§1.4 Waar kies je voor? In deze PowerPoint-presentatie leer je over:

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Het prijs- of marktmechanisme Deel II
Advertisements

Rekenen met procenten Rekenen met procenten.
Marketing Marketingmix
Rekenwerk Alle mogelijkheden die je tegenkomt.
Vandaag.
Hoofdstuk 2 Inkomen en inflatie
Marketing 1.2 de consument 19 november 2012.
Het kopen van goederen en diensten
Hoofdstuk 5: Rekeningrijden
Hoofdstuk 8 Regels Ontdekken Sebnem YAPAR.
Rekenen met procenten Rekenen met procenten.
stijging van het algemeen prijspeil
Vraag en aanbod H1. Vraag van de consument Over het algemeen geldt dat consumenten minder gaan kopen van een product als de prijs hoger wordt. Er bestaat.
3 mavo Betekenis van dit percentage bespreken..
De toets data 2kb juni 2kc juni 2kd 20 juni 2ke 17 juni   2ma 19 juni
In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht = Het geld wordt minder waard.
Inkomen les 10 Zelftest Inzichtvragen
Kleding, hoofdstuk 2 Elasticiteiten.
Lesplanning Binnenkomst
Het prijs- of marktmechanisme I
Inflatie oftewel stijging van het algemeen prijspeil
Economie vastgoed © 2011 | Noordhoff Uitgevers bv.
Inkomen les 19 Begrippen & 92 t/m 99
Inkomen les t/m Begrippen Welvaart de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien.
Inkomen les 7 27 t/m 37.
Elasticiteiten Prijselasticiteit van de vraag Kruislingse elasticiteit
Hoofdstuk 5: Het huishouden
Havo 4: De arbeidsmarkt Hoofdstuk 4: Loonvorming in de praktijk
Verhoudingstabel Er is een voorraad laxeermiddel. Die oplossing bevat 15% natriumsulfaat. Dit betekent: 15 gram per 100 mL oplossing. Kinderen krijgen.
Samenvatting Wat moet je leren/ oefenen? Heel hoofdstuk 2
Een verandering = -Een afname -Een toename (nieuwe bedrag – oudste bedrag) : oudste bedrag X 100 =...%
Pietje heeft op 1 januari 2008 een bedrag van € 400 op een spaarrekening gezet. De rente is 3,5%. Hij laat de rente op de rekening staan. Op 1 januari.
Elasticiteiten.
Internationale welvaartsverschillen
Nominaal versus reëel inkomen
Hoofdstuk 1 Geld en Welvaart
Herhaling Hoofdstuk 1.
§1.2 Waar blijft je geld? In deze PowerPoint-presentatie leer je over:
§2.1 Hoe betaal je? In deze PowerPoint-presentatie leer je over:
§1.1 Wat voor een inkomen heb je?
Hoofdstuk 5.
8.1 Waarom handel met het buitenland?
§2.2 Hoe spaar je? In deze PowerPoint-presentatie leer je over: Sparen
Aantekeningen Hoofdstuk 1
Basisboek Marketing Hoofdstuk 9 Prijs.
Wat voor inkomen heb je & waar blijft je geld?
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Marktaandeel Ex-BTW en In-BTW Arbeidsproductiviteit Belangrijk PROGRAMMA:
Aantekeningen hoofdstuk 2. Arbeidsovereenkomst 4.3 Wat moet je doen? Om in Nederland aan het werk te mogen is het verplicht om een arbeidsovereenkomst.
Inhoud Breuken (optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen).
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen.
Vraag en Aanbod van financiële middelen & nominale en reële rente
Procentuele toename berekenen
Welkom Havo 5..
Keuzes maken Hoofdstuk 1 H3 & v3.
Controle 1 t/m 60 Opdracht 59 nakijken
Welkom Havo 5..
Rekenen met procentuele afname
Economische groei Hfst 20 Hfst 26.
Welkom havo 3..
2.4 Breuken vermenigvuldigen en delen Delen door een breuk
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Terugrekenen met procenten
Welkom 4 Havo..
Welkom 4 Havo..
Economisch bekeken Mavo 4
Geld en Welvaart Exameneenheid Consumptie
Mens & Maatschappij Leerjaar 2
Prijselasticiteit Hoofdstuk 5 markt havo 3 & vwo 3.
Rekenen MZ4.
Inflatie en koopkracht
Transcript van de presentatie:

§1.4 Waar kies je voor? In deze PowerPoint-presentatie leer je over: Het berekenen van een stijging of daling in procenten Koopkracht Welvaart Zelfvoorziening © Noordhoff Uitgevers 2011

Berekenen Bereken eerst hoeveel de stijging of daling is in aantal. Deel de stijging of daling door het oude getal. Vermenigvuldig dat getal met 100 en zet er het %-teken achter. Een dvd is afgeprijsd Eerst kostte de dvd € 20, nu € 14. Met hoeveel procent is de prijs gedaald? © Noordhoff Uitgevers 2011

Berekenen De daling in aantal is: € 20 - € 14 = € 6 Bereken eerst hoeveel de stijging of daling is in aantal. Deel de stijging of daling door het oude getal. Vermenigvuldig dat getal met 100 en zet er het %-teken achter. Een dvd is afgeprijsd Eerst kostte de dvd € 20, nu € 14. Met hoeveel procent is de prijs gedaald? De daling in aantal is: € 20 - € 14 = € 6 © Noordhoff Uitgevers 2011

Berekenen Bereken eerst hoeveel de stijging of daling is in aantal. Deel de stijging of daling door het oude getal. Vermenigvuldig dat getal met 100 en zet er het %-teken achter. Een dvd is afgeprijsd Eerst kostte de dvd € 20, nu € 14. Met hoeveel procent is de prijs gedaald? € 6 / € 20 = 0,3 © Noordhoff Uitgevers 2011

Berekenen 0,3 * 100 = 30 De daling is: 30% Bereken eerst hoeveel de stijging of daling is in aantal. Deel de stijging of daling door het oude getal. Vermenigvuldig dat getal met 100 en zet er het %-teken achter. Een dvd is afgeprijsd Eerst kostte de dvd € 20, nu € 14. Met hoeveel procent is de prijs gedaald? 0,3 * 100 = 30 De daling is: 30% © Noordhoff Uitgevers 2011

Berekenen Bereken eerst hoeveel de stijging of daling is in aantal. Deel de stijging of daling door het oude getal. Vermenigvuldig dat getal met 100 en zet er het %-teken achter. Duurdere vliegticket Eerst kostte het ticket € 750, nu € 900. Met hoeveel procent is de prijs gestegen? © Noordhoff Uitgevers 2011

De stijging in aantal is: Berekenen Bereken eerst hoeveel de stijging of daling is in aantal. Deel de stijging of daling door het oude getal. Vermenigvuldig dat getal met 100 en zet er het %-teken achter. Duurdere vliegticket Eerst kostte het ticket € 750, nu € 900. Met hoeveel procent is de prijs gestegen? De stijging in aantal is: € 900 - € 750 = € 150 © Noordhoff Uitgevers 2011

Berekenen Bereken eerst hoeveel de stijging of daling is in aantal. Deel de stijging of daling door het oude getal. Vermenigvuldig dat getal met 100 en zet er het %-teken achter. Duurdere vliegticket Eerst kostte het ticket € 750, nu € 900. Met hoeveel procent is de prijs gestegen? € 150 / € 750 = 0,2 © Noordhoff Uitgevers 2011

Berekenen 0,2 * 100 = 20 De stijging is: 20% Bereken eerst hoeveel de stijging of daling is in aantal. Deel de stijging of daling door het oude getal. Vermenigvuldig dat getal met 100 en zet er het %-teken achter. Duurdere vliegticket Eerst kostte het ticket € 750, nu € 900. Met hoeveel procent is de prijs gestegen? 0,2 * 100 = 20 De stijging is: 20% © Noordhoff Uitgevers 2011

Koopkracht De koopkracht is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen. De koopkracht hangt af van twee zaken: De hoogte van je inkomen De hoogte van de prijzen © Noordhoff Uitgevers 2011

Koopkracht Als je inkomen meer stijgt dan de prijzen, dan stijgt / daalt de koopkracht. © Noordhoff Uitgevers 2011

Koopkracht Als je inkomen meer stijgt dan de prijzen, dan stijgt / daalt de koopkracht. © Noordhoff Uitgevers 2011

Koopkracht Als je inkomen meer stijgt dan de prijzen, dan stijgt / daalt de koopkracht. Als je inkomen met 2% stijgt en de prijzen met 3%, dan stijgt / daalt de koopkracht. © Noordhoff Uitgevers 2011

Koopkracht Als je inkomen meer stijgt dan de prijzen, dan stijgt / daalt de koopkracht. Als je inkomen met 2% stijgt en de prijzen met 3%, dan stijgt / daalt de koopkracht. © Noordhoff Uitgevers 2011

Koopkracht Als je inkomen meer stijgt dan de prijzen, dan stijgt / daalt de koopkracht. Als je inkomen met 2% stijgt en de prijzen met 3%, dan stijgt / daalt de koopkracht. Je koopkracht neemt toe als je inkomen met meer / minder procent stijgt dan de prijzen. © Noordhoff Uitgevers 2011

Koopkracht Als je inkomen meer stijgt dan de prijzen, dan stijgt / daalt de koopkracht. Als je inkomen met 2% stijgt en de prijzen met 3%, dan stijgt / daalt de koopkracht. Je koopkracht neemt toe als je inkomen met meer / minder procent stijgt dan de prijzen. © Noordhoff Uitgevers 2011

4% 5% Koopkracht Stijging inkomen Stijging prijzen De koopkracht… © Noordhoff Uitgevers 2011

4% 5% Koopkracht Stijging inkomen Stijging prijzen De koopkracht… . …daalt © Noordhoff Uitgevers 2011

4% 5% 3% 2% Koopkracht Stijging inkomen Stijging prijzen De koopkracht… 4% 5% . …daalt 3% 2% © Noordhoff Uitgevers 2011

4% 5% 3% 2% Koopkracht Stijging inkomen Stijging prijzen De koopkracht… 4% 5% . …daalt 3% 2% …stijgt © Noordhoff Uitgevers 2011

4% 5% 3% 2% 7% 8% Koopkracht Stijging inkomen Stijging prijzen De koopkracht… 4% 5% . …daalt 3% 2% …stijgt 7% 8% © Noordhoff Uitgevers 2011

4% 5% 3% 2% 7% 8% Koopkracht Stijging inkomen Stijging prijzen De koopkracht… 4% 5% . …daalt 3% 2% …stijgt 7% 8% © Noordhoff Uitgevers 2011

4% 5% 3% 2% 7% 8% Koopkracht Stijging inkomen Stijging prijzen De koopkracht… 4% 5% . …daalt 3% 2% …stijgt 7% 8% © Noordhoff Uitgevers 2011

4% 5% 3% 2% 7% 8% Koopkracht Stijging inkomen Stijging prijzen De koopkracht… 4% 5% . …daalt 3% 2% …stijgt 7% 8% …blijft gelijk © Noordhoff Uitgevers 2011

Welvaart Welvaart is de mate waarin je in je behoeften kun voorzien. © Noordhoff Uitgevers 2011

Welvaart Welvaart is de mate waarin je in je behoeften kun voorzien. Als je meer inkomen hebt, kun je in meer van je behoeften voorzien. © Noordhoff Uitgevers 2011

Welvaart Welvaart is de mate waarin je in je behoeften kun voorzien. Als je meer inkomen hebt, kun je in meer van je behoeften voorzien. . Maar welvaart hangt niet alleen samen met inkomen. © Noordhoff Uitgevers 2011

Welvaart Welvaart is de mate waarin je in je behoeften kun voorzien. Als je meer inkomen hebt, kun je in meer van je behoeften voorzien. . Maar welvaart hangt niet alleen samen met inkomen. Als je moeder je kleding geeft, kost deze kleding je niks en toch ben je voorzien in een behoefte. © Noordhoff Uitgevers 2011

Zelfvoorziening Zelfvoorziening betekent dat je zelf in je eigen behoeften voorziet. © Noordhoff Uitgevers 2011

Zelfvoorziening Zelfvoorziening betekent dat je zelf in je eigen behoeften voorziet. Als je bijvoorbeeld legkippen hebt, hoef je geen eieren te kopen. © Noordhoff Uitgevers 2011

Zelfvoorziening Zelfvoorziening betekent dat je zelf in je eigen behoeften voorziet. Als je bijvoorbeeld legkippen hebt, hoef je geen eieren te kopen. . En als je goed kunt schilderen, hoef je geen schilder in te huren die het voor jou doet. © Noordhoff Uitgevers 2011

Zelfvoorziening Zelfvoorziening betekent dat je zelf in je eigen behoeften voorziet. Als je bijvoorbeeld legkippen hebt, hoef je geen eieren te kopen. . En als je goed kunt schilderen, hoef je geen schilder in te huren die het voor jou doet. Zelfvoorziening kan dus je welvaart vergroten. © Noordhoff Uitgevers 2011