Twee voorwaarden
124Talibus orabat dictis arasque tenebat, cum sic orsa loqui vates: ‘Sate sanguine divum, 126Tros Anchisiade, facilis descensus Averno: Met dergelijke woorden smeekte hij en hij hield het altaar vast, toen de priesteres zo begon te spreken: Zoon van bloed van de goden,Trojaan, zoon van Anchises, makkelijk is de afdaling naar de Onderwereld: orabat,tenebat / orsa(est) – welke tijden? impf / perf; impf is nog bezig: Aeneas wordt onderbroken door Sibylle 125 sate sanguine – alliteratie sate – voc van satus 126 Anchisiade – patronymicum facilis [est] – ellips Averno – op 2 manieren te vertalen * naar de onderwereld * vanaf het Avernische Meer (in Z-Italië)
127noctes atque dies patet atri ianua Ditis; sed revocare gradum superasque evadere ad auras, 129hoc opus, hic labor est. Nachten en dagen staat de deur van de donkere onderwereld open; maar terugkeren en ontsnappen naar de bovenwereld, dat is werk, dat is inspanning. 127 atri – Dis (Pluto,Hades) wordt ater genoemd, omdat het in de onderwereld altijd donker is. 128 sed – geeft een tegenstelling (antithese) aan. Tussen wat? tussen facilis descensus en revocare … est 129 Waarnaar verwijzen hoc/hic? revocare gradum superasque evadere ad auras Waarom hebben hic en hoc dan een ander geslacht? hoc: onz. vanwege opus, hic: mann. vanwege labor
129Pauci, quos aequus amavit Iuppiter aut ardens evexit ad aethera virtus, 131dis geniti potuere. Weinigen, die de onpartijdige Jupiter beminde of brandende dapperheid verhief tot de hemel, godenzonen hebben (dat) gekund. 129 Waarom wordt Juppiter aequus genoemd? Hij maakt normaal geen onderscheid : moet voor het lot én de dood van iedereen zorgen Welke 2 manieren worden genoemd om aan de dood te ontsnappen? - Iuppiter … amavit: als Jupiter van je houdt en je tot god maakt - ardens virtus: als je hele bijzondere daden hebt verricht kun je onsterfelijk worden. 131 potuere (3 e mv perf)– wat is het lijd vw? terugkeren uit de onderwereld dis geniti – Aeneas was er ook één (zie r. 125) dus hem zal ‘t lukken! Julius Caesar tot god verheven
131Tenent media omnia silvae, Cocytusque sinu labens circumvenit atro. Al het gebied ertussen bedekken bossen, en de Cocytus stroomt eromheen, glijdend met een donkere bocht. 131 media omnia – onz mv lett: alle dingen in het midden 132 Cocytus – rivier in Onderwereld sinu atro - hyperbaton
133Quod si tantus amor menti, si tanta cupido est bis Stygios innare lacus, bis nigra videre 135Tartara, Maar als er zo’n groot verlangen is in je geest, als de begeerte zogroot is tweemaal over het meer de Styx te varen, twee keer te zien de donkere onderwereld, 133 quod – relatieve aansluiting vervangen door en/maar/want + aanwijzend / pers vnw. Welke stijlfiguur zie je in 133? repetitio (polyptoton eigenlijk) van tantus, tanta 134 Welke stijlfiguren zie je nog meer? repetitio van bis asyndeton (lacus, bis) trikolon (innare, videre, indulgere) hyperbaton (nigra Tartara) enjambement (Tartara) 134 bis: welke 2 keer dan? nu een keer de onderwereld in en later, als hij echt dood gaat.
135et insano iuvat indulgere labori, accipe quae peragenda prius. en toe te geven aan een waanzinnige inspanning je plezier doet, verneem wat eerder (eerst) gedaan moet worden. 136 quae peragenda [sint]: ellips van sint sint is coni prae, omdat het een afh. vraag is peragenda (+ esse!): welke vorm? gerundivum van verplichting in je vertaling altijd: moeten worden quae – onz mv (de dingen die →wat) prius – welke vorm? comparativus
136Latet arbore opaca aureus et foliis et lento vimine ramus, 138Iunoni infernae dictus sacer; Verborgen in een schaduwrijke boom is een gouden tak zowel (goud) w.b. zijn bladeren als w.b. z’n buigzame stam, gewijd aan Proserpina; 137 aureus congr met ramus (hyperbaton), creëert spanning; je vraagt je de hele zin af, wát er dan van goud is. et foliis et lento vimine- abl. van betrekking bij aureus 138 Iunoni infernae – de Iuno vd Onderwereld, andere naam voor Proserpina (=Persefone) (je weet wel: die door Hades was geroofd).
138hunc tegit omnis lucus et obscuris claudunt convallibus umbrae. hem bedekt het hele woud en schaduwen omsluiten hem in donkere dalen. 138 Waarnaar verwijst hunc? naar ramus
140Sed non ante datur telluris operta subire auricomos quam quis decerpserit arbore fetus. Maar niet eerder wordt het gegeven af te dalen in de verborgen dieptes van de aarde dan als iemand de goudgebladerde tak (mv) van de boom heeft geplukt. 141 auricomos … fetus – hyperbaton decerpserit – fut ex. quis = aliquis (=iemand) Onthoud !!!! Na si, nisi, num en ne gaat ali- niet met quis- je mee! Si Nisi Num Ne Aliquis ALI-
142Hoc sibi pulchra suum ferri Proserpina munus instituit. Primo avulso non deficit alter 144aureus, et simili frondescit virga metallo. De mooie Proserpina heeft bevolen dat dit aan haar wordt gebracht als haar eigen geschenk. Nadat de eerste eraf is gehaald, ontbreekt geen tweede van goud, en groeit er een tak van hetzelfde metaal. 142 hoc – bedoeld wordt de tak hoc ferri – Aci ferri – inf praes P suum munus – predicatief, dus vertalen met …? ALS! 143 primo avulso welke constructie? abl abs non deficit – litotes (er ontbreekt niet →er is zeker)
145Ergo alte vestiga oculis et rite repertum carpe manu; namque ipse volens facilisque sequetur, 147si te fata vocant; Dus spoor (hem) op omhoogkijkend met je ogen en grijp hem volgens juist gebruik met je hand; want zelf willend en makkelijk zal hij volgen, als de lotgevallen je roepen; 145 alte, rite – bijwoord van altus, ritus vestiga – imper van vestigare 146 namque – voor welke woorden geeft dit een verklaring? carpe manu → je hebt geen mes nodig; de tak wil zelf geplukt worden (als het je lot is)
147aliter non viribus ullis vincere nec duro poteris convellere ferro. op een andere manier zul je met geen enkele kracht kunnen overwinnen en zul je hem niet kunnen afsnijden met hard ijzer. 147 aliter – welke vorm? bijwoord van alius 148 poteris – welke tijd? futurum van posse: pot-eris ferro: anachronisme; er bestond eigenlijk nog geen ijzer in de tijd van Aeneas.
149Praeterea iacet exanimum tibi corpus amici (heu nescis) totamque incestat funere classem, 151dum consulta petis nostroque in limine pendes. Bovendien ligt er een levenloos lichaam van een vriend voor jou (ach, je weet het niet) en hij bezoedelt de hele vloot met zijn lijk terwijl jij besluiten vraagt en op onze drempel verblijft. 149 exanimum corpus – nl. het lichaam van Misenus, een makker van Aeneas 150 heu nescis: Aeneas is al even bij de vloot weg, op zoek naar de Sibylle en weet niet dat in de tussentijd Misenus overleden is. De Sibylle weet, dat hij dit nu te horen krijgt. 150 incestat classem – nl. omdat hij nog geen fatsoenlijke begrafenis heeft gekregen
152Sedibus hunc refer ante suis et conde sepulcro. Duc nigras pecudes; ea prima piacula sunto. Breng hem eerst naar zijn rustplaats en leg hem in een graf. Breng zwarte schapen; zij moeten het eerste zoenoffer zijn. 152 hunc – wie wordt bedoeld? amici (=Misenus) 153 nigras pecudes – waarom zwart? omdat het offers zijn voor de goden van de Onderwereld. ea – verwijst naar nigras pecudes, maar onzijdig omdat het zich heeft aangepast aan piacula piacula = offer om de goden weer in een gunstige stemming te brengen
154Sic demum lucos Stygis et regna invia vivis aspicies.’ Dixit, pressoque obmutuit ore. Zo tenslotte zul jij de wouden van de Styx en het voor levenden ontoegankelijke rijk aanschouwen.’ Zo sprak ze en ze zweeg, nadat zij haar mond had gesloten. 154 sic demum– nl. na het vinden van de tak, het begraven van Misenus en het brengen van de offers vivis – dat. mv van vivus aanvulling bij invia 155 aspicies – futurum presso ore – abl abs