistische grootmacht
De eerste wereldoorlog (1914 – 1918)
de tijd van burgers en stoommachines
de tijd van burgers en stoommachines
de tijd van burgers en stoommachines
De Eerste Wereldoorlog
Geschiedenis van Rusland
Tijd van Pruiken en Revoluties
Modern imperialisme.
Paragraaf 2 Russische revolutie.
Waarom ontstond de Eerste Wereldoorlog?
De tijd van burgers en stoommachines 1800 – 1900 Eeuw van de
De Eerste Wereldoorlog: oorzaken en aanleiding
De staatsinrichting van Nederland.
Kenmerk 40 Twee Wereldoorlogen Les 1 – Oorzaken WO I
Liberalisme en socialisme
Hoofdstuk 1: Eerste Wereldoorlog, democratie en fascisme
Hoofdstuk 1: De Eerste Wereldoorlog
Hoofdstuk 1: De Eerste Wereldoorlog
Wat moet je weten aan het eind van de les?
Wat moet je weten aan het eind van de les?
Paragraaf 1: Kolonies inpikken.
Paragraaf 1: Oorzaken van WO I
De Eerste Wereldoorlog
 Industriële revolutie Uitleg  Periode waarin de landbouw voor de meeste mensen in Europa als belangrijkste middel van bestaan verdrongen werd door.
De Grote Oorlog
Duitsland
Tijdvak 8: de negentiende eeuw - de industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving - discussies over de.
VredesverdragenVredesverdragen Genoemd naar een buitenwijk van Parijs net als Sèvres (Turkije) en St. Germain (Oostenrijk-Hongarije) Frankrijk, Engeland.
Tijdvak 8: de negentiende eeuw
De Russische Revolutie (1917)
30De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap 36De opkomst van de politiek-maatschappelijke.
30De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap 36De opkomst van de politiek-maatschappelijke.
Context 2: Duitsland Les 1 –
Politieke situatie Europa rond 1800
De sociale kwestie = het sociale probleem (dat ontstaat door de IR)
Eindexamen 2016 Oriëntatie kennis en historisch besef:
Burgers en Stoom- machines H9.2 HET NATIONALISME.
H10.2 Feminisme en socialisme
Hoofdstuk 2 Het Duitse Keizerrijk I
Duitsland Hoofdstuk 1 Het ontstaan van Duitsland.
Historische overzicht Bataafse Revolutie
De Wereld- oorlogen H11.3 DE SOVJETUNIE. OORZAKEN RUSSISCHE REVOLUTIE  Alleenheerschappij van de tsaar (Nicolaas II)  Doema (parlement sinds 1905) geen.
Tijdvak 9 ‘De tijd van de wereldoorlogen’
Tijd van burgers en stoommachines 1800 – 1900
Burgers en stoommachines 4.3 Politieke stromingen
Democratie in Nederland
Thema 10 Europa.
Russische revoluties Les 1, 2 en 3.
Burgers en stoommachines 4.3 Politieke stromingen - Ismen
Context 2: Duitsland Les 2 –
Context 4 Verlichtingsideeën en de democratische revoluties
de tijd van burgers en stoommachines
Europa in 1914.
Wereldoorlogen en staat en natie
Vrede? Een valse start van het interbellum
Transcript van de presentatie:

Europa na Napoleon Congres van Wenen (1814-1815) Pruisen, Oostenrijk, Rusland, Groot-Brittannië herordening van Europa: machtsevenwicht Belangrijkste persoon: de Oostenrijkse kanselier Klemens von Metternich. Zeer conservatief. Wil zoveel mogelijk de situatie van voor de Franse Revolutie (het Ancien Regime) herstellen.

Congres van Wenen

Congres van Wenen Gevolgen: 40 jaar lang ‘vrede’. Vorsten hebben alleenheerschappij; parlementen machteloos: autoritaire monarchieën. Adel maakt de dienst uit; burgerij geen inspraak. Onvrede bij burgerij: Burgerij groeit dankzij Verlichting (18e eeuw) en Industriële Revolutie uit tot machtige groep. Wil inspraak in politiek: liberalisme. Ook ontstaat bij burgerij een saamhorigheidsgevoel. Burgers willen volk verenigen in één staat (natiestaat): nationalisme. Revoluties 1848: In grote steden Europa komt onvrede in 1848 massaal tot uiting. Burgers eisen inspraak. Meeste landen krijgen een grondwet en parlement met beperkt kiesrecht (voor rijke mannen uit burgerij). Liberalisme krijgt de overhand.

1848-1870 Liberalisme / burgerij heeft de macht in Europa: Industriële Revolutie verandert het landschap van Europa en maakt burgerij zeer rijk. Gevoel van nationalisme groeit in deze periode. Vooral in Duitsland. Eerst cultureel, daarna politiek. Arbeiders grootste slachtoffer van Industriële Revolutie: uitbuiting/onvrede  gaan zich organiseren  opkomst van het socialisme.

Nationalisme Nationalisme: het streven om een heel volk in één natiestaat te verenigen (bijv. alle Duitstalige mensen onderbrengen in één Duitse staat: Duitsland) Ontstaat door een saamhorigheidsgevoel: wanneer er veel overeenkomsten zijn tussen mensen (bijv. taal, godsdienst, dezelfde belangen of dezelfde geschiedenis)

Duitsland Eind 19e eeuw Duitsland: samenvoeging van vele kleine staten, maar één volk (Pruisen grootste staat)  nationalisme versterkt de Duitse eenheid (Volksgeist). Leidt in 1871 tot Duitse eenheid onder leiding van Pruisen.

Volken in Oostenrijk-Hongarije

Oostenrijk-Hongarije Eind 19e eeuw Oostenrijk-Hongarije : samenvoeging van vele volken in één keizerrijk (Oostenrijkers en Hongaren grootste volken): veelvolkenstaat nationalisme verzwakt de Oostenrijks-Hongaarse eenheid: volken willen eigen onafhankelijke staat Leidt tot veel spanningen binnen Oostenrijk-Hongarije.

Imperialisme Imperium: groot rijk, ontstaan door onderwerping andere volken Imperialisme: het streven om een groot rijk te stichten, door andere volken te onderwerpen Twee fasen van imperialisme: Fase 1: kolonialisme (1492-1870): gericht op stichten van handelsposten en kolonies Fase 2: imperialisme (1870-1914): gericht op overheersen lokale bevolking

Kolonialisme (1800)

Imperialisme (1914)

Afrika in 1914

Redenen voor imperialisme Economisch: Industriële Revolutie: vraag naar grondstoffen stijgt (katoen, rubber, olie) Aanbod producten door IR stijgt: zoeken naar nieuwe afzetgebieden Politiek/cultureel: Macht en aanzien (koloniën belangrijk voor status) Verspreiden Westerse cultuur (christendom, taal, onderwijs, gezondheidszorg)

Socialisme Industriële Revolutie: doordat machines het werk overnamen van arbeiders, waren weinig arbeiders nodig  veel werkloosheid. Arbeidsomstandigheden slecht: lage lonen, gevaarlijk werk, geen bescherming door wetgeving. Socialisme: verzamelnaam voor iedereen die streeft naar het creëren van de socialistische heilstaat (arbeidersparadijs).

Socialisme Twee manieren om socialistische heilstaat te creëren: Via revolutie (communisten): gewelddadig Via parlement (sociaal-democraten): vreedzaam In meeste Europese landen begin 20e eeuw zorgen sociaal-democraten voor sociale wetgeving. Hierdoor veel eisen van arbeiders ingewilligd, geen reden meer voor revolutie, communisten krijgen geen kans. Behalve in Rusland…

Rusland 19e eeuw Agrarisch: 85% boer Afschaffing lijfeigenschap 1861  boeren vrij, maar arm Industrialisatie  ontstaan arbeidersklasse (eveneens arm) Geen sociale wetten: gevaarlijk werk, lange werkdagen, lage lonen, uitbuiting  onvrede, armoede Armoede en onvrede voedingsbodem voor radicale ideeën: grote verandering in korte tijd

Spanning volk - tsaar Rusland begin 20e eeuw: Keizerrijk: alleenheerschappij van tsaar Veelvolkenstaat (vooral slavisch): volken willen inspraak 1904-1905: Rusland verliest oorlog tegen Japan Russen ontevreden over bestuur van tsaar, eisen inspraak 1905: ‘Bloedige Zondag’  soldaten schieten demonstranten dood  opstanden, stakingen, muiterijen door hele land  Tsaar Nicolaas II staat uiteindelijk volksvertegenwoordiging (Doema) toe. Doema is in werkelijkheid machteloos.

Opkomst communisten Grote armoede van de arbeidersklasse (verelendung). Marx ging zich verzetten, nieuwe maatschappijvisie: communisme (ca. 1848). Proletarische revolutie zou leiden tot paradijs van gelijkheid. Eerste tijd na revolutie was dictatuur nodig om orde op zaken te stellen (dictatuur van het proletariaat). Alle bezit gelijk verdeeld.

Spanningen Europa Hoe leidden de grote spanningen in Europa begin 20e eeuw (imperialisme, nationalisme) tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog? nationalisme versterkt de Duitse eenheid Hierdoor spanning Frankrijk-Duitsland: Elzas-Lotharingen & kroning Duitse keizer in Parijs (paleis Versailles). Fransen willen revanche!

Spanningen Europa  nationalisme verzwakt de Oostenrijks-Hongaarse eenheid Eerder al gebeurd in Ottomaanse (Turkse) Rijk: was ook een veelvolkenstaat: Servië, Roemenië, Bulgarije onafhankelijk van Turkije. Dezelfde spanningen begin 20e eeuw in Oostenrijk-Hongarije. Servië is een Slavisch volk, net als Rusland (Slavisch nationalisme). Servië wil gebiedsuitbreiding ten koste van O-H. Gevolg: Spanning O-H – Servië en dus ook tussen O-H en Rusland!

Spanningen Europa Imperialisme leidt tot spanningen over gebiedsuitbreiding, vooral tussen: Engeland - Frankrijk Engeland – Duitsland Duitsland provoceerde Engeland ook met vlootbouw, daardoor toenadering tussen Frankrijk en Engeland

Bondgenootschappen Spanningen in Europa als gevolg van nationalisme en imperialisme leiden tot ontstaan twee vijandige machtsblokken: Driebond (Centralen): Oostenrijk-Hongarije, Duitsland en Italië Triple Entente (Geallieerden): Frankrijk, Rusland en (vanaf 1907) Engeland

Russische Revolutie, 1917 Eerste Wereldoorlog eist hoge tol van Rusland: veel slachtoffers en armoede. Tsaar Nicolaas II blijft autoritair en weigert hervorming van het bestuur. Rellen breken uit onder bevolking; soldaten gaan over tot muiterij. Bolsjewieken onder leiding van Lenin en Trotski nemen macht over van regering. Communistische partij krijgt machtsmonopolie. Vrede met Duitsland. Rusland betaalt hoge prijs: veel gebiedsverlies.